Blok 5 – week 1 – casus 2 – samenvatting
(Constitutioneel) eczeem
- Eczeem kenmerkt zich door polymorfe huidafwijkingen: erytheem, squamae, natten,
vesikels, papels, crustae, erosies en lichenificaties
- Gaat vaak samen met afwisselende jeuk en onscherpe begrenzing
- Eczeem is klinisch in 3 stadia in te delen: acuut, subacuut en chronisch
o Acuut eczeem: erytheem, oedeem, papels en vesikels → nat eczeem bij
openbarsten
o Subacuut eczeem: indroging vesikels, afname polymorfie, schilfering
o Chronisch eczeem: lichenificatie (verdikking van de huid met vergroting van de
huidstructuur), diepe groeven, livide erytheem
Pathofysiologie en histologie
- Het belangrijkste kenmerk bij acuut eczeem is spongiose (intra-epidermaal oedeem),
leidend tot papels en vesikels
- Wanneer de vesikel knapt, ontstaat nat eczeem
- Histologisch is vasodilatatie, lymfocytaire infiltratie en oedeem te zien bij roodheid en
zwelling
- Het infiltraat produceert cytokines die de verhoorning verstoren
- Het stratum granulosum verdwijnt en er is sprake van parakeratose (de hoornlaag wordt
kernhoudend)
- In de chronische fase is er sprake van acanthose (verbreding van het stratum spinosum)
door verdwijning van spongiose, verlengde retelijsten en hyperkeratose in plaats van
parakeratose
Klinisch Histologisch
Dermis Epidermis
Erytheem Vasodilatatie
Papels Lymfocyteninfiltratie Acanthose
Vesikels Spongiose
Zwelling Transsudaat
Schilfering Parakeratose
Indifferente therapie
- Er geldt in het kort: hoe natter het eczeem, des te meer water de basis moet bevatten;
hoe droger het eczeem, des te vetter moet de basis zijn
- Behandeling op basis van stadium:
o Acuut: natte omslagen (wet wrap-techniek)
o Subacuut: zinkoxidesmeersel FNA voor indrogen van de huid
o Chronisch: lanettecrème, paraffine, vaseline
- Indifferente therapie wordt vaak gecombineerd met dermatocorticosteroïden,
calcineurineremmers en/of teerpreparaten
,Constitutioneel eczeem (CE)/atopisch eczeem
- Onderdeel van het atopisch syndroom, waarbij sprake is van aanleg voor IgE-
antistofproductie als reactie op lage doses allergenen
- Vaak typische symptomen van eczeem, astma en (allergische) rhinoconjunctivitis
Kliniek
- Leeftijdsgebonden presentatie
- < 2 jaar: gelaat (m.u.v. mond-neusgebied), nat/crusteus,
gestoorde nachtrust door hevige jeuk
- Peuter: elleboog- en knieholten, polsen, hals, nek en
oogleden, exsudatie (wondvocht) neemt af
- Volwassen: chronisch, exacerbaties/remissies, xerosis cutis
(droge huid) en lichenificatie
Complicaties
- Impetiginisatie: bij kolonisatie van de huid met S. aureus kan door krabben een infectie
ontstaan. Dit uit zich door pustels, crustae en natten
- Erytrodermie: diffuse schilfering en roodheid van de huid door vasodilatatie
- Eczema herpeticum: bij HSV-infectie
Pathofysiologie
- Zowel genetische als omgevingsfactoren spelen een rol bij het ontstaan van CE
- De omgevingsfactoren bepalen uiteindelijk of de ziekte zich wel of niet uit
- Bij CE is er een overmaat aan Th2-lymfocyten, die allergische reacties stimuleren
- Infecties activeren juist Th1-cellen
- Door verminderde blootstelling aan infecties op jonge leeftijd (toegenomen hygiëne),
verschuift de Th1/Th2-balans naar Th2-dominantie, wat allergieën bevordert
- Genetische aanleg kan dit versterken
- Het kan ook ontstaan door een verminderde barrièrefunctie van de huid
- Ongeveer 30% heeft een filaggrinemutatie (essentieel voor waterbinding in het stratum
corneum en wordt geproduceerd in het stratum granulosum)
Differentiaaldiagnose
- Kinderen onder de drie maanden:
o Seborrhoïsch eczeem, luiereczeem en candidiasis
o Voorkeurslocaties: onderarmen en schenen voor constitutioneel eczeem en
oksels en het luiergebied voor seborrhoïsch eczeem
- Volwassenen:
o Contacteczeem lichen simplex chronicus, prurigo (non-)parasitaria,
toxicodermie
,Diagnostiek
- Diagnostiek vindt vaak plaats aan de hand van het klinisch beeld: een jeukende
huidaandoening met erytheem, papels, vesikels, crustae, squamae of lichenificatie
(polymorfie is vaak aanwezig maar niet obligaat)
- Atopische stigmata:
o Een witte streep na krassen over de huid (dermografie blanche)
o Een verlaagde jeukdrempel
o Huidplooitjes onder en hyperpigmentatie rond de ogen
o Laterale uitval van de wenkbrauwen
o Droge huid (xerodermie) en schubvormige schilfering van de huid (ichthyosis levior)
Criteria voor het stellen van de diagnose CE volgens Hanifin en Rajka
- Bij twijfel aan de diagnose kun je gebruik maken van de criteria van Hanifin en Rajka,
waarbij er minimaal drie major en drie minor criteria aanwezig moeten zijn
Major criteria (minimaal 3) Minor criteria (minimaal 3)
- Lokalisatie - Triggers: emoties, huidirritantia,
- Typische huidafwijkingen omgevingsfactoren, voedselallergie
- Pruritis - Rondom gelaat: bleekheid, pityriasis alba,
- Chronisch recidiverend beloop donkere wallen, erytheem, Dennie Morgan-
- Andere atopische ziekten of atopische plooi, cheilitis, plooien in de hals,
familieleden recidiverende conjunctivitis
- Complicatie: verhoogde gevoeligheid voor
huidinfecties
- Verhoogd serum IgE, positieve intracutane
tests, cataract, keratoconus, verminderde
cellulaire immuniteit
Therapie
- Niet-medicamenteuze adviezen
o Gebruik van badolie i.p.v. zeep
o Vermijden van wol/warmte
o Stressmanagement
o Dieet of sanering alleen bij aanvullende indicaties
o Verbandpakken bij ernstig chronisch eczeem
- Medicamenteus
o Lokale corticosteroïden: keuze o.b.v. ernst en locatie. Klasse 1-2 volstaat meestal;
bij ernstig CE starten met klasse 3-4
o Onderhoud: intervaltherapie (bijv. 2-4 dagen per week corticosteroïden), andere
dagen indifferente therapie
o Afbouwen voorkomt tachyfylaxie en vermindert bijwerkingen
, Contact allergie en allergologisch onderzoek
- Veranderde immuunreactie bij herhaald contact met een allergeen
- Er is altijd voorafgaande sensibilisatie nodig
Type I: anafylactisch (IgE-gemedieerd)
- Snelle reactie (< 30 min.), door IgE-binding op mestcellen met afgifte van o.a.
histamine, leidend tot:
o Chemotaxis, vasodilatatie, oedeem, microthrombi, bronchoconstrictie
o Allergenen: inhalatie-, voedsel, medicatie, insectensteken (wesp, bij, hommel,
daas)
o Symptomen:
▪ Graad 1: urticaria, jeuk
▪ Graad 2: urticaria, angio-oedeem, GI-klachten
▪ Graad 3: zoals graad 2 + dyspneu
▪ Graad 4: hypotensie → anafylactische shock
o Diagnostiek: totaal IgE, eosinofielen, RAST/Phadiatop, priktest, intracutane test,
provocatietest (nasaal/conjunctivaal/bronchiaal/oraal/cutaan)
Type II: cytotoxisch (IgG/IgM-gemedieerd)
- Antistof tegen lichaamseigen cellen
- Voorbeeld zijn auto-immuun, hemolytische anemie en Hashimoto-thyreoïditis
Type III: immuuncomplex gemedieerd
1. Lokaal: Arthus-reactie, hier kunnen immuuncomplexen bijvoorbeeld neerslaan in de
vaatwand en een ontsteking veroorzaken (vasculitis)
2. Systemisch: reumatoïde artritis, serumziekte
Type IV: vertraagd (T-cel gemedieerd)
- Reactie > 24 uur, vaak contactallergie
1. Sensitatiefase: allergeen bindt aan Langerhanscellen, die T-cellen activeren
in lymfeklieren
2. Effectorfase: herhaald contact → T-cel-inflammatie in huid
3. Diagnostiek via epicutane test/type IV test
▪ Patiënt krijg plakkers op rug, na 24-48 uur is een reactie te verwachten
▪ Belangrijk dat patiënten niet aan de rug komen of krabben, de rug mag
ook niet nat worden
4. Belangrijke allergenen:
▪ Paraphenyleendiamine (PPD): haarverf, henna, donkere kleding, rubber,
inkt
▪ Nikkel en kobalt: sieraden, metalen onderdelen van kleding, verf,
pigment, cement
(Constitutioneel) eczeem
- Eczeem kenmerkt zich door polymorfe huidafwijkingen: erytheem, squamae, natten,
vesikels, papels, crustae, erosies en lichenificaties
- Gaat vaak samen met afwisselende jeuk en onscherpe begrenzing
- Eczeem is klinisch in 3 stadia in te delen: acuut, subacuut en chronisch
o Acuut eczeem: erytheem, oedeem, papels en vesikels → nat eczeem bij
openbarsten
o Subacuut eczeem: indroging vesikels, afname polymorfie, schilfering
o Chronisch eczeem: lichenificatie (verdikking van de huid met vergroting van de
huidstructuur), diepe groeven, livide erytheem
Pathofysiologie en histologie
- Het belangrijkste kenmerk bij acuut eczeem is spongiose (intra-epidermaal oedeem),
leidend tot papels en vesikels
- Wanneer de vesikel knapt, ontstaat nat eczeem
- Histologisch is vasodilatatie, lymfocytaire infiltratie en oedeem te zien bij roodheid en
zwelling
- Het infiltraat produceert cytokines die de verhoorning verstoren
- Het stratum granulosum verdwijnt en er is sprake van parakeratose (de hoornlaag wordt
kernhoudend)
- In de chronische fase is er sprake van acanthose (verbreding van het stratum spinosum)
door verdwijning van spongiose, verlengde retelijsten en hyperkeratose in plaats van
parakeratose
Klinisch Histologisch
Dermis Epidermis
Erytheem Vasodilatatie
Papels Lymfocyteninfiltratie Acanthose
Vesikels Spongiose
Zwelling Transsudaat
Schilfering Parakeratose
Indifferente therapie
- Er geldt in het kort: hoe natter het eczeem, des te meer water de basis moet bevatten;
hoe droger het eczeem, des te vetter moet de basis zijn
- Behandeling op basis van stadium:
o Acuut: natte omslagen (wet wrap-techniek)
o Subacuut: zinkoxidesmeersel FNA voor indrogen van de huid
o Chronisch: lanettecrème, paraffine, vaseline
- Indifferente therapie wordt vaak gecombineerd met dermatocorticosteroïden,
calcineurineremmers en/of teerpreparaten
,Constitutioneel eczeem (CE)/atopisch eczeem
- Onderdeel van het atopisch syndroom, waarbij sprake is van aanleg voor IgE-
antistofproductie als reactie op lage doses allergenen
- Vaak typische symptomen van eczeem, astma en (allergische) rhinoconjunctivitis
Kliniek
- Leeftijdsgebonden presentatie
- < 2 jaar: gelaat (m.u.v. mond-neusgebied), nat/crusteus,
gestoorde nachtrust door hevige jeuk
- Peuter: elleboog- en knieholten, polsen, hals, nek en
oogleden, exsudatie (wondvocht) neemt af
- Volwassen: chronisch, exacerbaties/remissies, xerosis cutis
(droge huid) en lichenificatie
Complicaties
- Impetiginisatie: bij kolonisatie van de huid met S. aureus kan door krabben een infectie
ontstaan. Dit uit zich door pustels, crustae en natten
- Erytrodermie: diffuse schilfering en roodheid van de huid door vasodilatatie
- Eczema herpeticum: bij HSV-infectie
Pathofysiologie
- Zowel genetische als omgevingsfactoren spelen een rol bij het ontstaan van CE
- De omgevingsfactoren bepalen uiteindelijk of de ziekte zich wel of niet uit
- Bij CE is er een overmaat aan Th2-lymfocyten, die allergische reacties stimuleren
- Infecties activeren juist Th1-cellen
- Door verminderde blootstelling aan infecties op jonge leeftijd (toegenomen hygiëne),
verschuift de Th1/Th2-balans naar Th2-dominantie, wat allergieën bevordert
- Genetische aanleg kan dit versterken
- Het kan ook ontstaan door een verminderde barrièrefunctie van de huid
- Ongeveer 30% heeft een filaggrinemutatie (essentieel voor waterbinding in het stratum
corneum en wordt geproduceerd in het stratum granulosum)
Differentiaaldiagnose
- Kinderen onder de drie maanden:
o Seborrhoïsch eczeem, luiereczeem en candidiasis
o Voorkeurslocaties: onderarmen en schenen voor constitutioneel eczeem en
oksels en het luiergebied voor seborrhoïsch eczeem
- Volwassenen:
o Contacteczeem lichen simplex chronicus, prurigo (non-)parasitaria,
toxicodermie
,Diagnostiek
- Diagnostiek vindt vaak plaats aan de hand van het klinisch beeld: een jeukende
huidaandoening met erytheem, papels, vesikels, crustae, squamae of lichenificatie
(polymorfie is vaak aanwezig maar niet obligaat)
- Atopische stigmata:
o Een witte streep na krassen over de huid (dermografie blanche)
o Een verlaagde jeukdrempel
o Huidplooitjes onder en hyperpigmentatie rond de ogen
o Laterale uitval van de wenkbrauwen
o Droge huid (xerodermie) en schubvormige schilfering van de huid (ichthyosis levior)
Criteria voor het stellen van de diagnose CE volgens Hanifin en Rajka
- Bij twijfel aan de diagnose kun je gebruik maken van de criteria van Hanifin en Rajka,
waarbij er minimaal drie major en drie minor criteria aanwezig moeten zijn
Major criteria (minimaal 3) Minor criteria (minimaal 3)
- Lokalisatie - Triggers: emoties, huidirritantia,
- Typische huidafwijkingen omgevingsfactoren, voedselallergie
- Pruritis - Rondom gelaat: bleekheid, pityriasis alba,
- Chronisch recidiverend beloop donkere wallen, erytheem, Dennie Morgan-
- Andere atopische ziekten of atopische plooi, cheilitis, plooien in de hals,
familieleden recidiverende conjunctivitis
- Complicatie: verhoogde gevoeligheid voor
huidinfecties
- Verhoogd serum IgE, positieve intracutane
tests, cataract, keratoconus, verminderde
cellulaire immuniteit
Therapie
- Niet-medicamenteuze adviezen
o Gebruik van badolie i.p.v. zeep
o Vermijden van wol/warmte
o Stressmanagement
o Dieet of sanering alleen bij aanvullende indicaties
o Verbandpakken bij ernstig chronisch eczeem
- Medicamenteus
o Lokale corticosteroïden: keuze o.b.v. ernst en locatie. Klasse 1-2 volstaat meestal;
bij ernstig CE starten met klasse 3-4
o Onderhoud: intervaltherapie (bijv. 2-4 dagen per week corticosteroïden), andere
dagen indifferente therapie
o Afbouwen voorkomt tachyfylaxie en vermindert bijwerkingen
, Contact allergie en allergologisch onderzoek
- Veranderde immuunreactie bij herhaald contact met een allergeen
- Er is altijd voorafgaande sensibilisatie nodig
Type I: anafylactisch (IgE-gemedieerd)
- Snelle reactie (< 30 min.), door IgE-binding op mestcellen met afgifte van o.a.
histamine, leidend tot:
o Chemotaxis, vasodilatatie, oedeem, microthrombi, bronchoconstrictie
o Allergenen: inhalatie-, voedsel, medicatie, insectensteken (wesp, bij, hommel,
daas)
o Symptomen:
▪ Graad 1: urticaria, jeuk
▪ Graad 2: urticaria, angio-oedeem, GI-klachten
▪ Graad 3: zoals graad 2 + dyspneu
▪ Graad 4: hypotensie → anafylactische shock
o Diagnostiek: totaal IgE, eosinofielen, RAST/Phadiatop, priktest, intracutane test,
provocatietest (nasaal/conjunctivaal/bronchiaal/oraal/cutaan)
Type II: cytotoxisch (IgG/IgM-gemedieerd)
- Antistof tegen lichaamseigen cellen
- Voorbeeld zijn auto-immuun, hemolytische anemie en Hashimoto-thyreoïditis
Type III: immuuncomplex gemedieerd
1. Lokaal: Arthus-reactie, hier kunnen immuuncomplexen bijvoorbeeld neerslaan in de
vaatwand en een ontsteking veroorzaken (vasculitis)
2. Systemisch: reumatoïde artritis, serumziekte
Type IV: vertraagd (T-cel gemedieerd)
- Reactie > 24 uur, vaak contactallergie
1. Sensitatiefase: allergeen bindt aan Langerhanscellen, die T-cellen activeren
in lymfeklieren
2. Effectorfase: herhaald contact → T-cel-inflammatie in huid
3. Diagnostiek via epicutane test/type IV test
▪ Patiënt krijg plakkers op rug, na 24-48 uur is een reactie te verwachten
▪ Belangrijk dat patiënten niet aan de rug komen of krabben, de rug mag
ook niet nat worden
4. Belangrijke allergenen:
▪ Paraphenyleendiamine (PPD): haarverf, henna, donkere kleding, rubber,
inkt
▪ Nikkel en kobalt: sieraden, metalen onderdelen van kleding, verf,
pigment, cement