1.1 de organisatiestructuur: is de wijze waarop taken binnen een organisatie zijn verdeeld en waarop
vervolgens afstemming tussen deeltaken tot stand wordt gebracht.
Waarom belang organisatiestructuren toeneemt:
1. nieuwe generatie ondernemers en werkers die zich aandienen. Veel jongeren zijn nu digitaal
geïnformeerd en geschoold en minder geneigd om in structuren te denken dan oudere
generaties
2. als maar toenemende concurrenten, wie niet snel kan anticiperen op marktontwikkelingen
trekt aan het kortste eind.
3. Flexibiliteit, snelheid en one pagers worden waarschijnlijk de randvoorwaarden voor succes
in de toekomst.
Theorie van Mintzberg:
Hij ontwikkelde een model om organisaties makkelijker in te delen en te herkennen. Binnen dat
model wordt vooral gekeken naar dat deel van de organisatie dat de meeste invloed heeft op het
resultaat, het zogenaamde dominante organisatiedeel. Daarnaast wordt gekeken naar de meest
gebruikte manier om activiteiten in een organisatie te sturen en op elkaar af te stemmen, het
belangrijkste coordinatiemechanisme.
Volgens Mintzberg bestaan organisatiestructuren feitelijk uit zes onderdelen. Het belangrijkste
onderdeel hiervan bepaalt de aard van de organisatie.
De zes organisatieonderdelen zijn:
1. De strategische top: denk aan de directie van een organisatie
2. Het lijnmanagement: ook wel het middenkader genoemd
3. De werkvloer: verantwoordelijk voor uitvoering van de werkzaamheden
4. De ondersteunende staf (support): afdelingen als personeelszaken en facility management.
5. De technostructuur: ondersteunende stafafdelingen zoals planning, IT of logistiek
6. De ideologie: de bedrijfscultuur, normen en waarden en anderen niet-materiele doelen.
,Volgens mintzberg beschikken organisaties over zes interne coordinatiemechanismen. Deze
mechanismen zorgen voor afstemming binnen de organisatie (doel hoe kan de organisatie samen
werken aan de doelen behalen):
1. Onderlinge afstemming: medewerkers zullen tijdens hun samenwerking of informele
contacten elkaar corrigeren of helpen, zo krijgen ze samen duidelijk wat gedaan moet worden
om de doelen te behalen.
2. Directe supervisie: de manager zal meekijken en bijsturen waar nodig.
3. Standaardisatie van werkprocessen: hierbij is voor elke handeling een voorschrift van hoe
het precies moet. De medewerkers hoeven hierdoor bijna niet zelf meer na te denken.
Minder kans op fouten maar ook minder creativiteit.
4. Standaardisatie van output: De organisatie heeft duidelijke output eisen (resultaat doelen)
gebeurt vaak bij hele grote organisaties
5. Standaardisatie van kennis en vaardigheden: hierbij stel je als organisatie eisen aan bepaald
opleidingsniveau of werkervaring
6. Standaardisatie van normen/ideologie: in de organisatie worden bepaalde gedrags regels
goed nageleefd door de organisatieleden (bijvoorbeeld goede doelen en kerken)
Zevental organisatietypen die Mintzberg onderscheidt:
1. Entrepreneurial organisation (eenvoudige structuur): strategische top, direct toezicht
2. Machine organisation (machinebureaucratie): Technostructuur, standaardisatie van
werkprocessen
3. Professional organisation (professionele bureaucratie): de operationele kern,
standaardisatie van kennis en vaardigheden
4. Diversified organisation (divisiestructuur):het middenkader, standaardisatie van output
5. Innovative organization (adhocratie): de ondersteunende staf, onderlinge afstemming
6. Missionary organization (zendingsorganisatie):de ideologie van de
organisatie ,standaardisatie van normen
7. Political organization (chaos) ( politieke organisatie): geen, geen
Basisregels voor organisatties:
- Hoe ouder een organisatie is, hoe meer geformaliseerd haar gedrag
- Hoe groter een organisatie is, hoe meer geformaliseerd haar gedrag
- Hoe groter een organisatie is, hoe meer haar structuur uitgewerkt
- Hoe groter een organisatie, hoe groter de omvang van de gemiddelde werkunits
- De organisatiestructuur hangt meer af van de levensfase van de industrie, dan van de leeftijd
van de organisatie zelf
- Hoe meer het technische productieproces gereguleerd is, hoe meer bureaucratie in de
organisatie
- Hoe complexer het productieproces is, hoe groter en hoe professioneler de ondersteunende
staf
- Bij verregaande robotisering van het productieproces verminderd de bureaucratie sterk en
wordt de organisatie meer organisch
- Hoe dynamischer de omgeving, hoe meer organisch de organisatiestructuur
- Hoe complexer de omgeving, hoe meer gedecentraliseerd de structuur
, - Hoe diverser de markten van een organisatie hoe groter de kansen van marktconforme
indeling van het organogram
- In een zeer bedreigende omgeving wordt de macht in een organisatie (tijdelijk)
gecentraliseerd
- Hoe groter de externe controle over een organisatie is, hoe meer de structuur
gecentraliseerd en geformaliseerd
- Een verdeelde externe coalitie leidt tot een interne politiek verdeelde organisatie, en
andersom
De belangrijkste elementen om een organisatiestructuur te bouwen/beschrijven zijn:
- Specialisatie
- Formalisering van gedrag
- Training
- Indoctrinatie
- Groepering van werkunits
- Omvang van werkunits
- Planning en controlesystemen
- Verbindingsmiddelen
- Decentralisatie
1.2 organisatievormen:
1. de lijnorganisatie: Een organisatie waarbij boven elke werknemer een manager staat en
waarin de taken opgedeeld zijn in logisch bij elkaar horende afdelingen.
Voordelen: verantwoordelijkheid is duidelijk en eenvoudig vast te stellen, bevoegdheden zijn
afgebakend, taken en verantwoordelijkheden zijn duidelijk bepaald, beslissen kan snel gaan
Nadelen: bureaucratie (veel regels en lange lijnen), eilandjes in plaats van samenwerking,
doorgaansminder arbeidsverdeling en specialisatie, managers als controleurs, niet flexibel
(alles ligt vast)