100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting literatuur Psychology - Inleiding in de Psychologie (6461PS002Y)

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
60
Geüpload op
10-06-2025
Geschreven in
2022/2023

Samenvatting van de verplichte literatuur voor het vak Inleiding in de Psychologie. Een verplicht vak voor de bachelor Psychologie aan de Universiteit van Leiden. Alle hoofdstukken zijn hierin behandeld.

Instelling
Vak











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Gekoppeld boek

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Ja
Geüpload op
10 juni 2025
Aantal pagina's
60
Geschreven in
2022/2023
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

H1: Background to the Study of Psychology
Psychologie = de wetenschap van gedrag en geest
- Gedrag: observeerbare acties van persoon of dier
- Geest, cognitie, mind: individuele ervaringen, ideeen, geheugen, gedachten enz. Subjectief
dus.
Psychologie verbindt andere vakgebieden met elkaar.
1879: Wilhelm Wundt opent eerste psychologie lab  founding
3 oorspronkelijke ideeën voor psychologie:
1. Gedrag en mentale ervaringen hebben lichamelijke oorzaken die wetenschappelijk
bestudeert kunnen worden.
2. De manier waarop mensen zich gedragen, denken en voelen verandert over tijd door hun
ervaringen in hun omgeving.
3. Hoe men denkt is een gevolg van evolutie door natuurlijke selectie.
Idee 1: lichamelijke oorzaak gedrag
Dualisme
Vroeger (tot 18e eeuw) hield men (en kerk) vol dat ieder persoon uit 2 aparte, maar wel verbonden,
delen bestaat: een (materieel) lichaam en een (immaterieel) ziel. (=dualisme)
Lichaam zou wel wetenschappelijk onderzocht kunnen worden, de ziel niet.
Descartes dacht anders over het dualisme dan anderen. Descartes visie was dat het lichaam zelf
bepaalde processen (beweging, ademhaling enz) in stand hield, terwijl andere dualisten dachten dat
de ziel dat allemaal deed. Ook dacht descartes dat dieren geen ziel hadden, en dat alles wat een dier
kan doen, dus gebeurt zonder gebruik van de ziel.
Descartes had bedacht dat geest en lichaam verbonden worden door een klein orgaan tussen de
twee hersenhelften, nu ook wel pijnappelklier genoemd. (Cartesiaans dualisme)
Cartesiaans dualisme biedt maar zeer beperkte verklaringen: hoe kan een immaterieel iets
interacteren met een materieel iets? En het plaats onderwerpen buiten de wetenschap.
Materialisme
Thomas Hobbes dacht dat de geest een betekenisloos concept was en dat niks bestaat, behalve
materie en energie alles is materieel. Volgens Hobbes kan het mensenlijk gedrag verklaard worden
door lichamelijke processen in het lichaam, met name in het brein. (=materialisme)
Reflexpsychologie
Sommige mensen begonnen te denken dat al het menselijk gedrag gebeurt door reflexen. Ook
vrijwillige acties zouden complexe reflexen zijn die hogere delen van het brein gebruiken. Ze hadden
namelijk ontdekt dat het zenuwstelsel in en uitvoerende zenuwbanen hebben.


Ook werd er (later) ontdekt dat het brein meerdere gebieden heeft. Dus een gebied voor het zicht,
een ander gebied voor het gehoor enz. Wanneer er beschadigingen zijn werkt dat dus minder
(logisch right). BIjv gebied van Broca: spraakgebrek. Maar dit soort bewijs, voor relaties tussen geest
en lichaam (brein en lichaam) hebben wel bijgedragen aan het wetenschappelijke psychologie. Want
het gaf een beter beeld (?) voor het idee van het materialisme (materiele basis voor mentale
processen).

,Idee 2: gevormd door ervaringen
Empirisme
Empirisme = kennis en gedachten zijn een gevolg van zintuigelijke waarnemingen.
Locke zag het brein van een baby als een ‘schone lei’ (tabula rasa) die beschreven werd door
ervaringen van het kind.
Ervaringen worden gekoppeld aan wat er gebeurd zegmaar  complexe ideeen en gedachten
worden gevormd.
Law of association of contiguity = men koppelt twee concepten enz aan elkaar als ze tegelijkertijd of
vlak na elkaar plaatsvinden.
Nativisme
Nativisme is het tegenovergestelde van empirisme. Nativisme = men wordt geboren met basic
kennis enz en dat hoeft niet door ervaringen ontwikkeld te worden. Men heeft aangeboren
vaardigheden nodig om uberhaupt iets te kunnen leren.
Twee soorten kennis (door Immanuel Kant)
- A priori kennis = aangeboren
- A posteriori kennis = wordt opgedaan door ervaringen uit de omgeving
Je hebt a priori nodig voor a posteriori.
Idee 3: evolutie door natuurlijke selectie
Darwin: soorten evolueren over generaties. Individuen verschillen van elkaar door mutaties. Beter
aangepaste individuen leven langer en geven hun genen weer door. Daardoor heeft gedrag een
bepaalde functie. Menselijk gedrag is ontstaan in de loop van de evolutie. Later: functionalisme
8 perspectieven van gedrag
1. Evolutie:
a. Hoe of waarom is bepaald gedrag in de loop van de evolutie ontstaan?
b. Welk gedrag verhoogt kans op overleven en voortplanten?
2. Genen:
a. Hoe groot is de bijdrage van de genen aan de variabiliteit van een eigenschap?
3. Biopsychologie / zenuwstelsel:
a. Welke delen van zenuwstelsel betrokken bij welk gedrag?
i. Linker hersenhelft = approach-motivation.
ii. Rechter hersenhelft = withdrawal-motivation
b. Invloed van hormonen, medicatie enz op gedrag.
4. Ontwikkeling:
a. Gedragsverandering met leeftijd (en onderliggende processen)
5. Leren:
a. Verandering van gedrag door ervaring
6. Cognitief (kennis/overtuigingen):
a. Gedrag verklaren vanuit mentale processen (denken, overtuigingen, herinneringen;
onbewust en bewust)
7. Sociaal:
a. Gedrag verklaren vanuit invloed van sociale omgeving: sociale druk.
b. Hoe 2 groepen zich tegenover elkaar gedragen
8. Cultureel:
a. Gedrag verklaren vanuit de cultuur waarin je leeft
b. Andere normen en waarden in andere culturen

,H2: Methods of Psychology
Wetenschap: het beantwoorden van vragen door het systematisch verzamelen en analyseren van
observeerbare data
- Formele wetenschap
- Empirische wetenschap  observaties
۰ Sociale wetenschap
۰ Natuurwetenschap
Theorie: een idee, of conceptueel model, gebruikt voor het uitleggen van bestaande observaties en
het maken van voorspellingen over nieuwe waarnemingen die plaats kunnen vinden.
Hypothese: een voorspelling, over nieuwe waarnemingen, die is gemaakt vanuit de theorie
Observatiestheoriehypothesenieuwe experimentennieuwe observatiesnieuwe theorie…..
Lessen n.a.v. Clever Hans (dat paard dat kon ‘rekenen’) over wetenschappelijk onderzoek
1. Blijf sceptisch. Een experiment wordt betrouwbaarder naarmate het meer uitgevoerd wordt.
2. Zorgvuldige observaties onder gecontroleerde omstandigheden zijn van belang. Zo zijn er
(hopelijk) minder andere factoren die de resultaten beïnvloeden.
3. Probleem van observer-expectancy effect: onderzoeker beïnvloedt (onbewust) het resultaat
a. Ideomotor effect: zeer kleine, onbewuste (hand)bewegingen van facilitator zijn al
voldoende om hand te sturen.
b. Subject-expectancy effect: als bijv een patient verwacht dat iets gaat werken, werkt
het misschien ook zonder dat er iets gedaan is (placebo effect)
Dimensies onderzoeksmethoden:
1. Opzet:
a. Experiment: een methode waarin de onderzoeker een of meer onafhankelijke
variabelen systematisch manipuleert (varieert), waarna hij kijkt of er een of
meerdere afhankelijke variabelen veranderen.
i. Within-subject experiment: meerdere testen bij 1 persoon in verschillende
omstandigheden van onafhankelijke variabele
ii. Between-group experiment: meerdere groepen (random toewijzing) met elk
verschillende omstandigheden van onafhankelijke variabele
b. Correlationeel: onderzoeker manipuleert geen variabelen, maar observeert of meet
twee (of meer) al bestaande afhankelijke variabelen om relaties ertussen te vinden.
Geen oorzaak-gevolg!!!
c. Beschrijvend: het beschrijven van gedrag van een individueel (of een groep) zonder
beïnvloeding van relaties tussen verschillende variabelen.
2. Omgeving:
a. Laboratorium onderzoek: elk onderzoek waarin de subjects in een speciaal
ingerichte omgeving komen wat is zodat de onderzoeker de juiste faciliteiten heeft,
maar ook zodat de onderzoeker controle heeft over wat het subject ervaart zegmaar
b. veldonderzoek: elk onderzoek waarin de onderzoeker geen controle heeft over de
subjects ervaringen. (dus gewoon ‘normale’ omgevingen)
3. Verzameling van data:
a. Zelfrapportage: men is gevraagd zijn eigen gedrag/mentale toestand te
beoordelen/beschrijven.
i. Introspectie: persoonlijke waarnemingen van je eigen gedachten, ideeën en
gevoelens.  subjectief

, b. Observatie: onderzoekers observeren (en nemen op) het gedrag of interesse ipv dat
het subject dit zelf verteld zegmaar.
i. Natuurlijke observatie: onderzoeker vermijdt interferentie van het gedrag
van de deelnemer
ii. Test: onderzoeker is wel gewoon in contact
1. Hawthorne effect kan optreden: men gedraagt zich anders als ze
bekeken worden
a. Kan vermeden worden door habituatie (vermindering van
reactie wanneer stimulus herhaaldelijk of continu aanwezig
is)
Statistische methodes
1. Beschrijvende statistiek:
a. samenvatten van set data, beschrijven correlatie
2. Verklarende statistiek: (inferentiële statistiek)
a. Hoe zeker je kan zijn van de resultaten
i. Statistisch significante resultaten: de resultaten die waarschijnlijk niet het
resultaat zijn van ‘kans’
Bias = afwijkingen die veroorzaakt worden door factoren buiten de onderzoekshypothese om
- Verschil bias en random variatie: bias kan niet geïdentificeerd of gecorrigeerd worden door
statistische technieken. Waar random variatie alleen de kans verkleint dat onderzoekers
statistische significante resultaten vinden, kan bias ervoor zorgen dat er een foute conclusie
wordt getrokken terwijl een irrelevante factor de afwijking heeft veroorzaakt.
Goede meting is betrouwbaar en valide:
- Betrouwbaarheid: heeft te maken met meetfouten, niet bias. Het is betrouwbaar wanneer
het onderzoek meerdere malen herhaald wordt en vergelijkbare resultaten eruit komen
۰ Repliceerbare betrouwbaarheid: herhaling
۰ Interobserver betrouwbaarheid: meerdere onderzoekers die tegelijk observeren
- Validiteit (geldigheid): wel te maken met bias. Het is valide wanneer er wordt gemeten wat
ook de bedoeling is dat er gemeten zou worden.
۰ Face validity: mate waarin het experiment meet wat het hoort te meten
۰ Criterium validiteit: onderzoeken of een test een voorspellende waarde heeft
Kwesties waar rekening mee gehouden moet worden ivm ethiek:
1. Recht op privacy
2. Mogelijkheid van ongemak en schade
3. Het is niet toegestaan om deelnemers te misleiden



H3: Genetics and Evolutionary Foundations of Behavior
Genetische variatie heeft 2 bronnen:
- Mutaties (Darwin)
۰ alle soorten gelijk aan elkaar vanwege de voorouders.
۰ Alle soorten zijn uniek doordat natuurlijke selectie ervoor heeft gezorgd dat alle
soorten zijn aangepast aan de omgeving waar ze in leven.
- Herschikking genen (Mendel)

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
lianneotte Universiteit Leiden
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
19
Lid sinds
6 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
39
Laatst verkocht
1 week geleden

3.0

1 beoordelingen

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen