Thema 4: Genetica
1. Kruisingsexpirementen van Mendel
>De experimenten van Mendel
regor Johann Mendel: plantkundige aan universiteit van Wenen, de grondlegger van de
G
erfelijkheidsleer, experimenteerde met erwten en onderbouwt dit wiskundig en statistisch
Erwten zijn ideaal voor het uitvoeren van specifieke kruisingen:
- ze zijnzelf- en kruisbestuivers
- ze zijn makkelijk ingroteaantallente kweken
- ze producerenveelnageslacht
- het zijnéénjarigeplanten → je kan op korte tijdveel generaties bestuderen
- ze hebben van nature veel opvallendeuiterlijke kenmerken(zaadkleur, bloemkleur,
peulkleur) die hebben verschillende uitingsvormen offenotypes
Parentale generatie (P):raszuiver/ homozygoten
⇒kruisbestuiving
Eerstdochtergeneratie (F1 -generatie)
⇒zelfbestuiving
Tweededochtergeneratie (F2-generatie)
3:1 verhouding
onclusie van Mendel ⇒een van de twee fenotypes verdweenin de F1-generatie, maar dook beperkt
C
opnieuw op in de F2- generatie in een 3:1-verhouding
>Basisbegrippen van de erfelijkheidsleer
et fenotype wordt telkens doorgegeven aan de volgende generatie
H
erffactoren= genen, varianten van een gen zijnallelen
→verschillende fenotypes van een kenmerk
ominant: komt altijd tot uiting
d
recessief: komt niet altijd tot uiting
iploïdecellen hebben2allelen(1 vd vader, 1 vdmoeder)
d
2 dezelfde allelen van één gen =homozygoot
2 verschillende allelen van één gen =heterozygoot
Haploïdevoortplantingscellen zijngameten, hebben1allelHomozygote: gameten hebben 1 mogelijk
allel
Heterozygote: gameten met willekeurig één vd 2 allelen⇒ 2
versch gameten, elk met ander allel
, 2. Monohybride kruising met dominante overerving
= kruising tussen organismen met de focus op één kenmerk
Fenotype: 3:1 Genotype: 1:2:1
Kruisingsschema:
. Het kenmerk krijgt een letter
1
2.P: genotype van de ouders
3.Gam: gameten van de ouders
4.F1 en F2: vierkant van Punnett
5. Fenotype en procentueel voorkomen
Genotype: homozygoot dominant (GG)
1
2 heterozygoot (Gg)
1 homozygoot recessief (gg)
Fenotype: gele zaden (G)
3
1 groene zaden (g)
niformiteitswet:bij de kruising van homozygote individuenzijn het fenotype en het genotype van
U
de F1nakomeling identiek.
S plitsingswet:de twee allelen van een gen wordengescheiden tijdens de gameetvorming. Bij de
bevruchting combineren de mannelijke en vrouwelijke allelen willekeurig en onafhankelijk van elkaar.
Z iekte van Huntington: Een erfelijke hersenziektedoor een mutatie in het HTT-gen, die bewegingen, cognitie en emotie
aantast en uiteindelijk dodelijk is.
ucoviscidose: Een erfelijke ziekte door mutatiesin het CFTR-gen, die taai slijm veroorzaakt en long- en
M
spijsverteringsproblemen geeft.
1. Kruisingsexpirementen van Mendel
>De experimenten van Mendel
regor Johann Mendel: plantkundige aan universiteit van Wenen, de grondlegger van de
G
erfelijkheidsleer, experimenteerde met erwten en onderbouwt dit wiskundig en statistisch
Erwten zijn ideaal voor het uitvoeren van specifieke kruisingen:
- ze zijnzelf- en kruisbestuivers
- ze zijn makkelijk ingroteaantallente kweken
- ze producerenveelnageslacht
- het zijnéénjarigeplanten → je kan op korte tijdveel generaties bestuderen
- ze hebben van nature veel opvallendeuiterlijke kenmerken(zaadkleur, bloemkleur,
peulkleur) die hebben verschillende uitingsvormen offenotypes
Parentale generatie (P):raszuiver/ homozygoten
⇒kruisbestuiving
Eerstdochtergeneratie (F1 -generatie)
⇒zelfbestuiving
Tweededochtergeneratie (F2-generatie)
3:1 verhouding
onclusie van Mendel ⇒een van de twee fenotypes verdweenin de F1-generatie, maar dook beperkt
C
opnieuw op in de F2- generatie in een 3:1-verhouding
>Basisbegrippen van de erfelijkheidsleer
et fenotype wordt telkens doorgegeven aan de volgende generatie
H
erffactoren= genen, varianten van een gen zijnallelen
→verschillende fenotypes van een kenmerk
ominant: komt altijd tot uiting
d
recessief: komt niet altijd tot uiting
iploïdecellen hebben2allelen(1 vd vader, 1 vdmoeder)
d
2 dezelfde allelen van één gen =homozygoot
2 verschillende allelen van één gen =heterozygoot
Haploïdevoortplantingscellen zijngameten, hebben1allelHomozygote: gameten hebben 1 mogelijk
allel
Heterozygote: gameten met willekeurig één vd 2 allelen⇒ 2
versch gameten, elk met ander allel
, 2. Monohybride kruising met dominante overerving
= kruising tussen organismen met de focus op één kenmerk
Fenotype: 3:1 Genotype: 1:2:1
Kruisingsschema:
. Het kenmerk krijgt een letter
1
2.P: genotype van de ouders
3.Gam: gameten van de ouders
4.F1 en F2: vierkant van Punnett
5. Fenotype en procentueel voorkomen
Genotype: homozygoot dominant (GG)
1
2 heterozygoot (Gg)
1 homozygoot recessief (gg)
Fenotype: gele zaden (G)
3
1 groene zaden (g)
niformiteitswet:bij de kruising van homozygote individuenzijn het fenotype en het genotype van
U
de F1nakomeling identiek.
S plitsingswet:de twee allelen van een gen wordengescheiden tijdens de gameetvorming. Bij de
bevruchting combineren de mannelijke en vrouwelijke allelen willekeurig en onafhankelijk van elkaar.
Z iekte van Huntington: Een erfelijke hersenziektedoor een mutatie in het HTT-gen, die bewegingen, cognitie en emotie
aantast en uiteindelijk dodelijk is.
ucoviscidose: Een erfelijke ziekte door mutatiesin het CFTR-gen, die taai slijm veroorzaakt en long- en
M
spijsverteringsproblemen geeft.