Kritieke zorg: Spoedgevallenzorg - Lieselotte Danneels
1. Spoedgevallenzorg
● Hoofddoel van de spoedafdeling:
1. Zorg verlenen aan patiënten met dringende medische problemen.
2. Behandelt klachten die acuut ontstaan en nood hebben aan onmiddellijke
gespecialiseerde zorg.
● Twee types spoeddiensten in België:
1. Gespecialiseerde spoedgevallenzorg (GS):
■ Moet vitale functies vrijwaren, stabiliseren en herstellen.
■ Altijd bemand met minstens twee gespecialiseerde
verpleegkundigen en een arts.
■ Verplicht beroepstitel in intensieve zorg en spoedgevallenzorg voor
verpleegkundigen.
2. Eerste opvang spoedgevallen:
■ Voor ziekenhuizen zonder GS.
■ Geen gespecialiseerde titel vereist bij verpleegkundigen.
■ Behandelt minder complexe of initiële medische hulpvragen.
2. Dringende Geneeskundige Hulpverlening (DGH)
2.1 Structuur in Europa
● Elk land heeft een systeem (EMS) voor prehospitale spoedzorg.
● Doel: tijd tussen incident en behandeling (therapievrij interval) zo kort mogelijk
houden.
● Startpunt: lekenhulp (bv. burger die eerste hulp biedt), gevolgd door inzet van
professionele hulpdiensten.
2.2 DGH in België
● Door de federale overheid georganiseerd en gecontroleerd systeem.
● Zorgt voor permanente en snelle medische zorg voor elke burger met een urgent
probleem.
2.2.1 Burgerplicht tot hulpverlening
● Volgens het Belgisch strafwetboek (art. 422bis en 422ter):
○ Elke burger moet hulp bieden aan personen in gevaar, mits hij zichzelf niet
in gevaar brengt.
○ Deze plicht geldt bij rechtstreeks waarnemen of via informatie van derden.
2.2.2 Wettelijk kader van de DGH
● Wet van 8 juli 1964 legde de basis van het systeem.
● Eerste hulpdiensten actief sinds 1956 (poliomyelitiscrisis).
● Jaarlijks ±600.000 interventies via de hulpcentrale.
1
, Belangrijkste krachtlijnen van de DGH-wetgeving
● Éénvormig oproepsysteem:
○ Hulpnummer: 100 (nu ook Europees nummer 112).
○ Voor niet-politionele noodhulp zoals medische of brandweerinterventies.
● Eerstehulp ter plaatse:
○ Hulpverleners (ambulanciers, PIT, MUG) zijn opgeleid om ter plaatse hulp te
bieden.
○ Ambulanciers volgen opleiding van 120u + 40u stage, met verplichte
jaarlijkse bijscholing (24u).
● Vervoer naar erkend ziekenhuis:
○ Regel: patiënt wordt naar het dichtstbijzijnde erkende ziekenhuis
gebracht.
○ Uitzonderingen:
1. Grootschalig incident: patiënten verdeeld over meerdere
ziekenhuizen.
2. Chronische aandoening in ander ziekenhuis (binnen MUG-regio)
+ medisch dossier + toelating hulpcentrum.
3. Specifieke interventie niet mogelijk in dichtstbijzijnd ziekenhuis.
3. Basis van de DGH: de hulpverleningsniveaus
3.1 Mobiele Urgentiegroep (MUG)
● Medisch-verpleegkundig team verbonden aan een ziekenhuis met GS-functie.
● Doel: stabiliseren van de patiënt op de plaats van het incident.
● MUG beslist of ziekenhuisvervoer nodig is en voert zelf geen vervoer uit.
● Wetgeving: o.a. wet van 1964, KB’s uit 1965, 1998, 2002, 2003.
3.2 Paramedisch Interventie Team (PIT)
● Ambulance + gespecialiseerde spoedverpleegkundige.
● Biedt geavanceerde zorgen vóór MUG aankomt.
● Vermindert therapievrij interval met gemiddeld 3 minuten t.o.v. MUG.
● Handelingen vergelijkbaar met MUG bij bepaalde situaties (bv. pijnbeheer).
● Alternatief in situaties waar MUG minder beschikbaar is.
3.3 Ambulance & hulpverleners-ambulanciers
● Eerste hulpverleningsniveau.
● Bemand door 2 erkende ambulanciers (via FOD Volksgezondheid).
● Opleiding: gericht op patiëntophaling, fixatie en basishulp.
● Geen geavanceerde handelingen, maar cruciaal voor eerste opvang.
● Erkenning en regels vastgelegd in diverse KB’s (1998, 2000, 2007, 2014).
Hoofdstuk 4 – Het Spoedteam
● Multidisciplinair team
○ Het spoedteam werkt samen met diverse afdelingen zoals radiologie,
intensieve zorgen en het operatiekwartier.
● Samenstelling van het team:
2
1. Spoedgevallenzorg
● Hoofddoel van de spoedafdeling:
1. Zorg verlenen aan patiënten met dringende medische problemen.
2. Behandelt klachten die acuut ontstaan en nood hebben aan onmiddellijke
gespecialiseerde zorg.
● Twee types spoeddiensten in België:
1. Gespecialiseerde spoedgevallenzorg (GS):
■ Moet vitale functies vrijwaren, stabiliseren en herstellen.
■ Altijd bemand met minstens twee gespecialiseerde
verpleegkundigen en een arts.
■ Verplicht beroepstitel in intensieve zorg en spoedgevallenzorg voor
verpleegkundigen.
2. Eerste opvang spoedgevallen:
■ Voor ziekenhuizen zonder GS.
■ Geen gespecialiseerde titel vereist bij verpleegkundigen.
■ Behandelt minder complexe of initiële medische hulpvragen.
2. Dringende Geneeskundige Hulpverlening (DGH)
2.1 Structuur in Europa
● Elk land heeft een systeem (EMS) voor prehospitale spoedzorg.
● Doel: tijd tussen incident en behandeling (therapievrij interval) zo kort mogelijk
houden.
● Startpunt: lekenhulp (bv. burger die eerste hulp biedt), gevolgd door inzet van
professionele hulpdiensten.
2.2 DGH in België
● Door de federale overheid georganiseerd en gecontroleerd systeem.
● Zorgt voor permanente en snelle medische zorg voor elke burger met een urgent
probleem.
2.2.1 Burgerplicht tot hulpverlening
● Volgens het Belgisch strafwetboek (art. 422bis en 422ter):
○ Elke burger moet hulp bieden aan personen in gevaar, mits hij zichzelf niet
in gevaar brengt.
○ Deze plicht geldt bij rechtstreeks waarnemen of via informatie van derden.
2.2.2 Wettelijk kader van de DGH
● Wet van 8 juli 1964 legde de basis van het systeem.
● Eerste hulpdiensten actief sinds 1956 (poliomyelitiscrisis).
● Jaarlijks ±600.000 interventies via de hulpcentrale.
1
, Belangrijkste krachtlijnen van de DGH-wetgeving
● Éénvormig oproepsysteem:
○ Hulpnummer: 100 (nu ook Europees nummer 112).
○ Voor niet-politionele noodhulp zoals medische of brandweerinterventies.
● Eerstehulp ter plaatse:
○ Hulpverleners (ambulanciers, PIT, MUG) zijn opgeleid om ter plaatse hulp te
bieden.
○ Ambulanciers volgen opleiding van 120u + 40u stage, met verplichte
jaarlijkse bijscholing (24u).
● Vervoer naar erkend ziekenhuis:
○ Regel: patiënt wordt naar het dichtstbijzijnde erkende ziekenhuis
gebracht.
○ Uitzonderingen:
1. Grootschalig incident: patiënten verdeeld over meerdere
ziekenhuizen.
2. Chronische aandoening in ander ziekenhuis (binnen MUG-regio)
+ medisch dossier + toelating hulpcentrum.
3. Specifieke interventie niet mogelijk in dichtstbijzijnd ziekenhuis.
3. Basis van de DGH: de hulpverleningsniveaus
3.1 Mobiele Urgentiegroep (MUG)
● Medisch-verpleegkundig team verbonden aan een ziekenhuis met GS-functie.
● Doel: stabiliseren van de patiënt op de plaats van het incident.
● MUG beslist of ziekenhuisvervoer nodig is en voert zelf geen vervoer uit.
● Wetgeving: o.a. wet van 1964, KB’s uit 1965, 1998, 2002, 2003.
3.2 Paramedisch Interventie Team (PIT)
● Ambulance + gespecialiseerde spoedverpleegkundige.
● Biedt geavanceerde zorgen vóór MUG aankomt.
● Vermindert therapievrij interval met gemiddeld 3 minuten t.o.v. MUG.
● Handelingen vergelijkbaar met MUG bij bepaalde situaties (bv. pijnbeheer).
● Alternatief in situaties waar MUG minder beschikbaar is.
3.3 Ambulance & hulpverleners-ambulanciers
● Eerste hulpverleningsniveau.
● Bemand door 2 erkende ambulanciers (via FOD Volksgezondheid).
● Opleiding: gericht op patiëntophaling, fixatie en basishulp.
● Geen geavanceerde handelingen, maar cruciaal voor eerste opvang.
● Erkenning en regels vastgelegd in diverse KB’s (1998, 2000, 2007, 2014).
Hoofdstuk 4 – Het Spoedteam
● Multidisciplinair team
○ Het spoedteam werkt samen met diverse afdelingen zoals radiologie,
intensieve zorgen en het operatiekwartier.
● Samenstelling van het team:
2