Bodemkunde termenlijst + voorbeeldvragen
Bodemkunde - Termen en Definities (Hoofdstuk 1 t.e.m. 11)
Term Definitie
Samenstelling van de bodem De bodem bestaat uit een vaste fase
(mineralen en organische stof), vloeibare
fase (bodemwater) en gasfase
(bodemlucht).
Definitie bodem De bovenste laag van de aardkorst waarin
planten kunnen groeien, bestaande uit
mineralen, organisch materiaal, water en
lucht.
Textuurfracties Deeltjesgrootteklassen: zand (0.05–2 mm),
silt (0.002–0.05 mm), klei (<0.002 mm).
Textuurklassen Indeling van de bodemtextuur op basis van
verhouding zand, slib en klei, bv. zandleem,
klei, leem.
Legende bodemkartering Symbolen en codes op bodemkaarten die
informatie geven over bodemtype, profiel
en gebruik.
Basisprincipes profielontwikkeling Proces waarbij bodemlagen ontstaan door
verwering, afzetting en biologische
activiteit.
Substraat Het moedermateriaal waaruit de bodem is
ontstaan, zoals zand, leem of klei.
KHC Klei humus complex
Gley Bodemtype dat ontstaat bij slechte
drainage, met roestvlekken en blauwgrijze
kleuren.
Aggregaten Groeperingen van bodemdeeltjes die
samenklitten tot stabiele structuren.
Aggregaatstabiliteit Weerstand van aggregaten tegen afbraak
door water of mechanische verstoring.
SG Soortelijk gewicht
SSG Schijnbaar soortelijk gewicht.
Bodemwaterbalans De verhouding tussen waterinput (neerslag,
irrigatie) en wateroutput (verdamping,
drainage).
Hangwater Water dat tijdelijk in de bodem blijft
hangen na regenval, niet beschikbaar voor
planten.
Capillariteit Opwaartse beweging van water in fijne
poriën van de bodem.
Zones met betrekking tot water Zone van verzadiging, capillaire zone en
onverzadigde zone.
, FC (Field Capacity) Maximale hoeveelheid water die de bodem
kan vasthouden na vrije drainage.
WP (Permanent Welkingspunt) Vochtgehalte waarbij planten verwelken
omdat ze geen water meer kunnen
opnemen.
pF Logaritmische maat voor zuigspanning
waarmee water in de bodem wordt
vastgehouden.
GWT (Grondwaterstand) Hoogte van het grondwater ten opzichte
van het maaiveld.
pH Zuurgraad van de bodem; beïnvloedt
beschikbaarheid van nutriënten.
CEC Cation Exchange Capacity: capaciteit van
bodem om positief geladen ionen vast te
houden.
V Baseverzadiging: verhouding tussen
basische kationen en totale CEC.
S Verzuring van de bodem door uitspoeling of
depositie van zuren.
Verslemping Afbraak van bodemstructuur door regen,
waardoor een dichte korst ontstaat.
Humus Donkergekleurd stabiel organisch materiaal
in de bodem.
Compost Afgebroken organisch materiaal uit
planten- en voedselresten.
Humificatie Proces waarbij organisch materiaal wordt
omgezet in humus.
Mineralisatie Afbraak van organische stof tot voor
planten opneembare mineralen.
C-immobilisatie Vastlegging van koolstof in micro-
organismen, tijdelijk onbeschikbaar voor
planten.
Streefwaarden OC Gewenste hoeveelheid organische koolstof
in de bodem.
EOS Effectieve Organische Stof: deel van
organische stof dat invloed heeft op
bodemstructuur en vruchtbaarheid.
Nutriëntenlocatie Plekken in de bodem waar nutriënten zich
bevinden: oplossing, organisch gebonden of
klei-humuscomplex.
Essentiële nutriënten Voedingsstoffen noodzakelijk voor
plantengroei, zoals N, P, K.
Micro- en macronutriënten Macronutriënten: in grote hoeveelheden (N,
P, K), micronutriënten: in kleine
hoeveelheden (Fe, Zn).
Invloedsfactoren op nutriëntenstatus Bodem-pH, vocht, temperatuur, organische
stof en textuur beïnvloeden
beschikbaarheid.
Diffusie Beweging van nutriënten door
Bodemkunde - Termen en Definities (Hoofdstuk 1 t.e.m. 11)
Term Definitie
Samenstelling van de bodem De bodem bestaat uit een vaste fase
(mineralen en organische stof), vloeibare
fase (bodemwater) en gasfase
(bodemlucht).
Definitie bodem De bovenste laag van de aardkorst waarin
planten kunnen groeien, bestaande uit
mineralen, organisch materiaal, water en
lucht.
Textuurfracties Deeltjesgrootteklassen: zand (0.05–2 mm),
silt (0.002–0.05 mm), klei (<0.002 mm).
Textuurklassen Indeling van de bodemtextuur op basis van
verhouding zand, slib en klei, bv. zandleem,
klei, leem.
Legende bodemkartering Symbolen en codes op bodemkaarten die
informatie geven over bodemtype, profiel
en gebruik.
Basisprincipes profielontwikkeling Proces waarbij bodemlagen ontstaan door
verwering, afzetting en biologische
activiteit.
Substraat Het moedermateriaal waaruit de bodem is
ontstaan, zoals zand, leem of klei.
KHC Klei humus complex
Gley Bodemtype dat ontstaat bij slechte
drainage, met roestvlekken en blauwgrijze
kleuren.
Aggregaten Groeperingen van bodemdeeltjes die
samenklitten tot stabiele structuren.
Aggregaatstabiliteit Weerstand van aggregaten tegen afbraak
door water of mechanische verstoring.
SG Soortelijk gewicht
SSG Schijnbaar soortelijk gewicht.
Bodemwaterbalans De verhouding tussen waterinput (neerslag,
irrigatie) en wateroutput (verdamping,
drainage).
Hangwater Water dat tijdelijk in de bodem blijft
hangen na regenval, niet beschikbaar voor
planten.
Capillariteit Opwaartse beweging van water in fijne
poriën van de bodem.
Zones met betrekking tot water Zone van verzadiging, capillaire zone en
onverzadigde zone.
, FC (Field Capacity) Maximale hoeveelheid water die de bodem
kan vasthouden na vrije drainage.
WP (Permanent Welkingspunt) Vochtgehalte waarbij planten verwelken
omdat ze geen water meer kunnen
opnemen.
pF Logaritmische maat voor zuigspanning
waarmee water in de bodem wordt
vastgehouden.
GWT (Grondwaterstand) Hoogte van het grondwater ten opzichte
van het maaiveld.
pH Zuurgraad van de bodem; beïnvloedt
beschikbaarheid van nutriënten.
CEC Cation Exchange Capacity: capaciteit van
bodem om positief geladen ionen vast te
houden.
V Baseverzadiging: verhouding tussen
basische kationen en totale CEC.
S Verzuring van de bodem door uitspoeling of
depositie van zuren.
Verslemping Afbraak van bodemstructuur door regen,
waardoor een dichte korst ontstaat.
Humus Donkergekleurd stabiel organisch materiaal
in de bodem.
Compost Afgebroken organisch materiaal uit
planten- en voedselresten.
Humificatie Proces waarbij organisch materiaal wordt
omgezet in humus.
Mineralisatie Afbraak van organische stof tot voor
planten opneembare mineralen.
C-immobilisatie Vastlegging van koolstof in micro-
organismen, tijdelijk onbeschikbaar voor
planten.
Streefwaarden OC Gewenste hoeveelheid organische koolstof
in de bodem.
EOS Effectieve Organische Stof: deel van
organische stof dat invloed heeft op
bodemstructuur en vruchtbaarheid.
Nutriëntenlocatie Plekken in de bodem waar nutriënten zich
bevinden: oplossing, organisch gebonden of
klei-humuscomplex.
Essentiële nutriënten Voedingsstoffen noodzakelijk voor
plantengroei, zoals N, P, K.
Micro- en macronutriënten Macronutriënten: in grote hoeveelheden (N,
P, K), micronutriënten: in kleine
hoeveelheden (Fe, Zn).
Invloedsfactoren op nutriëntenstatus Bodem-pH, vocht, temperatuur, organische
stof en textuur beïnvloeden
beschikbaarheid.
Diffusie Beweging van nutriënten door