SOCIOLOGIE
1. SOCIOLOGIE, EEN INLEIDING
1.1 Wat is sociologie?
= humane wetenschappen
= kijken wat de onze gewoontes zijn, en hoe wij daar aan komen (Sociologie zegt wat wij
mooi/belangrijk zijn)
Sociologie probeert het sociale handelen te begrijpen
laag niveau (hoe lopen gesprekken tussen elkaar)
hoog niveau (hoe organiseren we samenleving)
Waar je geboren wordt en wat je sociale klasse is heeft een grote invloed op hoe je het
later doet, en wat je dromen/doelen zijn.
Genderkloof, stereotypen en influencers hebben ook een invloed op ons, dus heeft ook te
maken met sociologie
De cover van Nervana die is nagemaakt is ook sociologie doordat deze om drenkelingen
en niet over “belangrijke” mensen gaat, waar altijd meer aandacht naar gaat.
1.2 Contingent, maar niet arbitrair
Alles is contingent, maar niet arbitrair
Alles = opvattingen, gewoonten, instellingen, …
Contingent = wilt zeggen dat dat ergens anders anders had kunnen zijn
Niet arbitrair = niet willekeurig, er is een reden waarom het zo is
Vb: bij ons zijn huwelijken tussen 2 personen, maar in andere culturen kan het zijn dat
mannen meer vrouwen hebben
Normen en waarden hebben een sociale oorsprong
= onze normen komen van ergens, de normen die wij hebben zijn bepaald door waar we
zijn opgegroeid
wat wij als afwijkend zien, wordt geproduceerd door de samenleving
Vb: homoseksualiteit, in heel veel samenleving is het illegaal, dus daar is het afwijkend
gedrag
Vb: cannabis gebruik, is ook in een heel aantal samenleving toegelaten en in andere
verboden
1.3 De sociologische verbeelding
= hoe gaan wij dingen die gebeuren sociologisch verklaren
hoe hoger je bent opgeleid, hoe langer je leeft + vrouwen leven langer dan mannen +
je wordt gezonder ouder als je hoger bent opgeleid (beter jobs, beter eten, …)
De sociologische verbeelding: individuele gebeurtenissen plaatsen en verklaren vanuit
het geheel van sociale relaties die zelf een specifieke historische oorsprong hebben
Vb: veel 50+’s vinden geen job doordat zij onder andere geen hoger diploma hebben
, 1.4 Van gedrag tot samenleving
Gedrag = elke actie of reactie van een individu
Handelen = gedrag met een doel
Sociaal handelen = ons handelen richten op handelen van anderen
Interactie = handelingen van een persoon én de reactie daarop door een andere persoon
door interactie gaat er een cultuur en structuur ontstaan
Conformiteit = dingen die wij doen, doordat ze zijn aangeleerd (vb: stoppen voor
het rood, zwijgen als de leerkracht iets zegt) deviatie (niet doen wat ere
verwacht wordt)
Samenwerking (conformiteit + samenwerking = geordende samenleving, = een
samenleving met regels)
Conflict = conflict zorgen voor alertheid en zorgen voor het bewust maken van
problemen
Context = alle gebeurtenissen zijn te verklaren vanuit de context
de context staat centraal in de sociologie
Wat zit in onze genen en wat zit in de context? (biologie of sociologie)
1.5 Basisregels sociologisch onderzoek
Objectiviteit = voor elke wetenschap geld dat die objectief (het zijn feiten) is, deze
inzichten zijn geldig voor meer dan 1 wetenschap
Concepten = sociologische begrippen = we maken een definitie, omdat je anders
woorden in verschillende contexten gaat gebruiken (vb: wat zijn migranten? Vanaf
welke generatie ben je nog migrant?)
Generalisatie = veralgemening inzichten worden veralgemeent naar meerdere
situaties
Empirisch materiaal = met bewijs, op basis van onderzoek
o Kwantitatieve (cijfers) of kwalitatieve gegevens
o Primaire (uit eigen onderzoek) of secundaire (uit een ander onderzoek)
gegevens
Cumulativiteit = meerdere dingen tegelijkertijd doen = je gaat eerst altijd een
literatuur onderzoek doen
Verifieerbare rapportering = andere moeten het kunnen controleren
1. SOCIOLOGIE, EEN INLEIDING
1.1 Wat is sociologie?
= humane wetenschappen
= kijken wat de onze gewoontes zijn, en hoe wij daar aan komen (Sociologie zegt wat wij
mooi/belangrijk zijn)
Sociologie probeert het sociale handelen te begrijpen
laag niveau (hoe lopen gesprekken tussen elkaar)
hoog niveau (hoe organiseren we samenleving)
Waar je geboren wordt en wat je sociale klasse is heeft een grote invloed op hoe je het
later doet, en wat je dromen/doelen zijn.
Genderkloof, stereotypen en influencers hebben ook een invloed op ons, dus heeft ook te
maken met sociologie
De cover van Nervana die is nagemaakt is ook sociologie doordat deze om drenkelingen
en niet over “belangrijke” mensen gaat, waar altijd meer aandacht naar gaat.
1.2 Contingent, maar niet arbitrair
Alles is contingent, maar niet arbitrair
Alles = opvattingen, gewoonten, instellingen, …
Contingent = wilt zeggen dat dat ergens anders anders had kunnen zijn
Niet arbitrair = niet willekeurig, er is een reden waarom het zo is
Vb: bij ons zijn huwelijken tussen 2 personen, maar in andere culturen kan het zijn dat
mannen meer vrouwen hebben
Normen en waarden hebben een sociale oorsprong
= onze normen komen van ergens, de normen die wij hebben zijn bepaald door waar we
zijn opgegroeid
wat wij als afwijkend zien, wordt geproduceerd door de samenleving
Vb: homoseksualiteit, in heel veel samenleving is het illegaal, dus daar is het afwijkend
gedrag
Vb: cannabis gebruik, is ook in een heel aantal samenleving toegelaten en in andere
verboden
1.3 De sociologische verbeelding
= hoe gaan wij dingen die gebeuren sociologisch verklaren
hoe hoger je bent opgeleid, hoe langer je leeft + vrouwen leven langer dan mannen +
je wordt gezonder ouder als je hoger bent opgeleid (beter jobs, beter eten, …)
De sociologische verbeelding: individuele gebeurtenissen plaatsen en verklaren vanuit
het geheel van sociale relaties die zelf een specifieke historische oorsprong hebben
Vb: veel 50+’s vinden geen job doordat zij onder andere geen hoger diploma hebben
, 1.4 Van gedrag tot samenleving
Gedrag = elke actie of reactie van een individu
Handelen = gedrag met een doel
Sociaal handelen = ons handelen richten op handelen van anderen
Interactie = handelingen van een persoon én de reactie daarop door een andere persoon
door interactie gaat er een cultuur en structuur ontstaan
Conformiteit = dingen die wij doen, doordat ze zijn aangeleerd (vb: stoppen voor
het rood, zwijgen als de leerkracht iets zegt) deviatie (niet doen wat ere
verwacht wordt)
Samenwerking (conformiteit + samenwerking = geordende samenleving, = een
samenleving met regels)
Conflict = conflict zorgen voor alertheid en zorgen voor het bewust maken van
problemen
Context = alle gebeurtenissen zijn te verklaren vanuit de context
de context staat centraal in de sociologie
Wat zit in onze genen en wat zit in de context? (biologie of sociologie)
1.5 Basisregels sociologisch onderzoek
Objectiviteit = voor elke wetenschap geld dat die objectief (het zijn feiten) is, deze
inzichten zijn geldig voor meer dan 1 wetenschap
Concepten = sociologische begrippen = we maken een definitie, omdat je anders
woorden in verschillende contexten gaat gebruiken (vb: wat zijn migranten? Vanaf
welke generatie ben je nog migrant?)
Generalisatie = veralgemening inzichten worden veralgemeent naar meerdere
situaties
Empirisch materiaal = met bewijs, op basis van onderzoek
o Kwantitatieve (cijfers) of kwalitatieve gegevens
o Primaire (uit eigen onderzoek) of secundaire (uit een ander onderzoek)
gegevens
Cumulativiteit = meerdere dingen tegelijkertijd doen = je gaat eerst altijd een
literatuur onderzoek doen
Verifieerbare rapportering = andere moeten het kunnen controleren