Orthopedagogie 1: Doelgroepen
Hoofdstuk 1: begripsverduidelijking
Pedagogie(k): handelt over de opvoeding van het kind
, Gericht op het begeleiden en stimuleren van de ontwikkeling van het kind,
volwassenheid is het einddoel waarbij men redelijke mate van zelfstandigheid
en verantwoordelijkheid bereikt.
Psychosociaal moratorium: als puber ruimte krijgen om bepaalde verantwoordelijkheid
op te nemen maar de opvoeders hebben op het eind altijd nog de
verantwoordelijkheid.
Andragogie(k): levenslang leren
Vorming van volwassenen bv. laaggeletterdheid waar mensen moeite hebben
met de taalvaardigheden te lezen, schrijven en rekenen.
Alledaagse kennis: alles wat je hebt opgedaan in je leven, een onderbuikgevoel,
intuïtief handelen
- Thinking fast (Kahneman, 2012)
Wetenschappelijke kennis: meermaals onderzoeken wat zelfde informatie aantonen,
stilstaan en analyseren
- Thinking slow (Kahneman, 20212)
Voorbeeld: Als het kind huilt, moet je het laten huilen. Het wordt vanzelf wel stil. Als je
het kind gaat oppakken, blijft het iedere keer aandacht vragen door te huilen.” Dit
advies werd van moeder op dochter doorgegeven en is nu nog steeds een gebruikelijk
advies. Dat is ‘alledaagse kennis’.
Er is al meermaals onderzoek verricht of de bovenstaande bewering klopt. Wanneer
meerdere, goed gevoerde onderzoeken (die voldoen aan een aantal voorwaarden)
hetzelfde aantonen, dat noemen we dit wetenschappelijke kennis.
Thinking slow - Visies van humane of sociale wetenschappen: psychologie,
pedagogiek of socialogie
- Psychologisch perspectief: kijk naar de achtergronden en de persoonlijkheid
- (ped)agogisch perspectief: kijk naar effect van het handelen van de
ouders/opvoeders
- Sociologisch perspectief: kijk vanuit invloeden van de samenleving
Multidisciplinaire samenstelling: een breder beeld van de mens en zijn situatie
Genuanceerde visie: observeren vanuit meerdere perspectieven
Electisisme: combineren van kenmerken van verschillende visies, stijlen of
stromingen
Hoofdstuk 1.2 Orthopedagogie(k)
Orthopedagogiek: de orthopedagoog gaat opzoek naar de goede handelingswijzen om
met ‘bijzondere kinderen en opvoedingssituaties’ om te gaan.
Defenities met verloop van tijd de focus ligt vooral op de opvoeders en de manier
waarop de opvoeders al dan niet handvaten vinden om op een goede manier op te
voeden.
Kok: de orthopedagogiek gaat onderzoeken welke factoren in het opvoedingsproces
verstoord zijn en van waaruit die opvoedingsproblemen bestaan
- Kok (1980): Kok spreekt van specifiek opvoeden als variant op het begrip orthopedagogiek
, Ter Horst: stelt dat het domein van de orthopedagogische studie, “de problematische
opvoedingssituatie” is en de factoren, die daarin een rol spelen. Het doel wordt een
zodanige interventie van de hulpverlening, dat de opvoedeling wordt geoptimaliseerd.
- Ter Horst (1980): De menselijke planwetenschap, die als veld van actie heeft
het opvoedingsgebeuren dat zodanig leed met zich meebrengt; dat men meent
niet verder te kunnen.
Visie van het Achterhuis: brengt de ruimere maatschappelijke context in beeld,
maatschappelijke factoren zijn mee oorzaak van de mate waarin een bepaalde
beperking al dan niet voor opvoedingsprobemen zorgt.
Vb. Iemand heeft hoofdpijn. Eén of ander medicijn kan hier de pijn verdrijven. Dit is
een individuele benadering. Bij een goede diagnose, kan echter blijken, dat die
hoofdpijn (mede) het gevolg is van een erg gestresseerd leven. Om op langere
termijn, hoofdpijn te voorkomen, is er meer nodig dan één of ander medicijn.
Orthopedagogisch model van Kok
Specifiek opvoeden
o Een orthopedagogisch antwoord bieden op de specifieke
orthopedagogisch vraagstelling van een kind, om het ontwikkelingsproces
op affectief, cognitief en conatief gebied te bevorderen
o OV en OA
Orthopedagogisch model: Totale dialoogmodel van Ter Horst
Dialoog staat centraal
Domeinen van de orthopedagogische studie = problematische opvoedingssituaties
(POS)
- Factoren in de opvoeders
- Factoren in het kind
- Factoren in de omgeving en samenleving
Dialoogvormen
o Orthopedagogie begint en eindigt bij het gewone leven van elke dag
o Grondvormen of dialoogvormen zijn ‘ingangen’, middelen om terug perspectief
te bieden in die situaties, waar de werkelijkhei verstoord of vastgelopen is
Vb.:
Opvoeder Jan leest elke ochtend een verhaaltje voor aan de kleuters in de crèche.
Het boekje met de boerderijdieren heeft het meeste succes. Hij benoemt de dieren en
bootst hun geluiden na. De kinderen vinden dit geweldig en hij vraagt hen: “Hoe doet
de koe, de hond,…?” waarop ze het geluid enthousiast trachten na te bootsen. De
kinderen gaan een week later op uitstap naar de kinderboerderij en herkennen en
benoemen de koe, de geitjes, het paard en de hond.