Biodiversiteit van gewervelden
Hoofdstuk 1: inleiding
1. Gewervelden = Animalia
1.1. Definitie dierlijk organisme
Kenmerken
- Eukaryoot
• Kernmembraan
• Symbiotische bacteria
- Multicellulair
• Celcomplexen, weefsels, organen, stelsels
- Heterotroof
• afh van autotrofen voor voedsel
• spijsverteringsstelsel ontwikkeld
• Herbivoren, carnivoren, omnivoren
- Mobiel
• min 1 stadium vh leven
• Locomotie-apparaat = zenuwstelsel (coördinatie) + skeletsysteem (ondersteuning) +
spierstelsel (beweging)
- Zenuwstelsel
• Prikkels opvangen
• Prikkels verwerken
• Prikkel overdracht
- Sexueel
• Gameten = spermatozoa (n)(beweeglijk) en eicellen (n)(niet-beweeglijk)
• Bevruchting = zygote (2n)
è Processen zygote = mitotische celdelingen, blastula-fase, gastrulatie, larvale fase,
metamorfose en groei
• Veel versch vormen broedzorg
1.2. Animalia
1.2.1. Bilateria
- Blastoderm (kiemblad) = vroeg embryonale laag van cellen
• Buitenste ectoderm, binnenste endoderm
• Mesoderm (gevormd vanuit endoderm) = vorming coeloomholte
- Bilaterale lichaamssymmetrie = gevolg ontstaan derde kiemblad
1
, • Linker- en rechterkant, voor- en achterkant
- Cephalisatie = ontstaan kop
1.2.2. Deuterostomia
- Radiaalklieving
- Anus uit blastoporus
- Enterocoelie (coeloomvorming)
1.2.3. Chordata
- Chorda dorsalis
- Dorsale zenuwstreng
- Echte straat
- Endostyl
1.2.4. Vertebrata
- Hersenen
- Crista neuralis
- Cranium
- Onpare vinnen
2. Onstaan dierlijk bouwplan
2.1. Gametogenese
Spermatogenese (in testis)
- Spermatogonia
• Diploid
• Mitose
è 1 dochtercel vergroten = diploide, primaire spermatocyt w
- Spermatocyte
• Diploid
• Meiose
è Na 1e meiose = 2 secundaire spermatocyten (haploid)
Na 2e meiose = 4 spermatiden (haploid)
è Spermatiden = flagel vormen (spermatozoa)
• Haploid
- Spermatozoa
• Haploid
• Motiel
è Met hun flagel in lumen liggen
= 1 primaire spermatocyt -> 4 spermatiden
2
,Oögenese (in ovarium)
- Oögonia
• Diploid
• Geen mitose! = na geboorte w er geen oögonia meer gevormd
• Rijpingsproces -> primaire oöcyten (oocyte1)
- Primaire oöcyte
• Diploid
• Meiose
è Enkel in profase (tot aan pubertijd)
è Primair follikel = primaire oocyt + follikelcellen (errond)
è Pubertijd -> verderzetten meiose -> 2 haploide dochtercellen
= Secundaire oöcyte (oocyte2) en poollichaampje
è Secundaire oocyte -> 2e meiose (tot profase)
è Secundair follikel (follikel met vocht gevulde holtes)
- Follikelvorming
è Holtes versmelten, omgeven sec oocyte = rijp follikel
• Eisprong
è Granulosa-cellen w corpus luteum
è Sec oocyte = ovum
• Ovum (eicel)
è Haploid
2.2. Bevruchting
Vorming zygote (2n)
- Wnr spermatozoön binnengedrongen in eicel
• Pronucleus vrijkomen in cytoplasma vd eicel -> versmelten pronucleus eicel
- Sec oocyte
• Corticale reactie
è Bij binnendringen 1e zaadcel = beschermende laag rond eicel
è Indringen van extra zaadcellen vermijden = polyspermie
• 2e meiose vederzetten
è Oötide (hap)
è 2e poollichaampje
= 1 oogonium -> 2 poollichaampjes + 1 ootide
2.3. Celklievingen (mitotische delingen)
Mitotische celdelingen = vormen start vd embryogenese + celdifferentiatie (zygote totipotent)
- Meer celklievingen = minder potente cellen
3
, Celklievingen ipv celdeling = blastomeren (dochtercellen) geen volumetoename
Klievingen
- Genetisch materiaal verdubbelen + cytoplasma in 2 gesplitst
- 2 cellig stadium -> 4 cellig -> 8 cellig,…
- 32 cellig = blastomeren aan opp liggen -> morula stadium = wand vormen -> blastula
2.4. Gastrulatie (celbewegingen)
= oerdarm (archenteron) vormen + morfogenetische bewegingen
3 types morfogenetische bewegingen
- Invaginatie
• Instulping van cellen -> verlengen tot archenteron
• Blastoporus gevormd
- Involutie en epibolie
• Involutie = cellen naar binnen groeien -> vorming blastoporus
• Epibolie = oppervlakkeige celllagen tegenover blastoporus overgroeien diepere lagen ->
rondom gastrula groeien
- Ingressie
• Epiblast = oppervlakkige laag -> embryo
• Hypoblast = laag op dooiermateriaal -> vliezen
• Cellen los komen van epiblast -> in blastoecoel migreren -> innestelen tss hypoblastcellen
2.5. Blastoderm en coeloomvorming
Coeloomvorming
- Acoelomate type (geen coeloomholte)
- Pseudocoelomate type (geen echte coeloomholte)
- Coelomate type (coeloomholte)
- Enterocoelie (deuterostomia)
• Epitheel endoderm verlengen -> 2 dorso-laterale uitstulpingen endoderm -> afsnoeren,
coeloom omgeven
• 3 opeenvolgende coeloomholtes gevormd: procoel, mesocoel en metacoel
- Schizocoelie (protostomia)
• Cellen endoderm afsplitsen thv blastoporus -> mesodermstrengen langs blastoporus ->
spleten ertss, coeloom vormen -> versmelten = 1 grote coeloomholte
4
Hoofdstuk 1: inleiding
1. Gewervelden = Animalia
1.1. Definitie dierlijk organisme
Kenmerken
- Eukaryoot
• Kernmembraan
• Symbiotische bacteria
- Multicellulair
• Celcomplexen, weefsels, organen, stelsels
- Heterotroof
• afh van autotrofen voor voedsel
• spijsverteringsstelsel ontwikkeld
• Herbivoren, carnivoren, omnivoren
- Mobiel
• min 1 stadium vh leven
• Locomotie-apparaat = zenuwstelsel (coördinatie) + skeletsysteem (ondersteuning) +
spierstelsel (beweging)
- Zenuwstelsel
• Prikkels opvangen
• Prikkels verwerken
• Prikkel overdracht
- Sexueel
• Gameten = spermatozoa (n)(beweeglijk) en eicellen (n)(niet-beweeglijk)
• Bevruchting = zygote (2n)
è Processen zygote = mitotische celdelingen, blastula-fase, gastrulatie, larvale fase,
metamorfose en groei
• Veel versch vormen broedzorg
1.2. Animalia
1.2.1. Bilateria
- Blastoderm (kiemblad) = vroeg embryonale laag van cellen
• Buitenste ectoderm, binnenste endoderm
• Mesoderm (gevormd vanuit endoderm) = vorming coeloomholte
- Bilaterale lichaamssymmetrie = gevolg ontstaan derde kiemblad
1
, • Linker- en rechterkant, voor- en achterkant
- Cephalisatie = ontstaan kop
1.2.2. Deuterostomia
- Radiaalklieving
- Anus uit blastoporus
- Enterocoelie (coeloomvorming)
1.2.3. Chordata
- Chorda dorsalis
- Dorsale zenuwstreng
- Echte straat
- Endostyl
1.2.4. Vertebrata
- Hersenen
- Crista neuralis
- Cranium
- Onpare vinnen
2. Onstaan dierlijk bouwplan
2.1. Gametogenese
Spermatogenese (in testis)
- Spermatogonia
• Diploid
• Mitose
è 1 dochtercel vergroten = diploide, primaire spermatocyt w
- Spermatocyte
• Diploid
• Meiose
è Na 1e meiose = 2 secundaire spermatocyten (haploid)
Na 2e meiose = 4 spermatiden (haploid)
è Spermatiden = flagel vormen (spermatozoa)
• Haploid
- Spermatozoa
• Haploid
• Motiel
è Met hun flagel in lumen liggen
= 1 primaire spermatocyt -> 4 spermatiden
2
,Oögenese (in ovarium)
- Oögonia
• Diploid
• Geen mitose! = na geboorte w er geen oögonia meer gevormd
• Rijpingsproces -> primaire oöcyten (oocyte1)
- Primaire oöcyte
• Diploid
• Meiose
è Enkel in profase (tot aan pubertijd)
è Primair follikel = primaire oocyt + follikelcellen (errond)
è Pubertijd -> verderzetten meiose -> 2 haploide dochtercellen
= Secundaire oöcyte (oocyte2) en poollichaampje
è Secundaire oocyte -> 2e meiose (tot profase)
è Secundair follikel (follikel met vocht gevulde holtes)
- Follikelvorming
è Holtes versmelten, omgeven sec oocyte = rijp follikel
• Eisprong
è Granulosa-cellen w corpus luteum
è Sec oocyte = ovum
• Ovum (eicel)
è Haploid
2.2. Bevruchting
Vorming zygote (2n)
- Wnr spermatozoön binnengedrongen in eicel
• Pronucleus vrijkomen in cytoplasma vd eicel -> versmelten pronucleus eicel
- Sec oocyte
• Corticale reactie
è Bij binnendringen 1e zaadcel = beschermende laag rond eicel
è Indringen van extra zaadcellen vermijden = polyspermie
• 2e meiose vederzetten
è Oötide (hap)
è 2e poollichaampje
= 1 oogonium -> 2 poollichaampjes + 1 ootide
2.3. Celklievingen (mitotische delingen)
Mitotische celdelingen = vormen start vd embryogenese + celdifferentiatie (zygote totipotent)
- Meer celklievingen = minder potente cellen
3
, Celklievingen ipv celdeling = blastomeren (dochtercellen) geen volumetoename
Klievingen
- Genetisch materiaal verdubbelen + cytoplasma in 2 gesplitst
- 2 cellig stadium -> 4 cellig -> 8 cellig,…
- 32 cellig = blastomeren aan opp liggen -> morula stadium = wand vormen -> blastula
2.4. Gastrulatie (celbewegingen)
= oerdarm (archenteron) vormen + morfogenetische bewegingen
3 types morfogenetische bewegingen
- Invaginatie
• Instulping van cellen -> verlengen tot archenteron
• Blastoporus gevormd
- Involutie en epibolie
• Involutie = cellen naar binnen groeien -> vorming blastoporus
• Epibolie = oppervlakkeige celllagen tegenover blastoporus overgroeien diepere lagen ->
rondom gastrula groeien
- Ingressie
• Epiblast = oppervlakkige laag -> embryo
• Hypoblast = laag op dooiermateriaal -> vliezen
• Cellen los komen van epiblast -> in blastoecoel migreren -> innestelen tss hypoblastcellen
2.5. Blastoderm en coeloomvorming
Coeloomvorming
- Acoelomate type (geen coeloomholte)
- Pseudocoelomate type (geen echte coeloomholte)
- Coelomate type (coeloomholte)
- Enterocoelie (deuterostomia)
• Epitheel endoderm verlengen -> 2 dorso-laterale uitstulpingen endoderm -> afsnoeren,
coeloom omgeven
• 3 opeenvolgende coeloomholtes gevormd: procoel, mesocoel en metacoel
- Schizocoelie (protostomia)
• Cellen endoderm afsplitsen thv blastoporus -> mesodermstrengen langs blastoporus ->
spleten ertss, coeloom vormen -> versmelten = 1 grote coeloomholte
4