§1 ontstaan en opbouw
Het Heelal heeft ontelbare sterrenstelsels, een daarvan is het melkwegstelsel.
Deze bestaat uit miljarden sterren waarvan de zon er één is.
Het Andromedastelsel is onze naaste buur op 25 miljoen lichtjaar
Door het bestuderen van de aardbevingsgolven en gesteenten is er kennis
over de opbouw van de aarde
o De snelheid van de golven hangt af van de dichtheid van het materiaal
waar ze doorheen gaan en hangt af van de vorm, vloeibaar of vast.
o De samenstelling van magma en lava uit vulkanen en het gesteente dat
daaruit ontstaat
De samenstelling van de inwendige aarde delen wetenschappers in, in 2
zones:
o Indeling in zones met verschillende chemische samenstellingen
De kern, de mantel en de aardkorst. Van binnen naar buiten neemt het
soortelijk gewicht af, dit hangt samen met chemische elementen in de
materialen.
o Het verschil in viscositeit (=maat voor stroperigheid van een stof)
Door vast, plastisch (taai, stroperig) of vloeibaar materiaal. Druk en
temperatuur in de aarde nemen van binnen naar buiten steeds meer af,
wat invloed heeft op de viscositeit.
De opbouw van de aarde wordt dus zo ingedeeld:
o Kern: deze bestaat uit nikkel en ijzer. Met een vaste binnenkern en een
vloeibare buitenkern. De druk is dus ook hoog in de binnenkern en laag in
de buitenkern.
o Mantel: bestaat uit zuurstof, silicium, magnesium en ijzer. De ondermantel
is plastisch, net als de asthenosfeer door de wat lagere druk en lagere
temperatuur wordt het dus wat vloeibaarder.
o Aardkorst: op de asthenosfeer drijft een vast en breekbare lithosfeer
deze bestaat uit het afgekoelde deel van de mantel en de aardkorst.
In de continentale aardkorst vindt je veel licht gesteente zoals graniet de
oceanische korst bestaat daarentegen uit zwaarder gesteente als basalt.
o De oceanische korst heeft dus een hogere dichtheid maar is minder dik (7-
10km) de continentale korst heeft een lagere dichtheid maar is dikker (35-
40km)
o De
zwaardere
, oceanische korst zal dus dieper in de asthenosfeer liggen dan de
continentale korst
§2 het verhaal van gesteenten
De chemische elementen waaruit de aarde bestaat (zie §1) zitten aan elkaar
gebonden en vormen zo mineralen.
o De meeste gesteenten bestaan voornamelijk uit silicaten, bestaand uit
silicia (SiO2) en andere elementen. Elk Type silicaat heeft een eigen
mineraalnaam met soortelijk gewicht.
o Andere gesteenten bestaan vooral uit het mineraal calciet (CaCO 3), zoals
kalksteen.
o Gesteenten kunnen ook bestaan uit:
zouten, zoals steenhout en gips
organisch materiaal, zoals koolstof
Elk mineraal heeft een unieke chemische samenstelling en eigen kristalvorm,
de vorming van grote kristallen kost veel tijd. Op basis van de ontstaanswijze
worden 3 hoofdgroepen gesteenten onderscheden.
1) Stollingsgesteente, ontstaat door afkoeling en stolling van magma en
bestaan uit kristallen van verschillende mineralen en deze variëren in grootte
en vorm.
o De grootte van de kristallen wordt vooral bepaald door de afkoelingstijd, bij
een langzame afkoeling ontstaan grote kristallen en andersom kleine. Op
basis van de snelheid deel je de stollingsgesteenten in 2 groepen:
Dieptegesteente, ontstaat wanneer magma in de aardkorst heel
langzaam stolt. Er is voldoende tijd en ruimte om grote kristallen te
vormen. Een voorbeeld is graniet, hierbij lukt het geen enkel mineraal
een eigen kristalvorm te maken en zitten ze allemaal door elkaar en
tegen elkaar aan.
Uitvloeiingsgesteente, ontstaat door een lavastroom. Asdeeltjes en
klodders lava van verschillende grootte en vorm heten pyroclastica.
Door snelle afkoeling vormen kleine kristallen, een voorbeeld is basalt.
2) Sedimentgesteente, ontstaat wanneer afzettingen van bv. zand, klei of kalk in
lagen worden neergelegd en samengeperst. Kenmerkend is de gelaagdheid en
het voorkomen van fossielen.
o Op basis van de manier van ontstaan zijn sedimentgesteenten onder te
verdelen in 3 groepen:
Klastisch sedimentgesteente, ontstaat doordat wind, ijs of water
sedimenten als zand en klei duizenden jaren lang transporteert en afzet
in dikke lagen. Door druk worden deze sedimenten samengeperst tot
hard gesteente, vb. zand wordt zandsteen en klei wordt kleisteen.
Chemisch sedimentgesteente, ontstaat door een ophoping van de
skeletjes zeeorganismen. Ook ontstaan ze door zouten en andere stoffen