Bouw & ontwikkeling
Tags 2e bach 2e semester
Examen 30 MCQ 9/20 op beide delen Meerkeuze Practicum
1. Het cardiovasculair stelsel
Het hart
Weegt gemiddeld 250 tot 300 gram
Ligt achter borstbeen & kraakbeen
→ rust op superieur oppervlak van het middenrif (= diafragma)
Mediastinum = gebied van de borstholte tussen de longen, het sternum &
de wervelkolom
→ bevat het hart, de grote bloedvaten, de thymus, de trachea, de
slokdarm & de lymfeklieren
Vorm: afgeplatte kegel die schuin in de borstholte ligt
→ hartpunt = apex cordis naar links, ventraal & caudaal gericht
→ basis van de kegel = basis cordis naar rechts, dorsaal & craniaal
gericht
Atria liggen rechts tov hun corresponderende ventrikels
Sulcus coronarius → loopt als kroon rond het hart
Sulcus interventricularis anterior → scheiding tussen linker & rechter
ventrikel (septum interventriculare)
Drie grote bloedvaten:
Truncus pulmonalis
Aorta ascendens → aan basis bedekt door truncus pulmonalis
Vena cava superior → mondt uit in rechter atrium
Bouw & ontwikkeling 1
, Atria hebben een relatief dunne wand → moeten enkel bloed naar de
ventrikel pompen
→ van elkaar gescheiden door septum interatriale
→ fossa ovalis in de wand (= overblijfsel foramen ovale)
Vena cava superior & sinus coronarius monden uit in rechteratrium
De vier venae pulmonales monden uit in linkeratrium
De wand van de rechterventrikel is ruw met kleine spierbalkjes
→ wand linkerventrikel is veel dikker ⇒ septum interventricularis is
convex naar de rechterventrikel
→ moet meer arbeid verrichten
→ pulmonale circulatie heeft geringere weerstand dan de
systeemcirculatie
De hartwand:
Epicard = lamina visceralis van sereus pericard
Bindweefsel (met eventueel veel vet)
→ aa. coronariae
Myocard = spierlaag
Dikst in de linkerventrikel (10mm) → in rechterventrikel 3-4mm
Spiervezels insereren op een fibreus skelet rond de
atrioventriculaire kleppen, de aorta & de pulmonalisklep
Vormen een apart functioneel systeem
Endocard = binnenste laag = endotheel
Continu met de wand van grote bloedvaten → intimalaag
Hartkleppen = heel dunne plooien van het endocard
Pericard = hartzakje = dubbelwandige zak die het hart omsluit:
→ geïnnerveerd door nervus phrenicus uit plexus cervicalis
Fibreus pericard
Taai collageen bindweefsel
Vergroeid met centrum tendineum van het diafragma
Bouw & ontwikkeling 2
, Verhindert overfill van de ventrikels
Sereus pericard
Lamina visceralis tegen de wand van het hart
Lamina parietalis versmolten met fibreus pericard
Pericardholte = smalle ruimte tussen lamina visceralis & parietalis
Bevat enkele ml vocht
vergemakkelijkt de beweging van het hart bij contractie &
relaxatie
Harttamponnade = hoeveelheid vocht in de pericardholte is
toegenomen
gevolg van een bloeding of ontsteking (= pericarditis)
hartdebiet vermindert sterk
pericardpunctie ⇒ overtollig vocht draineren
Het geleidingssysteem van het hart
→ ontstaan uit gewijzigde hartspiercellen
→ functies:
Aangeven van de normale frequentie van de hartslag
→ natuurlijke pacemakerfunctie
→ per hartslag contraheren eerst de atria & dan de ventrikels
→ contractie = systole ; relaxatie = diastole
Geleiden & verspreiden van de contractiestimulus ⇒
gecoördineerde contractiegolf
Ontvangen van OSy- & PSy-prikkels
→ wijzigen sinusale frequentie
→ opbouw:
Sinus-atriale knoop = nodus van Keith-Flack = sinusknoop
Ligt thv uitmonding van de vena cava superior
Geeft normale frequentie aan
Verspreidt contractiestimulus naar de atria
Bouw & ontwikkeling 3
, Ontvangt autonome vezels die sinusale frequentie wijzigen
Atrioventriculaire knoop = nodus van Ashoff-Tawara
Ligt in septum interatriale thv de bodem van het
rechteratrium
Atrioventriculaire bundel van His → splitst in linker- &
rechtertak
→ daalt af naar top van rechter- & linkerventrikel
Purkinjevezels
Afgegeven door bundel van His
In de wand van de ventrikels & in de mm. papillares
Atrioventriculaire block → geleidingssysteem onderbroken
tussen atria & ventrikels
Ectopische focus ⇒ eigen impulsfrequentie van 30 tot 40
slagen per minuut = escape ritme
→ niet voldoende voor bloedvoorziening ⇒ pacemaker
→ indien de coördinerende werking faalt kunnen afzonderlijke
groepjes spieren zelfstandig & ongecontroleerd contraheren → zeer
hoge frequentie
→ fibrillatie van het hart ⇒ globale pompeffect verdwijnt
→ ventriculaire fibrillatie ⇒ bloedtoevoer naar organen stopt snel
→ atriumfibrillatie ⇒ kans op klontervorming in auricula stijgt door
stase van het bloed ⇒ long- of hersenembolieën
Hartkleppen:
Atrioventriculaire kleppen
Linker bestaat uit 2 klepbladen (=cuspes)
Valva bicuspidalis of mitralisklep
Rechter heeft 3 klepbladen → hangen naar beneden in de holte
van de ventrikel
→ verbonden met mm. papillares via chordae tendinae
Bouw & ontwikkeling 4
Tags 2e bach 2e semester
Examen 30 MCQ 9/20 op beide delen Meerkeuze Practicum
1. Het cardiovasculair stelsel
Het hart
Weegt gemiddeld 250 tot 300 gram
Ligt achter borstbeen & kraakbeen
→ rust op superieur oppervlak van het middenrif (= diafragma)
Mediastinum = gebied van de borstholte tussen de longen, het sternum &
de wervelkolom
→ bevat het hart, de grote bloedvaten, de thymus, de trachea, de
slokdarm & de lymfeklieren
Vorm: afgeplatte kegel die schuin in de borstholte ligt
→ hartpunt = apex cordis naar links, ventraal & caudaal gericht
→ basis van de kegel = basis cordis naar rechts, dorsaal & craniaal
gericht
Atria liggen rechts tov hun corresponderende ventrikels
Sulcus coronarius → loopt als kroon rond het hart
Sulcus interventricularis anterior → scheiding tussen linker & rechter
ventrikel (septum interventriculare)
Drie grote bloedvaten:
Truncus pulmonalis
Aorta ascendens → aan basis bedekt door truncus pulmonalis
Vena cava superior → mondt uit in rechter atrium
Bouw & ontwikkeling 1
, Atria hebben een relatief dunne wand → moeten enkel bloed naar de
ventrikel pompen
→ van elkaar gescheiden door septum interatriale
→ fossa ovalis in de wand (= overblijfsel foramen ovale)
Vena cava superior & sinus coronarius monden uit in rechteratrium
De vier venae pulmonales monden uit in linkeratrium
De wand van de rechterventrikel is ruw met kleine spierbalkjes
→ wand linkerventrikel is veel dikker ⇒ septum interventricularis is
convex naar de rechterventrikel
→ moet meer arbeid verrichten
→ pulmonale circulatie heeft geringere weerstand dan de
systeemcirculatie
De hartwand:
Epicard = lamina visceralis van sereus pericard
Bindweefsel (met eventueel veel vet)
→ aa. coronariae
Myocard = spierlaag
Dikst in de linkerventrikel (10mm) → in rechterventrikel 3-4mm
Spiervezels insereren op een fibreus skelet rond de
atrioventriculaire kleppen, de aorta & de pulmonalisklep
Vormen een apart functioneel systeem
Endocard = binnenste laag = endotheel
Continu met de wand van grote bloedvaten → intimalaag
Hartkleppen = heel dunne plooien van het endocard
Pericard = hartzakje = dubbelwandige zak die het hart omsluit:
→ geïnnerveerd door nervus phrenicus uit plexus cervicalis
Fibreus pericard
Taai collageen bindweefsel
Vergroeid met centrum tendineum van het diafragma
Bouw & ontwikkeling 2
, Verhindert overfill van de ventrikels
Sereus pericard
Lamina visceralis tegen de wand van het hart
Lamina parietalis versmolten met fibreus pericard
Pericardholte = smalle ruimte tussen lamina visceralis & parietalis
Bevat enkele ml vocht
vergemakkelijkt de beweging van het hart bij contractie &
relaxatie
Harttamponnade = hoeveelheid vocht in de pericardholte is
toegenomen
gevolg van een bloeding of ontsteking (= pericarditis)
hartdebiet vermindert sterk
pericardpunctie ⇒ overtollig vocht draineren
Het geleidingssysteem van het hart
→ ontstaan uit gewijzigde hartspiercellen
→ functies:
Aangeven van de normale frequentie van de hartslag
→ natuurlijke pacemakerfunctie
→ per hartslag contraheren eerst de atria & dan de ventrikels
→ contractie = systole ; relaxatie = diastole
Geleiden & verspreiden van de contractiestimulus ⇒
gecoördineerde contractiegolf
Ontvangen van OSy- & PSy-prikkels
→ wijzigen sinusale frequentie
→ opbouw:
Sinus-atriale knoop = nodus van Keith-Flack = sinusknoop
Ligt thv uitmonding van de vena cava superior
Geeft normale frequentie aan
Verspreidt contractiestimulus naar de atria
Bouw & ontwikkeling 3
, Ontvangt autonome vezels die sinusale frequentie wijzigen
Atrioventriculaire knoop = nodus van Ashoff-Tawara
Ligt in septum interatriale thv de bodem van het
rechteratrium
Atrioventriculaire bundel van His → splitst in linker- &
rechtertak
→ daalt af naar top van rechter- & linkerventrikel
Purkinjevezels
Afgegeven door bundel van His
In de wand van de ventrikels & in de mm. papillares
Atrioventriculaire block → geleidingssysteem onderbroken
tussen atria & ventrikels
Ectopische focus ⇒ eigen impulsfrequentie van 30 tot 40
slagen per minuut = escape ritme
→ niet voldoende voor bloedvoorziening ⇒ pacemaker
→ indien de coördinerende werking faalt kunnen afzonderlijke
groepjes spieren zelfstandig & ongecontroleerd contraheren → zeer
hoge frequentie
→ fibrillatie van het hart ⇒ globale pompeffect verdwijnt
→ ventriculaire fibrillatie ⇒ bloedtoevoer naar organen stopt snel
→ atriumfibrillatie ⇒ kans op klontervorming in auricula stijgt door
stase van het bloed ⇒ long- of hersenembolieën
Hartkleppen:
Atrioventriculaire kleppen
Linker bestaat uit 2 klepbladen (=cuspes)
Valva bicuspidalis of mitralisklep
Rechter heeft 3 klepbladen → hangen naar beneden in de holte
van de ventrikel
→ verbonden met mm. papillares via chordae tendinae
Bouw & ontwikkeling 4