HC 1 – introductie
Waarom diagnostiek?
Om symptomen te ordenen [beschrijvend of onderkennend] kan leiden tot
goede diagnostiek
Om klachten te begrijpen [verklarend] (waarom is het niet vanzelf over gegaan?)
Om gedrag of klachtverloop te voorspellen [prognose; suïcide, terugval etc.]
Om een behandeling te plannen [indicatie]
Om een behandeling te evalueren [evaluatie]
Misdiagnose leidt tot lijden verkeerde zorg
Diagnostische instrumenten; allemaal voor- en nadelen
➢Observatie (op 1 moment, momentopname, = nadeel, voordeel = computer
kan het niet, je kan veel zien)
➢Gestructureerde interviews (veel structuur, daarna duidelijke conclusie, geen
ruimte om door te vragen)
➢Vragenlijsten (valide, iedere keer hetzelfde, maar mensen kunnen
over/onderdrijven, leereffect, ook tijdopname, omstandigheden hebben invloed
op hoe je hem invult.)
➢Tests (^ over de wais over die omstandigheden)
➢Hetero-anamnese
Diagnostische cyclus:
Onderkenning – wat is er aan de hand?
Inventarisatie van klachten en problemen
Ordening hiervan in clusters van disfunctioneel gedrag of stoornissen (zodat je
niet op 6 classificaties uitkomt, want veel overlap)
Inschatting van de ernst van de klachten
Wat kan het nog meer zijn – differentiaal diagnoses
Ook kijken naar wat gaat er goed, ondersteunende factoren
Differentiaaldiagnose
Een differentiaaldiagnose is een alternatieve diagnose voor een bepaalde groep
aan klachten. Bijv een differentiaaldiagnose voor hoofdpijn is griep, migraine,
voorhoofdsholteontsteking of een hersentumor. Zijn er lichamelijke redenen?
Stel; klachten: concentratieproblemen, druk en impulsief gedrag
Onderkenning
1. Classificatie
Beschrijven van symptomen in DSM5 termen
NIET theorie gebonden
Zegt niks over de oorzaak
En
, 2. Diagnose
Individuele kenmerken
Theorie over het probleem (theoretische modellen, gedachtenpatronen als
oorzaak bv)
(onderkennen EN verklaren)
Wat is er aan de hand
Waarom nu
Hoe ontstaan
Wat houdt het in stand
Onderkenning
DSM (classificatie is universeel, hoe praten over symptomen niet)
Somberheid, angst of slecht slapen kent bijna iedereen, is geen aanwijzing voor
een stoornis
“De symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in
het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere
belangrijke terreinen”
To DSM or not to DSM
Nadelen:
•Toenemende kritiek
•Stigmatisering
•Zorgverzekeringslabel
•Over- en onderdiagnostisering
•Teveel overlap in symptomen
Voordelen:
•Kennis en systematiek
•Veel wetenschappelijk onderzoek
•Wereldwijd dezelfde taal
•(nog) geen alternatief, risico polarisatie/verwarring
•Nieuwe bevindingen worden toegevoegd
Classificeren is het best passende label
Hypothese formuleren:
Formulering onderkennende hypothesen:
Probleemcluster(s) X (,Y en Z) wijst/wijzen op stoornis A plus een korte definitie
van de classificatie met wetenschappelijke referentie
Bijv. ‘de sociale problemen en angst voor negatieve beoordeling wijzen op een
sociale angststoornis [DSM5, 2017]’. Denk ook aan differentiaal diagnoses!
Formulering verklarende hypothesen:
Probleemcluster(s) X (Y, Z) wordt/worden veroorzaakt (in stand gehouden,
versterkt) door factor A. Bijv. ‘De problemen in het schools functioneren worden
veroorzaakt door een beneden gemiddelde intelligentie’
Of: ‘De problemen in het schools functioneren worden veroorzaakt door een
slaapgebrek
Verklaring
➢Wat is de oorzaak van het probleem en wat houdt het in stand of doet het
toenemen?
➢Kennis van beloop van stoornissen
➢Kennis van in standhoudende factoren.
( correlatie hoeft geen causaliteit te zijn!)
,Verklaring kan ook links hebben met onderhoudende factoren, waarom blijft het
in stand?
Verklaring
bijv. theoretische verklaring sociale fobie, door modellen
Bij een sociale fobie heb je een extreme, aanhoudende angst voor bepaalde
sociale situaties. Deze angst is buitenproportioneel groot en kan ook leiden tot
paniek. De angst is geen verlegenheid of gezonde spanning
Clark and Wells (1995), model voor zelfbewustzijnstheorie
Mensen met sociale fobie hebben vaak een verhoogd zelfbewustzijn. Dit betekent
dat ze zich vooral richten op zichzelf en wat er in zichzelf omgaat en wat ze
voelen
Modellen geven ook aangrijpingspunten voor de behandeling.
Valkuilen van verklaring
Aetiologie van psychopathologie is complex - risicofactoren en kwetsbaarheden
kunnen bij iedereen anders zijn
Subjectiviteit van client en therapeut (wat helpt: bedenken zou het ook anders
kunnen zijn? En proberen bewust te zijn van hoe je naar dingen kijkt)
Alles begrijpen versus pragmatisme (soms gewoon aan de slag gaan, je kan niet
alles begrijpen)
Prognose:
Hoe zal het probleem zich gaan ontwikkelen
Denk aan kans op suïcide, terugval of toename klachten als gevolg van medicatie
of biologisch iets (ziekte)
Indicatie:
Kennis van effectieve behandelingen
GGZrichtlijnen.nl
(Evidence based richtlijnen bepaald door groep experts)
Voor veel stoornissen
Niet altijd even up to date (dus kijk niet alleen richtlijnen maar ook andere
zoekmachines)
Draagkracht, eerste GGZ aanmelding, hulpvraag,
Hoeveel moet je weten - stepped care
Evaluatie:
Werkt de behandeling volgens de verwachting?
Als niet succesvol of langzamer dan verwacht, hoe komt dat?
Blijf kritisch
, Klopt de diagnose, klopt de casusconceptualisatie
Mis ik iets?
Biases: denkfouten, observatiefouten
Een bias is een denkfout die iedereen maakt. Een mens kan niet alle informatie
om ons heen constant verwerken, waardoor we een soort mentale
shortcuts/sluipwegen gebruiken om snel en effectief beslissingen te nemen. Helpt
om dingen te ordenen, beoordelen.
Halo-effect : Eén uiterlijke eigenschap krijgt veel nadruk en de persoon wordt in
zijn geheel beoordeeld op basis van die indruk omtrent het uiterlijk.
Bias
Anchoring bias of referentie effect (diagnostisch momentum)
Overmatig beïnvloed worden door het eerste stuk informatie dat je krijgt
Confirmation bias
De neiging om informatie te zoeken en interpreteren die overeenkomt met je
eigen overtuigingen
Leniency-effect: De neiging om (bekende) mensen positief te beoordelen en
negatieve eigenschappen te relativeren
De contrast-fout: De neiging om anderen tegengesteld aan zichzelf op een
bepaalde eigenschap te beoordelen; verschillen groter maken dan ze werkelijk
zijn.
Actor-observer bias: Oorzaken eigen gedrag leggen bij externe situationele
factoren; gedrag van anderen wijten aan persoonskenmerken.
Take home message:
Waarom diagnostiek?
Om symptomen te ordenen [beschrijvend of onderkennend] kan leiden tot
goede diagnostiek
Om klachten te begrijpen [verklarend] (waarom is het niet vanzelf over gegaan?)
Om gedrag of klachtverloop te voorspellen [prognose; suïcide, terugval etc.]
Om een behandeling te plannen [indicatie]
Om een behandeling te evalueren [evaluatie]
Misdiagnose leidt tot lijden verkeerde zorg
Diagnostische instrumenten; allemaal voor- en nadelen
➢Observatie (op 1 moment, momentopname, = nadeel, voordeel = computer
kan het niet, je kan veel zien)
➢Gestructureerde interviews (veel structuur, daarna duidelijke conclusie, geen
ruimte om door te vragen)
➢Vragenlijsten (valide, iedere keer hetzelfde, maar mensen kunnen
over/onderdrijven, leereffect, ook tijdopname, omstandigheden hebben invloed
op hoe je hem invult.)
➢Tests (^ over de wais over die omstandigheden)
➢Hetero-anamnese
Diagnostische cyclus:
Onderkenning – wat is er aan de hand?
Inventarisatie van klachten en problemen
Ordening hiervan in clusters van disfunctioneel gedrag of stoornissen (zodat je
niet op 6 classificaties uitkomt, want veel overlap)
Inschatting van de ernst van de klachten
Wat kan het nog meer zijn – differentiaal diagnoses
Ook kijken naar wat gaat er goed, ondersteunende factoren
Differentiaaldiagnose
Een differentiaaldiagnose is een alternatieve diagnose voor een bepaalde groep
aan klachten. Bijv een differentiaaldiagnose voor hoofdpijn is griep, migraine,
voorhoofdsholteontsteking of een hersentumor. Zijn er lichamelijke redenen?
Stel; klachten: concentratieproblemen, druk en impulsief gedrag
Onderkenning
1. Classificatie
Beschrijven van symptomen in DSM5 termen
NIET theorie gebonden
Zegt niks over de oorzaak
En
, 2. Diagnose
Individuele kenmerken
Theorie over het probleem (theoretische modellen, gedachtenpatronen als
oorzaak bv)
(onderkennen EN verklaren)
Wat is er aan de hand
Waarom nu
Hoe ontstaan
Wat houdt het in stand
Onderkenning
DSM (classificatie is universeel, hoe praten over symptomen niet)
Somberheid, angst of slecht slapen kent bijna iedereen, is geen aanwijzing voor
een stoornis
“De symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in
het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere
belangrijke terreinen”
To DSM or not to DSM
Nadelen:
•Toenemende kritiek
•Stigmatisering
•Zorgverzekeringslabel
•Over- en onderdiagnostisering
•Teveel overlap in symptomen
Voordelen:
•Kennis en systematiek
•Veel wetenschappelijk onderzoek
•Wereldwijd dezelfde taal
•(nog) geen alternatief, risico polarisatie/verwarring
•Nieuwe bevindingen worden toegevoegd
Classificeren is het best passende label
Hypothese formuleren:
Formulering onderkennende hypothesen:
Probleemcluster(s) X (,Y en Z) wijst/wijzen op stoornis A plus een korte definitie
van de classificatie met wetenschappelijke referentie
Bijv. ‘de sociale problemen en angst voor negatieve beoordeling wijzen op een
sociale angststoornis [DSM5, 2017]’. Denk ook aan differentiaal diagnoses!
Formulering verklarende hypothesen:
Probleemcluster(s) X (Y, Z) wordt/worden veroorzaakt (in stand gehouden,
versterkt) door factor A. Bijv. ‘De problemen in het schools functioneren worden
veroorzaakt door een beneden gemiddelde intelligentie’
Of: ‘De problemen in het schools functioneren worden veroorzaakt door een
slaapgebrek
Verklaring
➢Wat is de oorzaak van het probleem en wat houdt het in stand of doet het
toenemen?
➢Kennis van beloop van stoornissen
➢Kennis van in standhoudende factoren.
( correlatie hoeft geen causaliteit te zijn!)
,Verklaring kan ook links hebben met onderhoudende factoren, waarom blijft het
in stand?
Verklaring
bijv. theoretische verklaring sociale fobie, door modellen
Bij een sociale fobie heb je een extreme, aanhoudende angst voor bepaalde
sociale situaties. Deze angst is buitenproportioneel groot en kan ook leiden tot
paniek. De angst is geen verlegenheid of gezonde spanning
Clark and Wells (1995), model voor zelfbewustzijnstheorie
Mensen met sociale fobie hebben vaak een verhoogd zelfbewustzijn. Dit betekent
dat ze zich vooral richten op zichzelf en wat er in zichzelf omgaat en wat ze
voelen
Modellen geven ook aangrijpingspunten voor de behandeling.
Valkuilen van verklaring
Aetiologie van psychopathologie is complex - risicofactoren en kwetsbaarheden
kunnen bij iedereen anders zijn
Subjectiviteit van client en therapeut (wat helpt: bedenken zou het ook anders
kunnen zijn? En proberen bewust te zijn van hoe je naar dingen kijkt)
Alles begrijpen versus pragmatisme (soms gewoon aan de slag gaan, je kan niet
alles begrijpen)
Prognose:
Hoe zal het probleem zich gaan ontwikkelen
Denk aan kans op suïcide, terugval of toename klachten als gevolg van medicatie
of biologisch iets (ziekte)
Indicatie:
Kennis van effectieve behandelingen
GGZrichtlijnen.nl
(Evidence based richtlijnen bepaald door groep experts)
Voor veel stoornissen
Niet altijd even up to date (dus kijk niet alleen richtlijnen maar ook andere
zoekmachines)
Draagkracht, eerste GGZ aanmelding, hulpvraag,
Hoeveel moet je weten - stepped care
Evaluatie:
Werkt de behandeling volgens de verwachting?
Als niet succesvol of langzamer dan verwacht, hoe komt dat?
Blijf kritisch
, Klopt de diagnose, klopt de casusconceptualisatie
Mis ik iets?
Biases: denkfouten, observatiefouten
Een bias is een denkfout die iedereen maakt. Een mens kan niet alle informatie
om ons heen constant verwerken, waardoor we een soort mentale
shortcuts/sluipwegen gebruiken om snel en effectief beslissingen te nemen. Helpt
om dingen te ordenen, beoordelen.
Halo-effect : Eén uiterlijke eigenschap krijgt veel nadruk en de persoon wordt in
zijn geheel beoordeeld op basis van die indruk omtrent het uiterlijk.
Bias
Anchoring bias of referentie effect (diagnostisch momentum)
Overmatig beïnvloed worden door het eerste stuk informatie dat je krijgt
Confirmation bias
De neiging om informatie te zoeken en interpreteren die overeenkomt met je
eigen overtuigingen
Leniency-effect: De neiging om (bekende) mensen positief te beoordelen en
negatieve eigenschappen te relativeren
De contrast-fout: De neiging om anderen tegengesteld aan zichzelf op een
bepaalde eigenschap te beoordelen; verschillen groter maken dan ze werkelijk
zijn.
Actor-observer bias: Oorzaken eigen gedrag leggen bij externe situationele
factoren; gedrag van anderen wijten aan persoonskenmerken.
Take home message: