INHOUDSOPGAVE
H1 inleiding een palet in de psychologie ........................................................................................ 1
H2 psychoanalyse ........................................................................................................................ 3
H3 behaviorisme .......................................................................................................................... 8
H4: humanistische psychologie ...................................................................................................12
H5 cognitieve psychologie ...........................................................................................................17
Langetermijngeheugen ................................................................................................................... 19
Werkgeheugen ............................................................................................................................... 19
sensorosch geheugen .................................................................................................................... 19
H6 systeem psychologie ..............................................................................................................23
H7 omgevingspsychologie ...........................................................................................................27
examencasus ..............................................................................................................................32
examenvragen.............................................................................................................................34
H1 INLEIDING EEN PALET IN DE PSYCHOLOGIE
•
• Psychologie is een wetenschap
Psychologie verzamelt kennis via wetenschappelijk onderzoek
• Psychologie bestudeert mensen/ de mens
• De psychologie kent verschillende perspectieven/ stromingen en theorieën en methodieken
Defenitie
• Wetenschap
• Bestudeert (het object)
• Gedrag van mensen
• Gevoelens van mensen
• Gedachten van mensen
• Omstandigheden waarin de 3G’s ervaren worden
• Gebruikt hiervoor verschillende methoden en theorieën:
• Beschrijven en verklaren
• Vooral op individueel niveau
Voorbeeldvragen: verschillende wetschappelijke vragen over ADHD
, • De psycholoog
• Wat ervaart het kind met ADHD?
• Welke beperkingen levert ADHD op en hoe gaat het kind daarmee om?
• De arts
• Welk tekort of te veel aan hersenstofjes veroorzaakt ADHD?
• Welke medicijnen werken?
• De socioloog
• Is er sprake van een toename van ADHD in vergelijking tot 50 jaar geleden?
• Zo ja, hoe is dat te verklaren vanuit veranderingen in de maatschappij?
6 verschillende stromingen
Iedere stroming gaat uit van een theorie, een soort referentiekader. Dit maakt dat er binnen de
psychologie verschillende interpretaties bestaan van eenzelfde verschijnsel
Functies van theorieën:
- systematiseren of ordenen
- verklaren en voorspellen van gedrag
- heuristische functie
Kenmerken psychologische stromingen
• Een stroming heeft een geschiedenis
(te lezen, niet te kennen)
• Een stroming heeft een mensbeeld
= opvatting over wat typisch menselijk is
HEEL BELANGRIJK
• Mensbeelden kunnen herkennen en
• Bespreken vanuit casuistiek
• Stromingen inzake mensbeeld bespreken en vergelijken
,Mensbeelden in drie niveaus
Mechanisch mensbeeld
• Mensen zijn als machines samengesteld uit afzonderlijke delen
• Een mens is een ingewikkeld dier (geen onderscheid tussen mens en dier)
• Iedere mens en ieder menselijk deeltje is afzonderlijk te bestuderen
• De invloed van de omgeving is niet essentieel
• Lineair causaal verklaringsmodel
• Het geheel is gelijk aan de som der delen
Organistisch mensbeeld
• Mensen zijn als organismen, ze groeien en bloeien als 1 geheel
• Vergelijkingen met dieren kunnen zinvol zijn. Verschil ligt in sociale en culturele omgeving
• Een organisme/mensen kun je niet los bestuderen van zijn omgeving
• Circulair verklaringsmodel
• Het geheel is meer dan de som der delen
Personalistisch mensbeeld
• Uniek karakter dat zijn eigen cultuur creëert
• Menselijk handelen is doelgericht, mensen geven zin aan hun leven (betekenis geven en
heden/verleden/toekomst)
• Een mens is één geheel, we kunnen niets apart bestuderen
• Kennis uit dierexperimenten zegt niets over menselijk gedrag
H2 PSYCHOANALYSE
Uitganspunten
, • Subjectieve ervaringen van een persoon zijn essentieel: Bepaald door biologische aanleg en
unieke levensgeschiedenis. Ieder ervaart de wereld door zijn unieke bril.
• Aansturing van gedrag geschiedt bewust én onbewust, verschillende motieven, niet alle bewust
ervaren. (Vb. Waarom koos je deze studierichting?)
• Er bestaat in elk persoon een “Onbewuste”: een plaats waar onze wensen zitten waarvan we niet
bewust zijn. Deze onbewuste wensen beïnvloeden ons gedrag.
• Conflictmodel: al ons gedrag (incl. Gedachten, dromen) wordt bepaald door onze onbewuste
wensen en het feit dat we die niet accepteren: compromis tussen wens en verbod
• Elk gedrag is betekenisvol, mogelijks is de betekenis verborgen. Toevallig bestaat niet
(Freudiaanse versprekingen)
• Ervaringen uit de eerste levensjaren zijn vaak bepalend voor later gedrag: opvoedingscontext zeer
belangrijk! Psychische ontwikkeling kind bepaalt persoonlijkheid volwassene
Veel verschillende soorten psychoanalyse
• Verschillende soorten psychoanalyse.
Te vergelijken met een rivierdelta
• Na Freud veel bekende ‘andere’ psychoanalytici
– Carl Jung
– Alfred Adler
– Anna Freud
– Lacan
– Bowlby
Pessimistisch: driften sturen ons gedrag, we zijn zelf geen meester over ons
gedrag. We streven illusies en idealiseringen na en vervalsen de realiteit.
Optimistisch: bewustwording van onderliggende oorzaken van ons gedrag, van onze onbewuste wensen
en driften, maakt ons leven meer stuurbaar via psychoanalyse (de techniek) kan men tot bewustwording
komen: openstaan voor wat ons bang maakt, voor wat ons bedroeft en wat ons verheugt, om echt te
leven.
• Conflict tussen irrationele en onbewuste wensen en verboden uit zich in een compromis: uiterlijk
gedrag. We zijn onszelf niet bewust de baas. (Conflictmodel)
• Twee aangeboren driften: Eros en Thanatos: Levensdrift (seksualiteitsdrift) en doodsdrift
(agressiedrift). Worden beteugeld, maar geven ons drive. (Driftmodel)
• Levensgeschiedenis: determineert ons (we kunnen er niet meer los van komen?)
• Gestoord vs normaal: glijdende schaal
Indeling van de psychoanalyse
• Mensbeeld
• De psychoanalyse ken(de) twee mensbeelden (dualistisch)
• Mechanistisch mensbeeld: complex gedrag wordt gereduceerd tot zijn essentie:
eenduidige oorzaken van gedrag: driften (psychoanalyse in beginjaren)
• Personalistisch mensbeeld: zingeving door bewustwording van onderliggende
oorzaken van gedrag: doelgericht gedrag gevolg van het unieke onbewuste. Begrijpelijk
maken door betekenis te zoeken. (Psychoanalyse nu)
Onderdelen van de klassieke theorie
H1 inleiding een palet in de psychologie ........................................................................................ 1
H2 psychoanalyse ........................................................................................................................ 3
H3 behaviorisme .......................................................................................................................... 8
H4: humanistische psychologie ...................................................................................................12
H5 cognitieve psychologie ...........................................................................................................17
Langetermijngeheugen ................................................................................................................... 19
Werkgeheugen ............................................................................................................................... 19
sensorosch geheugen .................................................................................................................... 19
H6 systeem psychologie ..............................................................................................................23
H7 omgevingspsychologie ...........................................................................................................27
examencasus ..............................................................................................................................32
examenvragen.............................................................................................................................34
H1 INLEIDING EEN PALET IN DE PSYCHOLOGIE
•
• Psychologie is een wetenschap
Psychologie verzamelt kennis via wetenschappelijk onderzoek
• Psychologie bestudeert mensen/ de mens
• De psychologie kent verschillende perspectieven/ stromingen en theorieën en methodieken
Defenitie
• Wetenschap
• Bestudeert (het object)
• Gedrag van mensen
• Gevoelens van mensen
• Gedachten van mensen
• Omstandigheden waarin de 3G’s ervaren worden
• Gebruikt hiervoor verschillende methoden en theorieën:
• Beschrijven en verklaren
• Vooral op individueel niveau
Voorbeeldvragen: verschillende wetschappelijke vragen over ADHD
, • De psycholoog
• Wat ervaart het kind met ADHD?
• Welke beperkingen levert ADHD op en hoe gaat het kind daarmee om?
• De arts
• Welk tekort of te veel aan hersenstofjes veroorzaakt ADHD?
• Welke medicijnen werken?
• De socioloog
• Is er sprake van een toename van ADHD in vergelijking tot 50 jaar geleden?
• Zo ja, hoe is dat te verklaren vanuit veranderingen in de maatschappij?
6 verschillende stromingen
Iedere stroming gaat uit van een theorie, een soort referentiekader. Dit maakt dat er binnen de
psychologie verschillende interpretaties bestaan van eenzelfde verschijnsel
Functies van theorieën:
- systematiseren of ordenen
- verklaren en voorspellen van gedrag
- heuristische functie
Kenmerken psychologische stromingen
• Een stroming heeft een geschiedenis
(te lezen, niet te kennen)
• Een stroming heeft een mensbeeld
= opvatting over wat typisch menselijk is
HEEL BELANGRIJK
• Mensbeelden kunnen herkennen en
• Bespreken vanuit casuistiek
• Stromingen inzake mensbeeld bespreken en vergelijken
,Mensbeelden in drie niveaus
Mechanisch mensbeeld
• Mensen zijn als machines samengesteld uit afzonderlijke delen
• Een mens is een ingewikkeld dier (geen onderscheid tussen mens en dier)
• Iedere mens en ieder menselijk deeltje is afzonderlijk te bestuderen
• De invloed van de omgeving is niet essentieel
• Lineair causaal verklaringsmodel
• Het geheel is gelijk aan de som der delen
Organistisch mensbeeld
• Mensen zijn als organismen, ze groeien en bloeien als 1 geheel
• Vergelijkingen met dieren kunnen zinvol zijn. Verschil ligt in sociale en culturele omgeving
• Een organisme/mensen kun je niet los bestuderen van zijn omgeving
• Circulair verklaringsmodel
• Het geheel is meer dan de som der delen
Personalistisch mensbeeld
• Uniek karakter dat zijn eigen cultuur creëert
• Menselijk handelen is doelgericht, mensen geven zin aan hun leven (betekenis geven en
heden/verleden/toekomst)
• Een mens is één geheel, we kunnen niets apart bestuderen
• Kennis uit dierexperimenten zegt niets over menselijk gedrag
H2 PSYCHOANALYSE
Uitganspunten
, • Subjectieve ervaringen van een persoon zijn essentieel: Bepaald door biologische aanleg en
unieke levensgeschiedenis. Ieder ervaart de wereld door zijn unieke bril.
• Aansturing van gedrag geschiedt bewust én onbewust, verschillende motieven, niet alle bewust
ervaren. (Vb. Waarom koos je deze studierichting?)
• Er bestaat in elk persoon een “Onbewuste”: een plaats waar onze wensen zitten waarvan we niet
bewust zijn. Deze onbewuste wensen beïnvloeden ons gedrag.
• Conflictmodel: al ons gedrag (incl. Gedachten, dromen) wordt bepaald door onze onbewuste
wensen en het feit dat we die niet accepteren: compromis tussen wens en verbod
• Elk gedrag is betekenisvol, mogelijks is de betekenis verborgen. Toevallig bestaat niet
(Freudiaanse versprekingen)
• Ervaringen uit de eerste levensjaren zijn vaak bepalend voor later gedrag: opvoedingscontext zeer
belangrijk! Psychische ontwikkeling kind bepaalt persoonlijkheid volwassene
Veel verschillende soorten psychoanalyse
• Verschillende soorten psychoanalyse.
Te vergelijken met een rivierdelta
• Na Freud veel bekende ‘andere’ psychoanalytici
– Carl Jung
– Alfred Adler
– Anna Freud
– Lacan
– Bowlby
Pessimistisch: driften sturen ons gedrag, we zijn zelf geen meester over ons
gedrag. We streven illusies en idealiseringen na en vervalsen de realiteit.
Optimistisch: bewustwording van onderliggende oorzaken van ons gedrag, van onze onbewuste wensen
en driften, maakt ons leven meer stuurbaar via psychoanalyse (de techniek) kan men tot bewustwording
komen: openstaan voor wat ons bang maakt, voor wat ons bedroeft en wat ons verheugt, om echt te
leven.
• Conflict tussen irrationele en onbewuste wensen en verboden uit zich in een compromis: uiterlijk
gedrag. We zijn onszelf niet bewust de baas. (Conflictmodel)
• Twee aangeboren driften: Eros en Thanatos: Levensdrift (seksualiteitsdrift) en doodsdrift
(agressiedrift). Worden beteugeld, maar geven ons drive. (Driftmodel)
• Levensgeschiedenis: determineert ons (we kunnen er niet meer los van komen?)
• Gestoord vs normaal: glijdende schaal
Indeling van de psychoanalyse
• Mensbeeld
• De psychoanalyse ken(de) twee mensbeelden (dualistisch)
• Mechanistisch mensbeeld: complex gedrag wordt gereduceerd tot zijn essentie:
eenduidige oorzaken van gedrag: driften (psychoanalyse in beginjaren)
• Personalistisch mensbeeld: zingeving door bewustwording van onderliggende
oorzaken van gedrag: doelgericht gedrag gevolg van het unieke onbewuste. Begrijpelijk
maken door betekenis te zoeken. (Psychoanalyse nu)
Onderdelen van de klassieke theorie