Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien 4.2 TrustPilot
logo-home
Resume

Met deze samenvatting haal je de toets in 1 keer!

Vendu
-
Pages
32
Publié le
28-05-2025
Écrit en
2020/2021

Een mooie samenvatting van het boek basiskennis natuur en techniek. Door middel van deze samenvatting heb ik de toelatingstoets in 1 keer gehaald en ben ik ondertussen leerkracht in het basisonderwijs! De samenvatting biedt gegarandeerd succes! Succes met het leren!

Montrer plus Lire moins
Établissement
Cours











Oups ! Impossible de charger votre document. Réessayez ou contactez le support.

Livre connecté

École, étude et sujet

Cours

Infos sur le Document

Livre entier ?
Oui
Publié le
28 mai 2025
Nombre de pages
32
Écrit en
2020/2021
Type
Resume

Sujets

Aperçu du contenu

1


Natuur en techniek
Hoofdstuk 1 planten
1.1 indeling van platen
Planten kun je indelen in 4 soorten: wieren (algen), mossen, paardenstaarten (vaatplanten), varens
en zaadplanten (coniferen en bloemplanten)

Sportenplanten: wieren, mossen, paardenstaarten, varens

Wieren:

Wieren hebben geen echte wortels, stengels en bladeren. Wieren maken hun eigen voedsel door
fotosynthese. Wieren komen in het water voor. Er zijn eencellige wieren (algen) ook zijn er
meercellige wieren, die hebben bijvoorbeeld bladachtige vormen.

Mossen:

Mossen zijn landplanten maar leven in een vochtige leefomgeving. Mossen hebben geen
transportsysteem van vaatbundels om water vanuit de bodem te transporteren. Mossen hebben ook
geen echte wortels. Mossen nemen water rechtstreeks op via dunne, eenvoudige blaadjes. Voor de
voortplanting produceren mossen sporendragers of sporenkapsels.

Paardenstaarten:

Paardenstaarten zijn beter aangepast aan een droger landleven. Ze hebben wortels en hun bladeren
en stengels hebben een wasachtige laag om uitdroging tegen te gaan. Hun stengels en bladeren
hebben vaatbundels om zo water en voedingsstoffen ten transporteren door de plant.

Varens:

Varens groeien uit een wortelstok en hebben grote veer nervige bladeren. Varens zijn beter
aangepast aan het droger landleven. Hebben een uitgebreid wortelstelsel.

Zaadplanten:

Zaadplanten hebben ook een uitgebreid wortelstelsel en vaatbundels die voedingsstoffen vervoeren.
Zaadplanten zijn het best bestand tegen een droog landleven. Ze hebben ook een wasachtige laag
om droogte te voorkomen. Voorbeelden van zaadplanten zijn naald en loofbomen. Ze planten zich
voort doormiddel van zaden. Zaadplanten kun je indelen in 2 groepen: de coniferen en de
bloemplanten.

Coniferen: coniferen hebben geen bloemen of vruchten coniferen zijn ook wel naaktzadigen omdat
zaden zich niet in een vrucht ontwikkelen. Voorbeeld hiervan zijn naaldbomen.

Bloemplaten: 80% van alle planten op aarde zijn bloemplanten. Een voorbeeld hiervan zijn
loofbomen. Bloemplanten hebben bloemen waarmee ze zich voortplanten doormiddel van
bestuiving. Na de bestuiving komt de bevruchting.

, 2


1.2 de bouw van zaadplanten
Belangrijke kiemings en groeifactoren voor een plant zijn: licht, koolstofdioxide, zuurstof,
water, voedingszouten en warmte.
De belangrijkste functie van bladeren is het aanmaken van
voedsel voor de eigen plant door middel van fotosynthese.
Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels, die zitten in de
cellen van bladeren (en stengels). Door energie uit het
geabsorbeerde zonlicht kunnen bladgroenkorrels uit water en
koolstofdioxide energierijke suikers halen. Dit heeft assimilatie.
Uit de fotosynthese ontstaat weer zuurstof voor de mens.
Planten gebruiken suikers als bouwstof. De suikers dienen ook als brandstof. De verbranding
van suikers is het tegenovergestelde van fotosynthese. Suikers worden door zuurstof
afgebroken tot koolstofdioxide en water, hierbij komt energie vrij. Dit heet dissimilatie.
Kijk voor de bouw van een blad op blz. 40.
Bladeren hebben meestal een brede, platte vorm zodat er veel licht wordt opgevangen.
De cellen met de meeste bladgroenkorrels zitten aan de bovenkant van het blad. Bladeren
zijn vaak erg dun zodat de koolstofdioxide makkelijk in de cellen met bladgroenkorrels kan
komen. Koolstofdioxide kan naar binnen door de huidmondjes in de opperhuid. Via
huidmondjes wordt ook zuurstof afgegeven, ook regelen ze de verdamping bij een plant. De
wasachtige laag aan de bovenkant van een blad gaat de onnodige verdamping tegen.
Kijk voor een plantencel en een dierlijke cel blz. 41.
De celkern bevat erfelijke materialen in de vorm van chromosomen en speelt een
belangrijke rol in de regelprocessen in de cel. Het celplasma bevat water en eiwitten en ook
organellen. De cel wordt begrensd met een celmembraan die het transport van de cel
reguleert. Een plantencel heeft ook nog een celwand voor de extra stevigheid. Een vacuole is
een blaasje gevuld met water en opgeloste stoffen als zouten, reservestoffen, kleurstoffen
en afvalstoffen.
Het wortelstelsel van een plant heeft 2 belangrijke functies: wortels zetten de plant stevig in
de grond, ook nemen de wortels water en voedingszouten op uit de bodem.
De kleinste vertakkingen van de wortels nemen water en voedingszouten op. De
wortelharen zorgen voor die opname. Een wortel kan 1 hoofdwortel hebben met zijwortels
maar soms groeien ook vele kleine wortels de grond in.
Soms dienen wortels ook als opslagplaats voor reservevoedsel. Soms wordt zetmeel
opgeslagen in de wortels om het volgende groeiseizoen te benutten.

, 3


De bouw en functie van stengels
De functies van stengels van een plant: de stengel draagt de bladeren, de stengel geeft
stevigheid, bij een groene stengel vindt er ook fotosynthese plaats. De belangrijkste functie
is het transport van water en voedingsstoffen.
Een stengel bevat over vele vaatbundels die zorgen voor het transport. Een vaatbundel
bevatten buisachtige cellen die met elkaar verbonden zijn.
Er zijn 2 soorten vaatbundels: bastvaten en houtvaten. De bastvaten vervoeren suikers en
liggen het dichts bij de buitenkant van de stengel. De houtvaten liggen meer in het midden
van de stengel en vervoeren water en zouten (mineralen) vanuit de wortels omhoog.
De celwanden van de houtvaten zijn extra verstevigd met houtstof.
Tussen de bastvaten en de houtvaten zit een dun laagje met de naam cambium. Het
cambium maakt voortdurend nieuwe cellen aan. Naar de buitenkant vormt het bastcellen en
naar de binnenkant houtcellen. Door het cambium kan een stengel ook in de dikte groeien.
Bomen zijn bijzondere planten omdat zij hogerop kunnen komen door een extra stevige en
houtachtige stengel; de stam. Bij bomen wordt hun stam elk jaar dikker. Hun cambium
vormt naar buiten toe de bastvaten en naar binnen toe e houtvaten. De laag van bastvaten
wordt elk jaar vernieuwd. De laag met houtvaten blijft bestaan. De ringen die je kunt zien in
een boom zijn de lagen houtvaten die elk jaar wordt aangemaakt. Je kunt hier ook het
levensverhaal van een boom in aflezen in gunstige en ongunstige groeiperioden. De schors is
een beschermlaag van de boom.
Er zijn verschillende soorten bomen. Bekende zijn loofbomen en naaldbomen. De
naaldbomen hebben smalle harde bladeren in de vorm van naalden. Ze behoren tot de
groep coniferen. Alle loofbomen behoren tot de groep bloemplanten. Loofbomen hebben
vaak platten en brede bladeren.
Planten beschermen zich in de vorm van mechanische, chemische of indirecte vormen van
afweer.
Mechanische afweer: groeivormen als stekels of doorns op een stengel, of brandharen op
bladeren.
Mechanische afweer: planten zijn dan giftig.
Indirecte afweer: bij indirecte afweer maken planten zich aantrekkelijk voor de vijanden van
de belagers van de plant. Een acacia plant geeft een geur af waar veel mieren op af komen,
dit doet die omdat andere insecten deze geur weer niet aantrekkelijk vinden.

, 4


De voortplanting van bloemplanten
Planten doen aan geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting. Bij ongeslachtelijke
voortplanting kan een deel van de plant uitgroeien tot een nieuwe plant. Bij de geslachtelijke
voortplanting vindt er versmelting plaats tussen een mannelijk geslachtscel (stuifmeel) met
een vrouwelijk geslachtscel. Bij ongeslachtelijke voortplanting kan 1 bol, uitloper of knol
uitgroeien tot meerdere zoals bij de aardappel. Hierbij kunnen planten zich vermeerderen
zonder zaden.
Bolgewassen slaan hun reservevoedsel op onder de grond in de zogenoemde bolrokken.
Tussen de bolrokken bevinden zich de knoppen. In het voorjaar groeit de eindknop uit tot
een plant. Hierbij verbruikt de plant het reservevoedsel uit de bolrokken. Aan het eind van
het jaar wordt een deel van het voedsel in nieuwe bolrokken opgeslagen. Ondertussen
krijgen de zijknoppen ook voedsel waardoor zij zich tot nieuwe bollen kunne ontwikkelen.
Planten kunnen ook stengelknollen vormen waarin reservevoedsel wordt opgeslagen. In het
voorjaar kunnen de knollen uitgroeien tot een nieuwe plant.
In het voorjaar lopen de knoppen van kruidachtige planten uit en vormen zo nieuwe
scheuten, dit zijn uitlopers. Aan de knoppen van deze uitlopers kunnen weer nieuwe wortels
en stengels groeien, zo ontstaan nieuwe planten.
Je kunt zelf een uitloper creëren door een stuk stengel naar de grond te buigen en met de
grond te bedekken. Dit heeft afleggen. Je kunt planten ongeslachtelijk vermeerderen door
het nemen van stekken van een stengel, wortel of blad.
Zie afbeelding 1.3.2 blz. 53
De bouw en functie van bloemen
Bij geslachtelijke voortplanting van bloemplanten speelt de bloem een centrale rol. De
stamper is het vrouwelijke geslachtsorgaan van een bloem en vormt de vrouwelijke
geslachtscellen: de eicellen in de zaadbeginsels. Als de vrouwelijke geslachtcellen zijn
bevrucht, groeien de zaadbeginsels uit tot zaden van een plant. Het vruchtbeginsel groeit
mee en vormt een beschermende vrucht om het zaad. Meeldraden zijn de mannelijke
geslachtsorganen van een bloem. De helmknoppen produceren de stuifmeelkorrels, die de
mannelijke geslachtcellen bevatten. Veel bloemen hebben kroonbladeren en kelkbladeren.
De kelkbladeren beschermen de bloem in de knop. De kroonbladeren kunnen felgekleurd of
juist onopvallend zijn.
Zie afbeelding op blz. 57.
Als de kelk en kroonbladeren samen dezelfde kleur krijgen dan noem je dat samen het
bloemdek.
Paardenbloemen doen aan verspreiding via wind. Dit heet de zaadverspreiding.
Wanneer stamper en meeldraden in 1 bloem zitten noem je die bloemen tweeslachtig. Er
zijn ook aparte mannelijke en vrouwelijke bloemen. Als de mannelijke en vrouwelijke
bloemen op aparte planten voorkomen is de bloem tweehuizig.
$5.66
Accéder à l'intégralité du document:

Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien

Faites connaissance avec le vendeur
Seller avatar
dillanschulte
4.3
(3)

Document également disponible en groupe

Reviews from verified buyers

Affichage de tous les avis
2 mois de cela

4.0

1 revues

5
0
4
1
3
0
2
0
1
0
Avis fiables sur Stuvia

Tous les avis sont réalisés par de vrais utilisateurs de Stuvia après des achats vérifiés.

Faites connaissance avec le vendeur

Seller avatar
dillanschulte NHL Stenden Hogeschool
S'abonner Vous devez être connecté afin de suivre les étudiants ou les cours
Vendu
4
Membre depuis
6 mois
Nombre de followers
0
Documents
3
Dernière vente
2 semaines de cela

4.3

3 revues

5
1
4
2
3
0
2
0
1
0

Récemment consulté par vous

Pourquoi les étudiants choisissent Stuvia

Créé par d'autres étudiants, vérifié par les avis

Une qualité sur laquelle compter : rédigé par des étudiants qui ont réussi et évalué par d'autres qui ont utilisé ce document.

Le document ne convient pas ? Choisis un autre document

Aucun souci ! Tu peux sélectionner directement un autre document qui correspond mieux à ce que tu cherches.

Paye comme tu veux, apprends aussitôt

Aucun abonnement, aucun engagement. Paye selon tes habitudes par carte de crédit et télécharge ton document PDF instantanément.

Student with book image

“Acheté, téléchargé et réussi. C'est aussi simple que ça.”

Alisha Student

Foire aux questions