Inhoud
Hoofdstuk 1: Waarover?
I. Het onderzoeksdomein: enkele definities
II. De economische kringloop
III. Hoe welvarend zijn we?
IV. Drijvende krachten achter de welvaartstoename
Hoofdstuk 2: Hoe?
I. De homo economicus
II. Het individuele gedragsmodel
III. Sociale interacties
Hoofdstuk 3: Vraag en aanbod
I. De ideale markt
II. De vraag (bereidheid tot betalen)
III. Het aanbod (marginale kosten)
IV. Prijsvorming
V. Verschuivingen van vraag- en aanbodcurve
Hoofdstuk 4: Elasticiteiten
I. De eigen prijselasticiteit van de vraag
II. De eigen prijselasticiteit van het aanbod
III. De inkomenselasticiteit van de vraag
IV. De kruiselingse prijselasticiteit van de vraag
V. Aanbodschokken
VI. Vraagschokken
Hoofdstuk 5: Overheidsinterventie
I. Maximumprijs
II. Minimumprijs
III. Quota
IV. Indirecte belastingen en subsidies
V. De woonbonus
Hoofdstuk 6: Kosten en ontvangsten
I. De productiefunctie
II. Kosten op korte termijn
III. Kosten op lange termijn
IV. Ontvangsten
,Hoofdstuk 7: Economische winst en optimale productie
I. Economische winst
II. Opportuniteitskost
III. Outputregel
IV. Sluitingsregel
Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging
I. Kenmerken
II. KT-aanbod van de competitieve onderneming
III. LT-aanbod van de competitieve onderneming
IV. Marktevenwicht onder perfecte mededinging
V. Welvaartsinterpretatie van het marktevenwicht
Hoofdstuk 9: Marktvormen en marktmacht
I. Monopolie
II. Oligopolie
III. Monopolistische concurrentie
Hoofdstuk 10: Collectieve goederen en marktfalen
I. Collectieve goederen
II. Externe effecten
III. Asymmetrische informatie
Hoofdstuk 11: Herverdeling en sociale zekerheid
I. Redenen voor herverdeling
II. Herverdelingsinstrumenten
III. Sociale zekerheid
Hoofdstuk 12: Economische indicatoren
I. Werkloosheid
II. Inflatie
III. Conjunctuur
Hoofdstuk 13: Internationale handel
I. Comparatieve voordelen
II. Handelsbarrières
III. Handelsverdragen
Hoofdstuk 14: Verdeling
I. Van primair inkomen tot individuele welvaart
II. Ongelijkheid en armoede
Hoofdstuk 15: Duurzaamheid en ecologische economie
I. Milieuproblemen als marktfalen
II. Beleidsmaatregelen voor duurzaamheid
Hoofdstuk 16: Nationale rekeningen
,I. Waarde van de productie
II. Bruto binnenlands product
III. Betalingsbalans
IV. Nationaal inkomen
V. Sparen en investeren in een open economie
Hoofdstuk 17: BBP als maatstaf van economische activiteit
I. Nominaal en reëel bbp
II. BBP-deflator
III. Van niveau naar groei
IV. Groeicijfers als bril op de wereld
V. Inflatie en nominale groei
VI. Groei van het bbp en welvaart
Hoofdstuk 18: Centrale banken en monetair beleid
I. Geldhoeveelheid en geldcreatie
II. Instrumenten van de centrale bank
III. Inflatie en rente
Hoofdstuk 19: Het Keynesiaanse model
I. Inleiding en veronderstellingen
II. Bestedingscomponenten
III. Multiplicator-effect
IV. Evenwicht op korte termijn
Hoofdstuk 20: Wisselkoersen en globalisering
I. De wisselkoers
II. Wisselmarkten
III. Appreciatie & depreciatie
IV. Vaste vs. vlottende systemen
V. Trilemma monetair beleid
, Hoofdstuk 1: waarover?
I. Het onderzoeksdomein: enkele definities
II. De economische kringloop
III. Hoe welvarend zijn we?
IV. Drijvende krachten achter de welvaartstoename
I. Definities
Economische invalshoek
=Je kijkt naar een maatschappelijk vraagstuk vanuit de economische positie en
belangen van groepen mensen.
Collectieve behoeften =( eten, drinken, wegeninfrastructuur, recht,… )=
veelvuldige behoeften à worden vervuld door goederen en diensten à hiervoor
heb je middelen nodig
Je moet kiezen // van een groep (van inviduen) = economische invalshoekà
hebben als doel bepaalde zaken te realiseren met de middelen waarover je
beschikt
II. De economische kringloop
=> stelt de interactie tussen economische agenten voor.
Economische agenten= beslissingsnemers: gezinnen, ondernemingen,
financiële instellingen, de overheid, het buitenland.
Consumptie = verwerven van goederen en diensten ter bevrediging van
behoeften, van het invidu en vd gemeenschap
Productie = het voortbrengen van goederen en diensten die op de gepaste tijd
en plaats ter beschikking worden gesteld.
Toegevoegde waarden= inkomen dat gecreëerd word binnen een
onderneming dat beschikbaar is om uit te geven aan bepaalde factoren
Productieproces:
Onderneming = belangrijkste producent
Koopt of levert inputs, die worden omgezet in output
Inputs:
I. Lopende inputs: grondstoffen, hulpstoffen(verdwijnen bij het
produceren)