H1 Treadwell & Davis – Week 1
Leerdoelen:
- Basisveronderstellingen achter onderzoek naar menselijke communicatie
identificeren
- Onderzoeksvragen identificeren die gesteld kunnen worden over communicatie
- Enkele beslissingen beschrijven die nodig zijn bij het plannen van
communicatieonderzoek
- Betekenis kennen van inductie, deductie, abductie
- Belangrijkste redenen om onderzoek te doen identificeren
- Uitleggen op welke manieren we ‘weten wat we weten’
- Beschrijf de belangrijkste wereldbeelden in onderzoek naar menselijke communicatie
& hoe elk daarvan de aard van onderzoek vormgeeft
- Bespreek voor- & nadelen van het baseren van uw werk op het werk van andere
onderzoekers
- Leg met voorbeelden het verschil uit tussen een onderzoeksvraag & een hypothese
- Om de empirische cyclus te kunnen begrijpen en een onderzoeksmethode te kunnen
kiezen, moet je eerst weten wat wetenschappelijk onderzoek en empirisme inhoudt.
- moet je weten welke regels wij volgen bij het uitvoeren van wetenschappelijk
onderzoek
- Je kunt de vijf fasen van de empirische cyclus in de juiste volgorde zetten.
- Je begrijpt hoe de verschillende fasen van de cyclus elkaar logisch opvolgen.
Belangrijk bij onderzoek:
1. Ethiek & Gedragsnormen die van onderzoekers worden verwacht
2. De vraag --> Of menselijke communicatie ‘t beste wordt begrepen door middel van
getallen (kwantitatief) of woorden (kwalitatief) onderzoek
3. De methoden & processen die onderzoek geloofwaardig maken
Probleem bij communicatieonderzoek --> Hoe definieer & meet je een houding?
Steekproef:
− Wie vraag je? Moet representatief zijn
− Veel mensen niet geïnteresseerd in enquête invullen
− Als je het goed doet --> steekproef in combinatie met statistiek kennis kan ons
generalisaties laten maken over grote aantallen mensen op basis van een kleinere
steekproef van hen
Methoden:
Veel soorten. 2 klassieken kwantitatieve methoden:
1. Enquêtes
2. Experimenten
Kwantitatief of kwalitatief
Kwantitatief is tellen hoeveel voor en tegen de sloop.
Kwalitatief is analyseren inhoud argumenten van mensen van voor of tegen de sloop.
Objectiviteit of subjectiviteit
Eerst streven naar objectiviteit. Nu erkenning dat subjectiviteit niet zal verdwijnen.
, Aan de slag met onderzoek
Elk onderzoeksproject:
1. Oriënteren op interessegebied
2. Beslissen welke vragen --> daarna kijken hoe deze beantwoorden
3. Beslissen welke veronderstellingen gebruiken
4. Beslissen welke methoden gebruiken
Voorbeelden onderwerpen: - Wat voorspelt of een online video viraal gaat?
- Waarom verkiezen mensen bepaalde muziekgenres boven andere?
Basisveronderstellingen achter communicatieonderzoek
Bewust of stiekem nemen onderzoekers aannames mee in hun onderzoek.
1. Waarnemingen vangen wel/niet een onderliggende realiteit
1e Veronderstelling is dat --> waar we naar kijken, vertelt ons iets over de
onderliggende realiteit waarvan we aannemen dat ze bestaat, maar niet kunnen zien.
We kiezen waar we naar kijken. Maar vertelt dat wat we zien ook iets over een
onderliggende realiteit die we niet kunnen zien?
Bijvoorbeeld ‘macht’. Macht kan je eigenlijk niet zien. Wat wij zien is niet macht maar
iemand die zich op een bepaalde manier gedraagt en anderen die daarop reageren.
Kijken vaak naar bepaald gedrag waarvan wij aannemen dat dit macht
vertegenwoordigd. & Houding kun je ook niet zien. Je ziet hoe iemand zich gedraagt.
2. Theorieën over menselijk gedrag wel/niet generaliseren
2e veronderstelling --> theorieën over menselijk gedrag kunnen gegeneraliseerd
worden. Er wordt aangenomen dat mensen vergelijkbaar zijn in de manier waarop zij
zich gedragen. Te zien aan bijvoorbeeld enquêtes en experimentele methoden.
Onderzoekers nemen dan aan dat resultaten van het onderzoek van toepassing zijn
op mensen die vergelijkbaar zijn met de deelnemers, maar niet zelf deelnemen.
3. Onderzoekers moeten zich wel/niet distantiëren van hun deelnemers
3e veronderstelling --> Betrekking op mate van betrokkenheid van onderzoeker bij
hun deelnemers.
Door meer betrokkenheid --> minder neutraal, meer partijdig, maar inzichten die je
niet krijgt als je afstand houdt, beïnvloeding groepsdynamiek, bevooroordeeld
Door weinig betrokkenheid --> neutraler, onpartijdiger, niet de inzichten van dichtbij
de groep
4. Onderzoek moet wel/niet voor een specifiek doel worden gedaan
4e veronderstelling --> over het doel of de reden voor een onderzoek
Mogelijke redenen: Interesse, Roem, Helpen maatschappelijk probleem, financiën
5. Er is/is niet 1 beste positie om menselijk gedrag te observeren
5e veronderstelling --> sommige aspecten van een vraag zijn belangrijker om naar te
kijken dan andere & daarmee samenhangend dat er 1 beste punt is waaruit
menselijke communicatie kan worden geobserveerd
, Belangrijke componenten menselijke interactie:
- Bron = aanbieder van de inhoud
- Bericht = inhoud van de communicatie
- Kanaal/Medium = voertuig van de communicatie-inhoud
- Ontvanger = ontvanger van informatie
- Ruis = externe informatie die afleidt/verstoort
- Context = de situatie waarin de interactie plaatsvindt
Onderzoeksmogelijkheden – advertentie
1 situatie kan velen onderzoeksvragen veroorzaken.
Werkt de advertentie?
Hoeveel mensen passen zich aan na reclame? Toegepaste communicatie. Vraag die zich
focust op de ontvanger van de boodschap. Moet voor afname dronken rijden andere
verklaringen uitsluiten voordat je kan zeggen dat de advertentie effectief was.
2 kenmerken wetenschappelijke methode: Observatie/empirie & Uitsluiten alternatieve
verklaringen. Bijvoorbeeld meten of meer reclame zorgt voor minder boetes. Ook kijken of
niet komt door minder agenten bv.
Wat kunnen lezers & kijkers ons vertellen?
Gericht op ontvanger boodschap. Vaststellen dat reclame invloed heeft op gedrag mens,
zegt niet waarom het invloed heeft. Een manier om achter ‘waarom’ te komen is bv. Een
enquête (kwantitatief). Opinieonderzoek: onderzoekers stellen vragen waarvan zij ze
belangrijk vinden. Focusgroep kan ook --> 6-12 mensen en in eigen woorden (kwalitatief).
Wat kan de inhoud ons vertellen?
Invalshoeken om inhoud te bestuderen:
- Retoriek
- Inhoudsanalyse
- Kritische analyse
Retoriek:
Welke tactieken en aansporingen worden gebruikt om publiek over te halen tot gedrag.
Bijvoorbeeld aansporen met logica (Drank + rijden = ongeluk), karakter (typische tiener),
emotie (gevolgen ongeluk). Eigenlijk kwalitatieve benadering. Analyseren het gebruik van
taal, niet van cijfers.
~Kenneth Burke --> analyse menselijke communicatie met vragen:
wat is de handeling? De scène? De mensen? Het doel van de handeling?
Inhoudsanalyse:
Een kwantitatieve methode. Bijvoorbeeld tellen hoeveel mannen & vrouwen in de reclame.
Reclamewereld vergelijken met de echte wereld. Observeerbaar. Inhoud reclame
analyseren.
Kritische analyse:
Heeft basisaanname --> communicatie houdt machtsstructuren in de samenleving in stand
en bevordert ze. Focus ligt op de relatie tussen de bron en de ontvanger van de boodschap
in plaats van op 1 onderdeel van het communicatieproces.
Wie zijn belangen worden gevolgd door de reclame? Hoe handhaven taal de belangen van
, bedrijven? Hoe profiteert een bedrijf van een campagne? Hoe worden de belangen
bevordert van een bedrijf door de campagne?
Reeks onvermijdelijke beslissingen
Menselijke communicatie = complex
Daarom --> niet gehele communicatiegebeurtenis verklaren/analyseren, maar een deel.
Keuzes maken, want niet alle tijd & middelen.
Voorbeelden van keuzes:
1. Breed of smal studiegebied?
Weinig tijd, breed onderwerp, moet onderzoek doen naar het beschikbare &
haalbare. Onderzoeker richt zich vaak op specifiek interessegebied. Bv. Adverteren,
journalistiek, visuele communicatie en online nieuws.
2. De onderzoeker: nuchter of betrokken?
In hoeverre moet onderzoeker betrokken zijn bij de proefpersonen? Wetenschap wil
objectiviteit & emotieloze observatie.
Actieonderzoek = gericht op verbeteren levens van de mens. Nauw betrokken bij
proefpersonen.
Beloning voor onderzoeker = nieuwe bevinding, nieuwe theorie,
bevestiging/ontkenning bestaande theorie
3. De aanpak: Subjectief of objectief?
Sociale wetenschappers gaan ervan uit dat begrippen als loyaliteit en intelligentie
objectief gemeten kunnen worden bij iedereen. Bij Objectiviteit hebben bepaald
gedrag een universele betekenis. Bij fenomenologen niet. Die kijken naar
subjectiviteit en naar verschillen in cultuur, emotie, geven van betekenis aan dingen.
4. Het perspectief: uw vragen of hun antwoorden?
Wil je antwoord krijgen op specifieke vragen die je als onderzoeker hebt of wil je de
mening van mensen in eigen woorden horen?
5. De steekproef: groot of klein?
Hoeveel mensen voor nauwkeurig beeld? Interview met 1 familie kan ook meer
inzicht geven in situaties dan enquête onder 1000 mensen.
6. De data: Kwantitatief of kwalitatief?
Loopt vaak in elkaar over.
Triangulation/triangulatie = onderzoekers gebruiken meerdere methoden die
meerdere perspectieven bieden om te zorgen voor een goede oplossing voor een
probleem. Bv. Verband gezin en relatie tv onderzoeken. Gezinsleden interviewen,
samenleven met 1 gezin, inhoudsanalyse tv, enquête onder gezinnen. & reclame
testen onder focusgroep en daarna enquête erover rondsturen.
methadologie = benadering die ervanuit gaat dat subjectieve kijk op de wereld van
deelnemers van belang is, maar combineren dit met kwantitatieve inzichten.
Leerdoelen:
- Basisveronderstellingen achter onderzoek naar menselijke communicatie
identificeren
- Onderzoeksvragen identificeren die gesteld kunnen worden over communicatie
- Enkele beslissingen beschrijven die nodig zijn bij het plannen van
communicatieonderzoek
- Betekenis kennen van inductie, deductie, abductie
- Belangrijkste redenen om onderzoek te doen identificeren
- Uitleggen op welke manieren we ‘weten wat we weten’
- Beschrijf de belangrijkste wereldbeelden in onderzoek naar menselijke communicatie
& hoe elk daarvan de aard van onderzoek vormgeeft
- Bespreek voor- & nadelen van het baseren van uw werk op het werk van andere
onderzoekers
- Leg met voorbeelden het verschil uit tussen een onderzoeksvraag & een hypothese
- Om de empirische cyclus te kunnen begrijpen en een onderzoeksmethode te kunnen
kiezen, moet je eerst weten wat wetenschappelijk onderzoek en empirisme inhoudt.
- moet je weten welke regels wij volgen bij het uitvoeren van wetenschappelijk
onderzoek
- Je kunt de vijf fasen van de empirische cyclus in de juiste volgorde zetten.
- Je begrijpt hoe de verschillende fasen van de cyclus elkaar logisch opvolgen.
Belangrijk bij onderzoek:
1. Ethiek & Gedragsnormen die van onderzoekers worden verwacht
2. De vraag --> Of menselijke communicatie ‘t beste wordt begrepen door middel van
getallen (kwantitatief) of woorden (kwalitatief) onderzoek
3. De methoden & processen die onderzoek geloofwaardig maken
Probleem bij communicatieonderzoek --> Hoe definieer & meet je een houding?
Steekproef:
− Wie vraag je? Moet representatief zijn
− Veel mensen niet geïnteresseerd in enquête invullen
− Als je het goed doet --> steekproef in combinatie met statistiek kennis kan ons
generalisaties laten maken over grote aantallen mensen op basis van een kleinere
steekproef van hen
Methoden:
Veel soorten. 2 klassieken kwantitatieve methoden:
1. Enquêtes
2. Experimenten
Kwantitatief of kwalitatief
Kwantitatief is tellen hoeveel voor en tegen de sloop.
Kwalitatief is analyseren inhoud argumenten van mensen van voor of tegen de sloop.
Objectiviteit of subjectiviteit
Eerst streven naar objectiviteit. Nu erkenning dat subjectiviteit niet zal verdwijnen.
, Aan de slag met onderzoek
Elk onderzoeksproject:
1. Oriënteren op interessegebied
2. Beslissen welke vragen --> daarna kijken hoe deze beantwoorden
3. Beslissen welke veronderstellingen gebruiken
4. Beslissen welke methoden gebruiken
Voorbeelden onderwerpen: - Wat voorspelt of een online video viraal gaat?
- Waarom verkiezen mensen bepaalde muziekgenres boven andere?
Basisveronderstellingen achter communicatieonderzoek
Bewust of stiekem nemen onderzoekers aannames mee in hun onderzoek.
1. Waarnemingen vangen wel/niet een onderliggende realiteit
1e Veronderstelling is dat --> waar we naar kijken, vertelt ons iets over de
onderliggende realiteit waarvan we aannemen dat ze bestaat, maar niet kunnen zien.
We kiezen waar we naar kijken. Maar vertelt dat wat we zien ook iets over een
onderliggende realiteit die we niet kunnen zien?
Bijvoorbeeld ‘macht’. Macht kan je eigenlijk niet zien. Wat wij zien is niet macht maar
iemand die zich op een bepaalde manier gedraagt en anderen die daarop reageren.
Kijken vaak naar bepaald gedrag waarvan wij aannemen dat dit macht
vertegenwoordigd. & Houding kun je ook niet zien. Je ziet hoe iemand zich gedraagt.
2. Theorieën over menselijk gedrag wel/niet generaliseren
2e veronderstelling --> theorieën over menselijk gedrag kunnen gegeneraliseerd
worden. Er wordt aangenomen dat mensen vergelijkbaar zijn in de manier waarop zij
zich gedragen. Te zien aan bijvoorbeeld enquêtes en experimentele methoden.
Onderzoekers nemen dan aan dat resultaten van het onderzoek van toepassing zijn
op mensen die vergelijkbaar zijn met de deelnemers, maar niet zelf deelnemen.
3. Onderzoekers moeten zich wel/niet distantiëren van hun deelnemers
3e veronderstelling --> Betrekking op mate van betrokkenheid van onderzoeker bij
hun deelnemers.
Door meer betrokkenheid --> minder neutraal, meer partijdig, maar inzichten die je
niet krijgt als je afstand houdt, beïnvloeding groepsdynamiek, bevooroordeeld
Door weinig betrokkenheid --> neutraler, onpartijdiger, niet de inzichten van dichtbij
de groep
4. Onderzoek moet wel/niet voor een specifiek doel worden gedaan
4e veronderstelling --> over het doel of de reden voor een onderzoek
Mogelijke redenen: Interesse, Roem, Helpen maatschappelijk probleem, financiën
5. Er is/is niet 1 beste positie om menselijk gedrag te observeren
5e veronderstelling --> sommige aspecten van een vraag zijn belangrijker om naar te
kijken dan andere & daarmee samenhangend dat er 1 beste punt is waaruit
menselijke communicatie kan worden geobserveerd
, Belangrijke componenten menselijke interactie:
- Bron = aanbieder van de inhoud
- Bericht = inhoud van de communicatie
- Kanaal/Medium = voertuig van de communicatie-inhoud
- Ontvanger = ontvanger van informatie
- Ruis = externe informatie die afleidt/verstoort
- Context = de situatie waarin de interactie plaatsvindt
Onderzoeksmogelijkheden – advertentie
1 situatie kan velen onderzoeksvragen veroorzaken.
Werkt de advertentie?
Hoeveel mensen passen zich aan na reclame? Toegepaste communicatie. Vraag die zich
focust op de ontvanger van de boodschap. Moet voor afname dronken rijden andere
verklaringen uitsluiten voordat je kan zeggen dat de advertentie effectief was.
2 kenmerken wetenschappelijke methode: Observatie/empirie & Uitsluiten alternatieve
verklaringen. Bijvoorbeeld meten of meer reclame zorgt voor minder boetes. Ook kijken of
niet komt door minder agenten bv.
Wat kunnen lezers & kijkers ons vertellen?
Gericht op ontvanger boodschap. Vaststellen dat reclame invloed heeft op gedrag mens,
zegt niet waarom het invloed heeft. Een manier om achter ‘waarom’ te komen is bv. Een
enquête (kwantitatief). Opinieonderzoek: onderzoekers stellen vragen waarvan zij ze
belangrijk vinden. Focusgroep kan ook --> 6-12 mensen en in eigen woorden (kwalitatief).
Wat kan de inhoud ons vertellen?
Invalshoeken om inhoud te bestuderen:
- Retoriek
- Inhoudsanalyse
- Kritische analyse
Retoriek:
Welke tactieken en aansporingen worden gebruikt om publiek over te halen tot gedrag.
Bijvoorbeeld aansporen met logica (Drank + rijden = ongeluk), karakter (typische tiener),
emotie (gevolgen ongeluk). Eigenlijk kwalitatieve benadering. Analyseren het gebruik van
taal, niet van cijfers.
~Kenneth Burke --> analyse menselijke communicatie met vragen:
wat is de handeling? De scène? De mensen? Het doel van de handeling?
Inhoudsanalyse:
Een kwantitatieve methode. Bijvoorbeeld tellen hoeveel mannen & vrouwen in de reclame.
Reclamewereld vergelijken met de echte wereld. Observeerbaar. Inhoud reclame
analyseren.
Kritische analyse:
Heeft basisaanname --> communicatie houdt machtsstructuren in de samenleving in stand
en bevordert ze. Focus ligt op de relatie tussen de bron en de ontvanger van de boodschap
in plaats van op 1 onderdeel van het communicatieproces.
Wie zijn belangen worden gevolgd door de reclame? Hoe handhaven taal de belangen van
, bedrijven? Hoe profiteert een bedrijf van een campagne? Hoe worden de belangen
bevordert van een bedrijf door de campagne?
Reeks onvermijdelijke beslissingen
Menselijke communicatie = complex
Daarom --> niet gehele communicatiegebeurtenis verklaren/analyseren, maar een deel.
Keuzes maken, want niet alle tijd & middelen.
Voorbeelden van keuzes:
1. Breed of smal studiegebied?
Weinig tijd, breed onderwerp, moet onderzoek doen naar het beschikbare &
haalbare. Onderzoeker richt zich vaak op specifiek interessegebied. Bv. Adverteren,
journalistiek, visuele communicatie en online nieuws.
2. De onderzoeker: nuchter of betrokken?
In hoeverre moet onderzoeker betrokken zijn bij de proefpersonen? Wetenschap wil
objectiviteit & emotieloze observatie.
Actieonderzoek = gericht op verbeteren levens van de mens. Nauw betrokken bij
proefpersonen.
Beloning voor onderzoeker = nieuwe bevinding, nieuwe theorie,
bevestiging/ontkenning bestaande theorie
3. De aanpak: Subjectief of objectief?
Sociale wetenschappers gaan ervan uit dat begrippen als loyaliteit en intelligentie
objectief gemeten kunnen worden bij iedereen. Bij Objectiviteit hebben bepaald
gedrag een universele betekenis. Bij fenomenologen niet. Die kijken naar
subjectiviteit en naar verschillen in cultuur, emotie, geven van betekenis aan dingen.
4. Het perspectief: uw vragen of hun antwoorden?
Wil je antwoord krijgen op specifieke vragen die je als onderzoeker hebt of wil je de
mening van mensen in eigen woorden horen?
5. De steekproef: groot of klein?
Hoeveel mensen voor nauwkeurig beeld? Interview met 1 familie kan ook meer
inzicht geven in situaties dan enquête onder 1000 mensen.
6. De data: Kwantitatief of kwalitatief?
Loopt vaak in elkaar over.
Triangulation/triangulatie = onderzoekers gebruiken meerdere methoden die
meerdere perspectieven bieden om te zorgen voor een goede oplossing voor een
probleem. Bv. Verband gezin en relatie tv onderzoeken. Gezinsleden interviewen,
samenleven met 1 gezin, inhoudsanalyse tv, enquête onder gezinnen. & reclame
testen onder focusgroep en daarna enquête erover rondsturen.
methadologie = benadering die ervanuit gaat dat subjectieve kijk op de wereld van
deelnemers van belang is, maar combineren dit met kwantitatieve inzichten.