Voorwoord: door de opzet van het examen zijn er heel veel praktijkvoorbeelden, er is geen garantie
dat je deze moet geven maar hoe meer je kan uitleggen aan de hand van voorbeelden hoe gunstiger
Hoofdstuk 1: Economische stromen
1. Evenwichtsmodellen: neo-klassieke markttheorie
De vrije ongereglementeerde markt, geen overheids inmenging
Werking: alle actoren handelen voor voordeel optimalisatie, bij de producenten is dit
winstoptimalisatie, voor consumenten is dit het meest waar voor hun geld krijgen.
Gevolg: er ontstaat een balans tussen deze 2, evenwichtsprijzen worden bepaald door vraag en
aanbod
Dit is de invisible hand
Praktijk:
- Als productiekost goedkoop wordt en er meer wordt geproduceerd tegen dezelfde prijs dan
stijgt het aanbod. Door overvloed aan aanbod zijn mensen niet meer bereid even veel te
betalen. Hierdoor daalt de prijs omdat er minder vraag is. (veel aanbod met weinig vraag)
Producenten zien dat ze niet genoeg winst per product kunnen verdienen en produceren
minder. Het aanbod gaat weer omlaag, mensen zien dit en kopen terug meer omdat ze meer
waar voor hun geld krijgen. Door de stijgende vraag stijgt de prijs weer.
Voorwaarden:
- Volledig geïnformeerde actoren
- Geen machtsbalans in de markt
- Actoren kunnen vrij in en uittreden als consument en producent.
Utopische wereld: deze voorwaarden zullen zich in de praktijk nooit laten zien
2. Non evenwichtsmodellen
Deze stroming geeft kritiek op de evenwichtsmodellen, utopie is niet realistisch. Marktfalen
is een mogelijkheid
Verschillende auteurs delen hun mening:
Keynes: ziet de overheid als een “markt coördinator”.
- In tijden van laagconjuctuur zegt keynes dat de overheid meer investering moet doen en
belastingen moet beperken.
Economische recessie (lage vraag): bedrijven produceren minder met als gevolg
werkloosheidsrisico. Overheid stimuleer vraag om de economie terug te doen stijgen
, - In tijden van hoogconjuctuur kan de overheid hogere belastingen inlassen en investeringen
beperken
Snelle economische groei (hoge vraag): economie bloeit, er gaat veel geld rond.
Hierdoor is er inflatiegevaar. De overheid wilt terugtrekken en de economische groei
stabilieren.
Wolfe: wijst fouten in overheid als “marktcoördinator” uit
- De overheid is niet perfect, ook de publieke sector kampt met haar eigen problematiek. Er
ontbreekt een rationeel prijssysteem
- Vraag en aanbod komen niet uit zichzelf tot een evenwicht. Het probleem ontstaat als de
kosten de baten overtreffen
Overheidsfalen kan betekenen dat de kosten van het in evenwicht brengen hoger
liggen dan de kosten van het oorspronkelijke marktfalen
- Overheidsingrepen kunnen de markt ook verder uit balans brengen
3. Neo-institutioneel model
Beide klassieke theorieën brengen fouten met zich mee, er is nood aan een nieuwe
economische stroming.
Zoek op wat de essentie is van instituties
Coase: NIE gaat uit van de markt als een geheel en niet enkel de prijsvorming ervan (het lichaam
bestuderen, niet enkel het bloed)
- zonder regelgeving is geen enkele markt succesvol kan zijn
NIE neemt een meer realistische aanpak:
- Marktactoren zijn niet volledig geïnformeerd
- Ze handelen irrationeel
- Transatiekosten (alle kosten gedaan om tot handel te komen)
North: Instituties zijn het gevolg van deze transactiekosten, binnen bedrijven liggen transactiekosten
lager.
Samengevat: NIE is een model dat de realiteit mee opneemt in de denkwijze. Markten hebben
begeleiding nodig om succesvol te zijn (geen regels=geen werkende markt). Transactiekosten worden
bij de klassieke modellen niet in kader gebracht, dit zijn alle kosten verbonden aan handel doen.
Hierdoor ontstaan instituties, het doel is om transactiekosten te verminderen.
, Instituties en de onderlinge werking
Niveau Inhoud Frequentie Doel
L1 Cultuur, normen, religie 100-1000 jaar Spontaan gedrag, sociale stabiliteit
L2 Wetgeving, eigendomsrechten 10-100 jaar Institutioneel kader, 1e orde optimalisatie
L3 Governance, contracten 1-10 jaar Transactiekosten verlagen, 2e orde
L4 Markten, prijzen, incentives Continu Marginale efficiëntie, 3e orde
Kritiek op de Neo-Institutionele Economie
- Overdreven focus op instituties – Sommige critici stellen dat instituties slechts één van de
vele factoren zijn en dat economische groei ook door andere zaken (technologie, natuurlijke
hulpbronnen) wordt beïnvloed.
- Beperkte verklaringskracht voor snelle groei – NIE verklaart goed waarom landen arm
blijven, maar minder goed waarom sommige landen plotseling snel groeien (zoals China, dat
relatief zwakke instituties had maar toch groeide).
- Moeilijkheid bij institutionele verandering – NIE zegt dat instituties belangrijk zijn, maar
geeft geen duidelijke strategieën over hoe je slechte instituties kunt verbeteren.
, Hoe zit het met de VG markt:
Imperfecties:
Lange productietijd – gevolg?
Geen continue prijsvorming – gevolg?
Hoge transactiekosten – welke dan? Gevolg?
Aanbod gereguleerd – hoe dan? Gevolg?
Individuele behoefte
Verschillende deelmarkten
Vastgoedmarkt = negotiatiemarkt tussen verschillende actoren
Heterogeen karakter
De rol van actoren…
Intransparant
4. Vastgoedinstituties (Amsterdam in ruimtenood)
De grondmarkt (letterlijk de markt van gronden verkopen en verhuren) is wereldwijd anders. Elk land
heeft zijn of haar eigen instituties de hard kunnen verschillen.
!voorbeelden kunnen geven en oppervlakkig kunnen vergelijken, niet in detail te kennen
Context: Het artikel gaat over het bekomen van vrije ruimte in Amsterdam, door enorme druk op de
ruimte en de stedelingen zoekt amsterdam inspiratie bij 3 andere steden. Ze zoeken naar oplossingen
voor een te hoge marktgerichte stadsontwikkeling. (stad van de burgers houden)
Casus 1: London
Context: Londen heeft veel gebudgetteerd op ruimtelijke planning en ontwikkeling met gevolg dat l
ruim 200.000 publieke gebouwen op de private markt heeft verkocht
Institutie ingrepen:
1. CAT (community asset transfer): publiek vastgoed wordt aan niet marktconforme prijs
verkocht in de vorm van een lease. In ruil verwacht de overheid een publieke functie hieraan
gekoppeld die aansluit op lokale behoeften.
- Bewonersgroep The Stanley People’s Initiative:
o Mix met privatieve partijen
o 2 jaar aan contractuele voorwaarden (Traag en moeilijk proces)
o Eisten 60% van de verhuur van het gebouw aan buurtorganisaties of bewoners
o Na opwekking vertrouwen wordt er niet meer gecontroleerd door overheid
(autonomie)
Instapdrempel is heel hoog, kennis, tijd, connecties en professionalisme is vereist
voor de slaagkans