PRAKTIJKTHEORIEËN MW
DEEL 1 - INLEIDING
Globale definitie van het sociaal werk: ‘Sociaal werk is een op de praktijk gebaseerd beroep
en een academische discipline die sociale verandering en ontwikkeling, sociale cohesie,
empowerment en bevrijding van mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid,
mensenrechten, collectieve sociale verantwoordelijkheid en respect voor vormen van
diversiteit staan centraal in het sociaal werk. Onderbouwd door sociaalwerktheorieën,
sociale- en menswetenschappen en inheemse of lokale vormen van kennis, engageert
sociaal werk mensen en structuren om problemen aan te pakken en welzijn te bevorderen.’
→ definitie werd goedgekeurd door de algemene vergaderingen van de
IFSW en de IASSW in juli 2014.
Sociaal werkers
- Werken in een complexe en een veranderende samenleving.
- Werken met mensen die zich in kwetsbare posities bevinden en veel druk voelen.
- Werken in situaties van ongelijkheid en onrechtvaardigheid: macht, geld en kansen
zijn niet gelijk verdeeld.
Als sociaal werkers een antwoord willen geven op hoe hier mee om te gaan, moeten ze
proberen zin en betekenis te vinden, anders blijven de mensen en sociale situaties waarmee
ze werken een raadsel.
Niet in staat zijn om te begrijpen wat er gebeurt, is stressvol voor sociaal werker en cliënt.
Theorieën zijn bepaalde wijzen om zin en betekenis te geven.
Een sociaal werker die vanuit theorieën werkt kan
- Blijven staan in verwarrende situaties
- Nieuwsgierig zijn naar het onverklaarbare
- Zorgzaam in stressvolle situaties
- Meelevend bij mensen in nood
Wat zijn sociaalwerktheorieën? → Ideeën die sociaal werk en de praktijk ervan op
een georganiseerde manier beschrijven en verklaren. Sociaalwerktheorieën
maken de verbinding tussen theorieën voor sociaal werk (sociologie, psychologie
en filosofie …) en de praktijk.
1. VAN EWIJK, H. (2010). MAATSCHAPPELIJK WERK IN EEN SOCIAAL GEVOELIGE
TIJD
1
, 1.1 MAATSCHAPPELIJK WERK IN EEN SOCIAAL GEVOELIGE TIJD
De vraag die we ons moeten stellen is of de maatschappelijk werker het beter weet dan de
cliënt?
Als sociaal werker ga je naast de cliënt moeten staan, niet erboven.
In het sociaal domein
- Je kan niet vluchten in een eigen ontoegankelijk kennisdomein zoals medici, juristen
en ingenieurs.
- Je hebt je te verantwoorden tegenover je gelijke of meerdere.
- De legitimering van sociaal werk is in hoge mate afhankelijk van de erkenning en
herkenning door cliënt, financier en samenleving.
Van Ewijk (2010) betoogt: “dat we te maken hebben met de overgang van een
vooruitgangstaat naar een staat van complexiteit wat leidt tot toenemende sociale
gevoeligheid en kwetsbaarheid.”
Van Ewijk (2010) stelt dat
- “De oude sociale kwestie van armoedebestrijding verdrongen is door de sociale
kwestie van het richting vinden en greep krijgen op de sociale complexiteit.
- De oude sociale systemen beantwoorden we met de bouw van stevige nationale
systemen en met gelijke kansen en gelijke behandeling voor iedereen.
De nieuwe sociale kwestie is niet met systemen of gelijke behandeling op te lossen.
→ Integendeel, je sociaal handhaven en de complexiteit aankunnen is
situationeel en context gebonden, het gaat om maatwerk in plaats van om
confectiesystemen (in kledingwinkel zijn er standaardmaten, wordt niet op maat
gemaakt. Je moet dus individueel gaan kijken en niet naar praktijken die voor
iedereen werken).
→ Of in woorden van Van Ewijks voorganger Geert van der Laan: ‘we
moeten weten hoe te handelen in concrete en unieke gevallen (2006)’.
‘Het succes van de vooruitgangsstaat lag voor een groot deel in het vermogen van de
kennisindustrie.’
- Om arbeidsprocessen op te splitsen in afzonderlijke handelingen.
- En die afzonderlijke handelingen te verbijzonderen en effectiever te maken.
Het is echter de vraag of het maatschappelijk werk zich leent voor ontkoppeling en of
ontkoppeling de kwaliteit van het werk verhoogt.
Specialiseren is goed, maar je mag het geheel niet overzien. Als er teveel specialisten zijn,
kijkt niemand meer naar het geheel. Het geheel moet altijd bewaakt worden. Die
verantwoordelijkheid wordt vaak bij de cliënten zelf gelegd, maar dat is niet altijd positief.
→ Sociaal werk conferentie 2018: 1 v/d 5 krachtlijnen is generalistisch werken
De 5 krachtlijnen van de Sociaal Werk Conferentie in 2018
1. Verbindend werken: Sociaal werkers zijn perfect geplaatst om verbindend te werken.
Door mensen te verbinden met elkaar, met hun buurt, met maatschappelijke
2
, instituties zoals scholen, worden ze versterkt. Niet alleen als individu of als groep,
maar ook met de bedoeling om problemen collectief aan te pakken.
2. Laagdrempelig en nabij werken: Sociaal werkers zijn aanwezig in de leefwereld van
kwetsbare mensen. Zowel in hun thuissituatie, als in buurtwerk, lokale
dienstencentra, verenigingen waar armen het woord nemen, … werken sociaal
werkers aanklampend. Daardoor wordt de agenda altijd samen met de betrokkenen
bepaald.
3. Politiserend werken: Sociaal werkers waarborgen mee de toegang tot rechten en ze
kaarten structurele factoren die sociale rechtvaardigheid belemmeren aan. Samen
met de betrokkenen zoeken ze naar oplossingen en beïnvloeden ze het beleid.
4. Generalistisch werken: Door hun centrale plaats in de hulpverlening hebben sociaal
werkers een helikoptervisie, een overzicht over situaties van kwetsbaren vanuit
verschillende levensdomeinen. Door generalistisch te werken zijn sociaal werkers
bruggenbouwers, kruispuntwerkers.
5. Procesmatig werken: In het werk van sociaal werkers staat proceslogica voorop. De
uitkomst van het werk ligt nooit vooraf vast. Telkens spelen ze in op de concrete
situatie en de ervaringskennis van betrokkenen. Inspraak en participatie staan
daarbij centraal.
“In het sociaal functioneren van individuen en hun verbanden ligt de stille kracht van een
sterke samenleving en juist in dat domein ligt ook de kracht van het sociaal werk. Daarmee
bevindt het sociaal werk zich midden in de staat van complexiteit.
Complexiteit > vereenvoudiging > complexiteit
→ Bv. een dakloze met verschillende problematieken: je geeft hem
onderdak (simpel) → daarna niet vergeten terug te gaan naar de
complexiteit (werk, inkomen,...)
De gehele persoon mag je nooit vergeten → je moet de complexiteit zien.
Een goede maatschappelijk werker onderkent zowel de complexiteit als geheel en de
afzonderlijke componenten ervan, zonder die componenten te ontkoppelen van de
complexiteit.”
Van Ewijk (2010) zijn invalshoek op het sociaal functioneren is, dat we
- Sociaal functioneren meer substantieel of inhoudelijk kunnen koppelen aan sociaal of
actief burgerschap.
- In zijn simpelheid is dat een stevig fundament van de postmoderne samenleving
(pluriforme cultuur, waarbij mensen zeer diverse waarden kunnen nastreven en er
een diversiteit is aan leefstijlen).
Burgerschap legt meer de nadruk op de volgende 2 elementen
- Verantwoordelijkheid nemen voor
- De eigen leef- en werkomstandigheden
- En voor het eigen gedrag
De mens als zelfverantwoordelijk burger is een tegenbod tegen de mens
die alleen uit is op zijn eigen gewin → reactie op het neoliberalisme.
3
, - Medeverantwoordelijkheid: mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid
- Dit veronderstelt dat de burger verantwoordelijk is
- Voor zijn directe omgeving, familie, collega’s, vriendennetwerk
- En ook voor zijn fysieke en economische omgeving
- Hier kunnen we een tegenbod in zien voor sterke collectivistische systemen
waar de staan de medeverantwoordelijkheid opneemt.
Hij maakt 3 opmerkingen bij deze burgerschapsopvatting
1. Burgerschap veronderstelt een fatsoenlijke verzorgingsstaat met toegankelijke
systemen;
Mensen moeten participeren, maar er moet ook gezorgd worden voor de mensen.
2. De eigen en medeverantwoordelijkheid hoort altijd te staan naar het vermogen van
de specifieke burger;
Bv. je kan niet hetzelfde verwachten van een kind van 3 dan van iemand van 20, je
moet zorgen dat daar een zekere bescherming in zit.
3. Relationeel burgerschap: burgerschap is niet alleen een persoonlijke opgave maar
werkt pas als samenleving en overheid zich inzetten voor hun burgers.
Als sociaal functioneren wordt bekeken vanuit de maatschappelijk werk bril, komen we uit bij
2 kern werkwoorden
1. Activeren: “de inzet om mensen te helpen weer aan het werk te gaan, weer naar
school te gaan, zich weer in te zetten voor hun familie, voor hun vrienden en
omgeving maar ook om aan zichzelf toe te komen.”
2. “Inbedden probeert de directe omgeving zo te laten functioneren dat iemand
makkelijker sociaal functioneert zoals de aanpassing van de werkplek, het gezin, de
klas, het verzorgingstehuis, de buurt aan de eigenaardigheden van de persoon.”
Je gaat werken op de omgeving en die aanpassen aan de noden van de mensen.
Voor van Ewijk is de essentie steeds
- Dat de complexiteit niet wordt teruggebracht tot één oorzaak of stoornis, dat de
oplossing niet gezocht wordt in één methode of professional,
- Maar dat aan de complexiteit recht wordt gedaan door de boel te mobiliseren en
tegelijk bij elkaar te houden, te activeren en in te bedden.”
Van Ewijks pleidooi impliceert
- Niet dat we geen specialisten en behandelaars in de tweede lijn meer nodig hebben.
- Wel dat we in onbalans zijn geraakt doordat de frontlinie te veel verwaarloosd en
versnipperd is en juist daar de kracht van versterken en voorkomen ligt.”
1.2 OP ZOEK NAAR HET MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT
Vanuit de Nederlandse situatie bekeken houdt Hans van Ewijk (2010, p, 38) een pleidooi om
meer te investeren in lokale sociale zorg en hierin hoort de lokale generalistische sociaal
werker thuis. Hij stelt zich serieus vragen wanneer het aantal “beroepskrachten in de tweede
lijn sneller groeit dan in de eerste lijn”. (van Ewijk, 2010, p. 36)
4
DEEL 1 - INLEIDING
Globale definitie van het sociaal werk: ‘Sociaal werk is een op de praktijk gebaseerd beroep
en een academische discipline die sociale verandering en ontwikkeling, sociale cohesie,
empowerment en bevrijding van mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid,
mensenrechten, collectieve sociale verantwoordelijkheid en respect voor vormen van
diversiteit staan centraal in het sociaal werk. Onderbouwd door sociaalwerktheorieën,
sociale- en menswetenschappen en inheemse of lokale vormen van kennis, engageert
sociaal werk mensen en structuren om problemen aan te pakken en welzijn te bevorderen.’
→ definitie werd goedgekeurd door de algemene vergaderingen van de
IFSW en de IASSW in juli 2014.
Sociaal werkers
- Werken in een complexe en een veranderende samenleving.
- Werken met mensen die zich in kwetsbare posities bevinden en veel druk voelen.
- Werken in situaties van ongelijkheid en onrechtvaardigheid: macht, geld en kansen
zijn niet gelijk verdeeld.
Als sociaal werkers een antwoord willen geven op hoe hier mee om te gaan, moeten ze
proberen zin en betekenis te vinden, anders blijven de mensen en sociale situaties waarmee
ze werken een raadsel.
Niet in staat zijn om te begrijpen wat er gebeurt, is stressvol voor sociaal werker en cliënt.
Theorieën zijn bepaalde wijzen om zin en betekenis te geven.
Een sociaal werker die vanuit theorieën werkt kan
- Blijven staan in verwarrende situaties
- Nieuwsgierig zijn naar het onverklaarbare
- Zorgzaam in stressvolle situaties
- Meelevend bij mensen in nood
Wat zijn sociaalwerktheorieën? → Ideeën die sociaal werk en de praktijk ervan op
een georganiseerde manier beschrijven en verklaren. Sociaalwerktheorieën
maken de verbinding tussen theorieën voor sociaal werk (sociologie, psychologie
en filosofie …) en de praktijk.
1. VAN EWIJK, H. (2010). MAATSCHAPPELIJK WERK IN EEN SOCIAAL GEVOELIGE
TIJD
1
, 1.1 MAATSCHAPPELIJK WERK IN EEN SOCIAAL GEVOELIGE TIJD
De vraag die we ons moeten stellen is of de maatschappelijk werker het beter weet dan de
cliënt?
Als sociaal werker ga je naast de cliënt moeten staan, niet erboven.
In het sociaal domein
- Je kan niet vluchten in een eigen ontoegankelijk kennisdomein zoals medici, juristen
en ingenieurs.
- Je hebt je te verantwoorden tegenover je gelijke of meerdere.
- De legitimering van sociaal werk is in hoge mate afhankelijk van de erkenning en
herkenning door cliënt, financier en samenleving.
Van Ewijk (2010) betoogt: “dat we te maken hebben met de overgang van een
vooruitgangstaat naar een staat van complexiteit wat leidt tot toenemende sociale
gevoeligheid en kwetsbaarheid.”
Van Ewijk (2010) stelt dat
- “De oude sociale kwestie van armoedebestrijding verdrongen is door de sociale
kwestie van het richting vinden en greep krijgen op de sociale complexiteit.
- De oude sociale systemen beantwoorden we met de bouw van stevige nationale
systemen en met gelijke kansen en gelijke behandeling voor iedereen.
De nieuwe sociale kwestie is niet met systemen of gelijke behandeling op te lossen.
→ Integendeel, je sociaal handhaven en de complexiteit aankunnen is
situationeel en context gebonden, het gaat om maatwerk in plaats van om
confectiesystemen (in kledingwinkel zijn er standaardmaten, wordt niet op maat
gemaakt. Je moet dus individueel gaan kijken en niet naar praktijken die voor
iedereen werken).
→ Of in woorden van Van Ewijks voorganger Geert van der Laan: ‘we
moeten weten hoe te handelen in concrete en unieke gevallen (2006)’.
‘Het succes van de vooruitgangsstaat lag voor een groot deel in het vermogen van de
kennisindustrie.’
- Om arbeidsprocessen op te splitsen in afzonderlijke handelingen.
- En die afzonderlijke handelingen te verbijzonderen en effectiever te maken.
Het is echter de vraag of het maatschappelijk werk zich leent voor ontkoppeling en of
ontkoppeling de kwaliteit van het werk verhoogt.
Specialiseren is goed, maar je mag het geheel niet overzien. Als er teveel specialisten zijn,
kijkt niemand meer naar het geheel. Het geheel moet altijd bewaakt worden. Die
verantwoordelijkheid wordt vaak bij de cliënten zelf gelegd, maar dat is niet altijd positief.
→ Sociaal werk conferentie 2018: 1 v/d 5 krachtlijnen is generalistisch werken
De 5 krachtlijnen van de Sociaal Werk Conferentie in 2018
1. Verbindend werken: Sociaal werkers zijn perfect geplaatst om verbindend te werken.
Door mensen te verbinden met elkaar, met hun buurt, met maatschappelijke
2
, instituties zoals scholen, worden ze versterkt. Niet alleen als individu of als groep,
maar ook met de bedoeling om problemen collectief aan te pakken.
2. Laagdrempelig en nabij werken: Sociaal werkers zijn aanwezig in de leefwereld van
kwetsbare mensen. Zowel in hun thuissituatie, als in buurtwerk, lokale
dienstencentra, verenigingen waar armen het woord nemen, … werken sociaal
werkers aanklampend. Daardoor wordt de agenda altijd samen met de betrokkenen
bepaald.
3. Politiserend werken: Sociaal werkers waarborgen mee de toegang tot rechten en ze
kaarten structurele factoren die sociale rechtvaardigheid belemmeren aan. Samen
met de betrokkenen zoeken ze naar oplossingen en beïnvloeden ze het beleid.
4. Generalistisch werken: Door hun centrale plaats in de hulpverlening hebben sociaal
werkers een helikoptervisie, een overzicht over situaties van kwetsbaren vanuit
verschillende levensdomeinen. Door generalistisch te werken zijn sociaal werkers
bruggenbouwers, kruispuntwerkers.
5. Procesmatig werken: In het werk van sociaal werkers staat proceslogica voorop. De
uitkomst van het werk ligt nooit vooraf vast. Telkens spelen ze in op de concrete
situatie en de ervaringskennis van betrokkenen. Inspraak en participatie staan
daarbij centraal.
“In het sociaal functioneren van individuen en hun verbanden ligt de stille kracht van een
sterke samenleving en juist in dat domein ligt ook de kracht van het sociaal werk. Daarmee
bevindt het sociaal werk zich midden in de staat van complexiteit.
Complexiteit > vereenvoudiging > complexiteit
→ Bv. een dakloze met verschillende problematieken: je geeft hem
onderdak (simpel) → daarna niet vergeten terug te gaan naar de
complexiteit (werk, inkomen,...)
De gehele persoon mag je nooit vergeten → je moet de complexiteit zien.
Een goede maatschappelijk werker onderkent zowel de complexiteit als geheel en de
afzonderlijke componenten ervan, zonder die componenten te ontkoppelen van de
complexiteit.”
Van Ewijk (2010) zijn invalshoek op het sociaal functioneren is, dat we
- Sociaal functioneren meer substantieel of inhoudelijk kunnen koppelen aan sociaal of
actief burgerschap.
- In zijn simpelheid is dat een stevig fundament van de postmoderne samenleving
(pluriforme cultuur, waarbij mensen zeer diverse waarden kunnen nastreven en er
een diversiteit is aan leefstijlen).
Burgerschap legt meer de nadruk op de volgende 2 elementen
- Verantwoordelijkheid nemen voor
- De eigen leef- en werkomstandigheden
- En voor het eigen gedrag
De mens als zelfverantwoordelijk burger is een tegenbod tegen de mens
die alleen uit is op zijn eigen gewin → reactie op het neoliberalisme.
3
, - Medeverantwoordelijkheid: mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid
- Dit veronderstelt dat de burger verantwoordelijk is
- Voor zijn directe omgeving, familie, collega’s, vriendennetwerk
- En ook voor zijn fysieke en economische omgeving
- Hier kunnen we een tegenbod in zien voor sterke collectivistische systemen
waar de staan de medeverantwoordelijkheid opneemt.
Hij maakt 3 opmerkingen bij deze burgerschapsopvatting
1. Burgerschap veronderstelt een fatsoenlijke verzorgingsstaat met toegankelijke
systemen;
Mensen moeten participeren, maar er moet ook gezorgd worden voor de mensen.
2. De eigen en medeverantwoordelijkheid hoort altijd te staan naar het vermogen van
de specifieke burger;
Bv. je kan niet hetzelfde verwachten van een kind van 3 dan van iemand van 20, je
moet zorgen dat daar een zekere bescherming in zit.
3. Relationeel burgerschap: burgerschap is niet alleen een persoonlijke opgave maar
werkt pas als samenleving en overheid zich inzetten voor hun burgers.
Als sociaal functioneren wordt bekeken vanuit de maatschappelijk werk bril, komen we uit bij
2 kern werkwoorden
1. Activeren: “de inzet om mensen te helpen weer aan het werk te gaan, weer naar
school te gaan, zich weer in te zetten voor hun familie, voor hun vrienden en
omgeving maar ook om aan zichzelf toe te komen.”
2. “Inbedden probeert de directe omgeving zo te laten functioneren dat iemand
makkelijker sociaal functioneert zoals de aanpassing van de werkplek, het gezin, de
klas, het verzorgingstehuis, de buurt aan de eigenaardigheden van de persoon.”
Je gaat werken op de omgeving en die aanpassen aan de noden van de mensen.
Voor van Ewijk is de essentie steeds
- Dat de complexiteit niet wordt teruggebracht tot één oorzaak of stoornis, dat de
oplossing niet gezocht wordt in één methode of professional,
- Maar dat aan de complexiteit recht wordt gedaan door de boel te mobiliseren en
tegelijk bij elkaar te houden, te activeren en in te bedden.”
Van Ewijks pleidooi impliceert
- Niet dat we geen specialisten en behandelaars in de tweede lijn meer nodig hebben.
- Wel dat we in onbalans zijn geraakt doordat de frontlinie te veel verwaarloosd en
versnipperd is en juist daar de kracht van versterken en voorkomen ligt.”
1.2 OP ZOEK NAAR HET MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT
Vanuit de Nederlandse situatie bekeken houdt Hans van Ewijk (2010, p, 38) een pleidooi om
meer te investeren in lokale sociale zorg en hierin hoort de lokale generalistische sociaal
werker thuis. Hij stelt zich serieus vragen wanneer het aantal “beroepskrachten in de tweede
lijn sneller groeit dan in de eerste lijn”. (van Ewijk, 2010, p. 36)
4