3 componenten v. zelf
9.1 Beschrijvende component v/h zelf: zelfconcept
= beschrijvende kennis die we over onszelf hebben
Ontwikkeling v. zelfconcept
Besef onderscheid ‘ik’ « ‘niet-ik’
Zelfherkenning (spiegelproef) vanaf 18 maanden (15-24m)
- Doen-alsof-spel
- Gebruik v. persoonlijke voornaamwoorden (ik, mij, mijn)
zelfherkenning = voorwaarde vr ontw. v. complexere vormen v. zelfbewustzijn
2 jaar: zichzelf herkennen op groepsfoto
- Beginnend besef v. normen, regels, verwachtingen ontstaan v. eigenwaarde
(evaluatief t.a.v. standaard)
2 à 3 jaar: besef van geslacht, leeftijd, familiebanden
5 à 6 jaar: sociale vergelijking < besef van eigen talenten en vaardigheden
- privaat zelfconcept ® geheimen, imaginair vriendje
kleuter- en kindertijd: zelfconcept gebaseerd op concrete eigenschappen
(geslacht, uiterlijkheden, voorkeuren, bezittingen, vaardigheden,…)
Tienerjaren: perspectief nemen, zichzelf kunnen objectiveren, zelfreflectie
- Periode v. extreem zelfbesef schaamte, verlegenheid
adolescentie: zelfconcept gebaseerd op meer complexe karaktertrekken,
abstracte psychologische eigenschappen, ideologische overtuigingen,…
Zelfschema’s
Zelfconcept:
- Continuïteit – coherentie
, - Informatienetwerk in geheugen
- Verzameling van stukjes zelfkennis (zelfschema’s)
Zelfschema = bouwsteen v. zelfconcept (specifieke cognitieve representatie)
- Ze sturen informatieverwerking m.b.t. zelf, & gedrag, vnl. binnen sociale interacties
- Zelfschema’s verwijzen naar huidige, vroegere en toekomstige (= mogelijke) ‘zelven’.
Mogelijke zelven (‘Possible Selves’) Vasilevskaya & Molchanova (2016)
Representaties v/h zelf in de toekomst (wie je denkt te zullen zijn, wie je hoopt te zullen
worden, wie je vreest te zullen worden)
weerspiegelen hoop, angsten, dromen, fantasieën
Gebaseerd op zelfrepresentaties uit verleden
Regulerende/mediërende functie: link tss zelfconcept & G (brug tss heden & toekomst)
Zelfdiscrepantietheorie (Tory Higgins) Higgins (1987) maakte onderscheid tussen:
- ‘Actual self’ (reële zelf; wie ik werkelijk ben)
- ‘Ideal self’ (ideale zelf; wie ik graag zou willen zijn)
- ‘Ought self’ (morele zelf; wie ik denk dat ik zou moeten zijn)
‘Ideal’ en ‘ought self’ zijn ‘self-guides’ die ons gedrag sturen:
- Discrepantie tss reële en ideale zelf verdriet, depressieve gevoelens
- Discrepantie tss reële en morele zelf angst, schuldgevoelens
Ernstige zelfdiscrepanties angst- en stemmingsstoornissen
9.2 Evaluatie component v/h zelf: eigenwaarde
= som v. je positieve & negatieve evaluaties v. alle aspecten v. je zelfconcept
Ontstaat met het besef van normen en verwachtingen
Peuterleeftijd: zindelijkheidstraining (trots)
Lagere schoolleeftijd: sociale vergelijking
Adolescentie: geïnternaliseerde normen
Eigenwaarde = steeds resultaat van zelfevaluatie
Zelfevaluatie
Eigenwaarde= som v. je positieve & negatieve evaluaties v. alle aspecten v. je zelfconcept
Zelfevaluatie is relatief stabiel
- Kleine fluctuaties rond gemiddeld eigenwaardeniveau
Zelfevaluatie kan versch. naargelang levensdomein
- Bv. academisch – sociaal/relationeel – uiterlijk – sportief – …
- Verschillende domeinen zijn matig positief gecorreleerd
Beoordeling/meting van algemene eigenwaarde:
- Combinatie v. versch. domeinen; elk domein kan apart bevraagd worden, bv. CBSA
(Competentiebelevings-schaal voor adolescenten)
7 subschalen
o Schoolvaardigheden
o Sociale acceptatie
o Sportieve vaardigheden
o Fysieke verschijning
o Gedragshouding
o Hechte vriendschap
o Gevoel van eigenwaarde
- Globale beoordeling van iemands volledige zelfconcept, bv. RSES (Rosenberg Self-
Esteem Scale)