Les 1: Basis
7 Inleiding in ontwikkeling van het kind.
7.2 Een oriëntatie op de ontwikkelingspsychologie
• Definitie
Ontwikkelingspsych. = wetensch. studie nr patronen v. groei, verandering & stabiliteit v.
conceptie tot de ouderdom, mr met accent op jaren tot volwassenheid, wrin
veranderingen elkaar het snelst opvolgen.
Synoniem: levenslooppsychologie
• Ontwikkeling
= genese, ontvouwen
- Metafoor: van rups nr vlinder
Lich. groei & veranderingen in de psyche v. individuele personen die worden beïnvloed
dr de ontw. v/d samenleving → Ontwikkeling = groei, toename, stabiliteit, voortgang &
teruggang, afbraak, aftakeling
- Fysische ontw. heeft invloed op psychische aspecten
Ontwikkeling:
- Continu proces in de tijd, niet omkeerbaar, globaal (grove motoriek/bewegingen) nr
gedifferentieerd (fijne motoriek)
Aanverwante begrippen: (geen synoniemen))
- Groei (word voor een groot deel bepaald door genen)
- Rijping ( je kan mr iets leren als de fysiologische structuren dat toelaten) (als de
persoon er klaar voor is)
- Leren (moet aangereikt worden: de omgeving moet betrokken worden zodat het
aangeleerd kan worden bv. een boek)
7.2.1 Reikwijdte van het vakgebied
• Thematische gebieden:
Fysieke ontwikkeling
- Studie nr de invloed van het lichaam op het gedrag
Bv. Effecten van het seksuele rijpingsproces tijdens de adolescentie op gedrag
Cognitieve ontwikkeling
- Studie nr invloed v. groei & verandering in intellectuele vermogens op gedrag
Bv. Invloed van veranderingen in intellectuele vermogens op gedrag
Sociale ontwikkeling
- Studie nr interacties v. mensen & hoe hun soc. relaties in de loop v. hun leven
groeien, veranderen en stabiel blijven
- Hoe speelt de impact van de ander in de verschillende levensfasen?
Bv. Evolutie van vriendschappen in de kindertijd
Persoonlijkheidsontwikkeling
- Studie nr stabiliteit & veranderingen in eigenschappen die personen v. elkaar
onderscheiden
Bv. Bezit een mens gedurende zijn leven stabiele karaktereigenschappen?
- Welke aspecten zijn belangrijk en veranderd de persoonlijkheid gedurende het leven
• Leeftijdsgroepen en individuele verschillen: bepaald door mijlpalen
- Prenatale periode (conceptie – geboorte)
, - Babytijd (0-1 jaar)
- Peutertijd (1-3 jaar)
- Kleutertijd (3-6 jaar)
- Lagere schooltijd (6-12 jaar)
- Adolescentie (12- 20 jaar)
- Volwassenheid (20-60 jaar)
- Oudere volwassenheid of ouderdom (> 60 jaar)
- Soms duidelijke grenzen, soms artificieel
- Grote individuele verschillen
- Ontwikkelingspsychologie: gemiddelden!
• Ontwikkelingspsychologie
Algem. veranderingen & gedragsreorganisaties die iedereen drmaakt bij ouder worden
Ontwikkeling als een normatief gegeven
Maar ook aandacht voor:
• Individuele ontwikkeling = individuele variatie rond normatieve verloop v. ontwikkeling
VRAAG: Wordt de variatie groter/kleiner naarmate kinderen ouder worden?
Waarom? → Grotere impact omgevingsinvloeden (deze verschillen van pers. tot pers.)
→ Verruiming sociaal netwerk
→ Normatieve gebeurtenissen (bv. corona)
→ Cohorten (groep mensen met zelfde leeftijd in zelfde streek geboren zijn
! om te weten dat er variatie zit bij de ontwikkelingsdomeinen
7.2.2 Invloeden op de ontwikkeling: ontwikkelen in een sociale wereld
• Cohort = ?
= groep mensen die rond zelfde tijd om zelfde plek is geboren bv. generation Z →
Leden v. zelfde cohert delen aantal omgevingsfactoren (bv. economische toestand,
epidemieën, oorlogen, …)
• Normatieve gebeurtenissen = gebeurtenissen die zich vr de meeste individuen binnen een
groep op dezelfde manier voltrekken
• Verschillende soorten invloeden op de ontwikkeling:
1. Normatieve historisch bepaalde invloeden (ook wel cohorteffecten)
- Bv. Corona, 9/11, atoombom, rampen
2. Leeftijdsgebonden invloeden
- Biologische & omgevingsinvloeden gelijk voor mensen in bepaalde leeftijdsgroep,
‘ongeacht’ wanneer of waar ze opgroeien
- Bv. Menopauze, start schoolcarrière
3. Normatieve sociaal-cultureel bepaalde invloeden
Bv. Etnische afkomst, sociale klasse, subcultuur
4. Niet-normatieve gebeurtenissen
- Atypische gebeurtenissen op tijdstip dat dit meeste anderen uit die groep niet
overkomt
Bv. Studeren met achtergrond (zeer) lage SES
• Mogelijke examenvraag
Elke persoon krijgt in zijn leven te maken met gemeensch. invloeden & met unieke niet-
normatieve gebeurtenissen.
- Enkele voorbeelden van historische invloeden zijn: oorlogen, economische groei &
crisis, technologische ontwikkelingen, epidemieën, rampen.
, - Enkele voorbeelden van leeftijdsgeboden invloeden zijn: vr het 1st nr school gaan,
puberteit bereieken
- Enkele voorbeelden van sociaal-culturele invloeden zijn: ethische afkomst, soc.
klasse, & lidmaatschap van een subcultuur
- Enkele voorbeelden van niet-normatieve invloeden zijn: je ouders verliezen dr bv.
een ongeval, een landelijke wedstrijd winnen
7.2.3 Vraagstukken bij thema’s van de ontwikkelingspsychologie
• Continue vs discontinue verandering
Continue verandering = geleidelijke kwantitatieve ontw., wrbij prestaties op een bep.
niveau voortvloeien uit op de vorige niveaus
- Geleidelijke, kwantitatieve verbetering
- Onderliggende processen blijven gehele levensduur gelijk
- Bv. Lengtegroei, toename hersencapaciteit
Discontinue verandering = ontw. die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, & waarbij
elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia
- Kwalitatieve verandering
- Bv. Cognitieve ontwikkeling, piaget (? → er is geen 100% zekerheid dat theorie klopt)
→ En-en: sommige ontwikkelingsaspecten meer continu, andere meer discontinu
• Kritieke & gevoelige perioden: de invloed van de omgeving
Kritieke periode = spec. tijd in de ontw. wrin bep. gebeurtenis
de grootste – en zelfs onomkeerbare - gevolgen heeft
- Onomkeerbare consequenties dr aan- of afwezigheid van bep. omgevingsfactoren
- Bv. Prenataal: medicatiegebruik moeder Bv. Hechting in eerste levensjaren?
Plasticiteit = mate wrin ontwikkelend gedrag of fysieke structuur kan worden gewijzigd
- Bv. Plasticiteit hersenen Bv. Adoptie?
Gevoelige periode = periode, meestal vroeg in het leven, wrin mensen extra gevoelig
zijn vr bep. omgevingsinvloeden & sterk ontvankelijk zijn vr leren v. spec. vaardigheden
- Periode waarin bepaalde vermogens optimaal naar voren komen
- Kinderen gevoelig voor omgevingsinvloeden
- Aan- of afwezigheid v. bep. omgevingsfactoren hoeft niet tot onomkeerbare
consequenties te leiden
• Levensloopmodel vs focus op spec. perioden
Op welke perioden moeten ontwikkelingspsychologen hun aandacht richten?
Vroeger vooral focus op babytijd en adolescentie
In ELK levensstadium is sprake van groei en verandering
- Bv. Samenhang levensloop ouders en kinderen
, • De relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling
Welke van onze eigenschappen zijn aangeboren en welke zijn aangeleerd?
- Nature = genetisch bepaalde eigenschappen, vermogens en capaciteiten
o Maturatie: geleidelijke ontvouwing v. voorbestemde genetische informatie
→ Biologisch georiënteerde theorieën
→ Endogeen
Bv. Oogkleur
- Nurture = omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen
→ Omgevingstheorieën
→ Exogeen
Aard van deze omgevingsinvloeden:
o Biologisch: bv. invloed v. drank- & druggebruik v. zwangere vrouw op haar
ongeboren kind
o Sociaal: Bv. manier wrop ouders hun kind opvoeden, de invloed van
leeftijdsgenoten op adolescent
o Maatschappelijke invloeden
Bv. Sociaal-economische omstandigheden (SES) wrin mensen zich bevinden
- Interactionisme: genen & omgeving spelen rol bij tot stand komen v. eigenschappen
en mogelijkheden
o Complexe interactie tussen genetische en omgevingsfactoren
Bv.. alcoholconsumptie: genetische component + verband met omgeving
Bv. huilbaby: lokt bepaalde reactie ouders uit
• Gevolgen voor de opvoeding van kinderen en voor sociaal beleid
Bv. Intelligentie: → Gevolg van genen: stimulatie niet veel impact
→ Gevolg van omgevingsinvloeden: stimuleren belangrijk
- Vraag ‘in welke mate spelen beide processen een rol’?
- 2 uitersten van een continuüm
X X
Nature _______________________________ Nurture
• Voorbeeld examenvraag A is juist
Via gevalsstudies concludeerden onderzoekers dat kinderen die opgegroeid zijn bij wolven
typische kenmerken v. wolven overnamen en weinig typische ‘menselijke’ kenmerken
vertoonden. Hierop gebaseerd stelden de toenmalige onderzoekers:
A. Dat nurture een grotere impact heeft op de ontwikkeling dan nature
B. Dat nature een grotere impact heeft op de ontwikkeling dan nurture
C. Dat zowel impact v. nature & nurture op ontwikkeling sterk is en even groot.
D. Dat zowel impact v. nature & nurture op ontw. gering is en even klein
Les 2: zelfstudieles
8 Theoretische perspectieven & onderzoek
8.2 Perspectieven bij kijken nr kinderen
• Perspectief of theorie: biedt raamwerk om relaties tss een op het oog ongeordende reeks
feiten of principes te begrijpen
• Vijf ! theoretische perspectieven op de ontwikkeling van het kind:
- Psychodynamisch - behavioristisch - cognitief - systemisch
- Evolutionair perspectief