CHEMIE:
PSE:
De elementen in het PSE staan volgens stijgend atoomnummer.
Een periodenummer geeft het aantal schillen weer –
Een groep en groepnummer geeft het aantal valentie-elektronen weer |
Dezelfde groep –> vergelijkbare chemische eigenschappen.
De edelgassen hebben allemaal 8 valentie-elektronen, behalve helium.
De elektronegatieve waarde (EN) van een atoom geeft aan hoe sterk het atoom de
neiging heeft om elektronen naar zich toe te trekken.
Metaal –> lager EN –> sterker
Niet-metaal –> hoger EN –> sterker
Je hebt metalen, niet-metalen en edelgassen.
I a = de alkalimetalen
II a = de aardalkalimetalen
III a = de aardmetalen
IV a= de koolstofgroep
V a = de stikstofgroep
VI a = de zuurstofgroep
VII a = de halogenen
O = de edelgassen
Atomen met weinig (1, 2 of 3) valentie-elektronen zullen liefst elektronen afgeven om
de edelgasconfiguratie te bekomen.
Afgeven –> positief –> KATION
, Opnemen –> negatief –> ANION
Een edelgas –> amper reageren met andere elementen + geen elektronen
uitwisselen + chemisch inert
Een ion –> geladen deeltje
Metalen vormen positieve ionen door het afgeven van elektronen.
-
Schematische voorstelling: Ca → Ca2+ + 2e
Niet-metalen vormen negatieve ionen door het opnemen van elektronen.
- -
Schematische voorstelling: F + e = F
Het oxidatiegetal (OG) –> geeft het aantal elektronen weer dat een atoom opneemt
of afgeeft wanneer het een ion vormt. (geschreven met Romeinse cijfers)
Vb. OG(Al3+) = +|||
- -
Br + e → Br = eenwaardig negatief broom ion.
Grootste atoomstraal –> grootste schil.
CHEMISCHE SAMENSTELLING STOFFEN:
Aan de positieve pool ontstaat half zo veel gas als aan de
negatieve pool. (positief O2 & negatief H2)
PSE:
De elementen in het PSE staan volgens stijgend atoomnummer.
Een periodenummer geeft het aantal schillen weer –
Een groep en groepnummer geeft het aantal valentie-elektronen weer |
Dezelfde groep –> vergelijkbare chemische eigenschappen.
De edelgassen hebben allemaal 8 valentie-elektronen, behalve helium.
De elektronegatieve waarde (EN) van een atoom geeft aan hoe sterk het atoom de
neiging heeft om elektronen naar zich toe te trekken.
Metaal –> lager EN –> sterker
Niet-metaal –> hoger EN –> sterker
Je hebt metalen, niet-metalen en edelgassen.
I a = de alkalimetalen
II a = de aardalkalimetalen
III a = de aardmetalen
IV a= de koolstofgroep
V a = de stikstofgroep
VI a = de zuurstofgroep
VII a = de halogenen
O = de edelgassen
Atomen met weinig (1, 2 of 3) valentie-elektronen zullen liefst elektronen afgeven om
de edelgasconfiguratie te bekomen.
Afgeven –> positief –> KATION
, Opnemen –> negatief –> ANION
Een edelgas –> amper reageren met andere elementen + geen elektronen
uitwisselen + chemisch inert
Een ion –> geladen deeltje
Metalen vormen positieve ionen door het afgeven van elektronen.
-
Schematische voorstelling: Ca → Ca2+ + 2e
Niet-metalen vormen negatieve ionen door het opnemen van elektronen.
- -
Schematische voorstelling: F + e = F
Het oxidatiegetal (OG) –> geeft het aantal elektronen weer dat een atoom opneemt
of afgeeft wanneer het een ion vormt. (geschreven met Romeinse cijfers)
Vb. OG(Al3+) = +|||
- -
Br + e → Br = eenwaardig negatief broom ion.
Grootste atoomstraal –> grootste schil.
CHEMISCHE SAMENSTELLING STOFFEN:
Aan de positieve pool ontstaat half zo veel gas als aan de
negatieve pool. (positief O2 & negatief H2)