Overzicht Westerse Kunstgeschiedenis (Chronologisch)
H1: Kunst in de Vroege Middeleeuwen (ca. 400-900 n.C.)
De vroege middeleeuwse kunst wordt gekenmerkt door een fusie van laat-
Romeinse/Byzantijnse invloeden en 'barbaarse' (Germaanse, Keltische)
tradities. De periode is op te splitsen in de kunst van de Volksverhuizingen
en de Karolingische Renaissance, gevolgd door de Ottoonse kunst.
1. De Volksverhuizingen en de 'Barbaarse' Kunst (5e-9e eeuw)
Algemene Kenmerken:
o Hybride kunst: Combinatie van inheemse en
klassieke/Byzantijnse elementen.
o Draagbaar en Functioneel: Vaak kleine, functionele
objecten.
o Decoratie: Rijk gedecoreerd met abstracte, geometrische
patronen, gestileerde diermotieven ('zoömorfe stijl') en
vlechtwerk ('interlace'). Aan dieren werden magische krachten
toegeschreven.
o Symboliek: Kunstobjecten hadden vaak een symbolische en
statusverhogende functie.
o Technieken: Cloisonnétechniek, gestempeld goudblad,
granulétechniek, millefiori.
Cloisonnétechniek: emailsoort waarbij de voorstelling is
gevormd door kleine gouden cellen, waarin vloeibare
gekleurde glaspasta is gegoten
Gestempeld goudblad: dunne vellen goudblad die met
allerlei motieven zijn bestempeld
Granulétechniek: techniek waarbij fijne goudkorrels
gesmolten worden en vervolgens op het oppervlak v
metalen voorwerpen aangebracht
Millefiori: glastechniek waarbij kleine gekleurde patronen
in glas worden gecreëerd d.m.v. glasstaafjes, die
gesmolten, geschikt en gesneden worden
Voorbeeld: Schat van Sutton Hoo (Graf van koning Raedwald,
† ca. 625)
o Locatie: Angelsaksisch scheepsgraf in Engeland (East Anglia).
o Objecten: Helm, schoudergespen, gespen, onderdelen van
een geldbeurs – gemaakt van goud, granaat, glas.
1
Samenvatting geschiedenis van de Westerse kunst KULAK
, o Decoratie: Kenmerkende 'animal style' (gestileerde dieren
zoals slangen en vogels) en complex vlechtwerk.
o Betekenis: Toont de rijkdom, vakmanschap en overgang in
geloof (aanwezigheid van zowel heidense als christelijke
symbolen, bijv. zilveren lepels met namen van Paulus). Het
scheepsgraf verbindt Noordelijke, Oosterse en Mediterrane
werelden op het niveau van materialen en motieven.
Insulaire, Hiberno-Saksische of Anglo-Ierse stijl (Ierland,
Noord-Engeland, vasteland):
o Bloeide vooral in kloosters in Ierland en aan de kusten van
Noord-Engeland.
o Context: Ierland ontsnapte aan Romeinse en Germaanse
invallen. Christendom geïntroduceerd door de H. Patrick (ca.
5e eeuw), leidend tot bloeiende kloosters (o.a. H. Columba, H.
Columbanus). Ierland als 'eiland van de heiligen' en vrijplaats
voor Europese geleerden.
o Vormelijke kenmerken:
Decoratieve vormentaal: In wezen non-figuratief,
beperkt tot decoratieve patronen gelieerd via framing,
filling, linking. Menselijke figuur (vaak gestileerd,
geschematiseerd, vervormd) opgenomen onder invloed
van christendom.
Beperkt kleurenpalet: Primaire kleuren (rood, geel,
blauw) en complementaire kleuren (groen, oranje),
gecombineerd met bladgoud.
Decoratief expressionisme: Grote intensiteit en
expressie ondanks abstracte motieven.
Ontbreken van de derde dimensie: Essentieel vlak,
pogingen tot ruimtelijkheid later onder antieke invloed.
Opvallende luxe: Kostbare materialen met grote zorg
bewerkt.
o Inhoudelijke kenmerken:
Cognitief moeilijk toegankelijk: Magisch, mysterieus,
sacraal, symbolisch. Vereist begrip van symbolen.
Esthetiek van het labyrint: Schoonheid in het
onontwarbare, symbolische en irrationele. Verband met
contemporaine literatuur (bijv. Hisperica famina).
2
Samenvatting geschiedenis van de Westerse kunst KULAK
, o Voorbeeld: Book of Lindisfarne (ca. 700)
Gekopieerd en verlucht door monnik Eadfrith.
Bevat unieke insulaire tapijtbladzijden met ingewerkt
kruis, incipitbladzijden en versierde initialen.
Toont een adembenemende complexiteit met dierlijk
vlechtwerk, symmetrie, spiegel-effecten en herhaling
van vormen en kleuren.
Portretten van evangelisten met symbolen in mengeling
van antieke en Anglo-Ierse stijl.
Reliëfsculptuur (vroege periode):
o Beperkte interesse, voornamelijk decoratieve patronen.
o Menselijke figuren vaak schematisch en gestileerd.
o Voorbeelden:
Sarcofaag van Agilbert (630, Merovingisch).
Altaar van Ratchis (737-744, Longobardisch).
2. Karolingische Renaissance (9e eeuw)
Context:
o Geïnitieerd door Karel de Grote met als doel een culturele en
artistieke herleving van het Romeinse Rijk (Karolingische
renovatio).
o Bewuste heropleving van klassieke vormen en technieken,
gecombineerd met inheemse esthetiek.
o Steunde op pijlers als taal, schrift, juridisch stelsel,
bisdommen/abdijen, liturgie, onderwijshervorming en promotie
van artistieke productie.
o Karel de Grote trok geleerden aan (Alcuïnus van York, Einhard).
o Vijf reizen naar Italië beïnvloedden hofclassicisme en
wereldbeeld. Aken werd nova Roma of Roma secunda. Karel de
Grote zag zichzelf als nieuwe David, Augustus, Constantijn.
Metaalbewerking: Hoog in aanzien.
3
Samenvatting geschiedenis van de Westerse kunst KULAK
, o Voorbeelden: Tassilokelk (777), Enger reliquarium (785),
Talisman van Karel de Grote (9e eeuw), Evangeliarium van
Lindau (9e eeuw).
Architectuur:
o Twee centrale vormen: centraal bouw (rond) en basilicale vorm
(langwerpig).
o Paltskapel in Aken (790-800):
Onderdeel van groot paleiscomplex (Lateraan).
Architect: Odo van Metz (eerste bekende architect in
westerse bouwgeschiedenis).
Bestond uit atrium, monumentale westpartij met
narthex, octogonaal schip met zestienzijdig
ambulatorium, apsis in het Oosten.
Ronde vorm gebaseerd op antieke mausolea/martyria
(begraafplaatsen, later doopkapellen/kerken).
Vergelijking met San Vitale in Ravenna (532-546/48):
overeenkomsten in centrale ruimte/ambulatorium, maar
verschillen in vorm (cirkelvormig vs. achthoekig),
overgang naar omgang, en gewelvenbouw (zwaar in
Aken, gebaseerd op Pantheon). Paltskapel:
monumentaal, dominant, benadrukt keizerlijke
daadkracht.
o Basilicale architectuur:
Terug op antieke Romeinse basilica (bijv. Basilica Julia,
Basilica Ulpia).
Functies Romeinse basilica: rechtspraak, handel,
vergaderen.
Christelijke overname: aanpassing aan liturgische
behoeften. Toevoeging atrium (reinigingsfontein),
narthex, extra zijbeuken, transept (kruisvorm). Apsis met
cathedra.
Symbolische betekenis ruimtes: atrium/narthex =
wereld, schip = rijk van God, sacrale ruimte altaar =
heilige der heiligen (terug op Joodse traditie).
Santa Sabina in Rome (422-432): Best bewaarde
vroegchristelijke kerkgebouw. Drieledige opstand
(arcaden, muurpartij, celestorium/lichtbeuk).
4
Samenvatting geschiedenis van de Westerse kunst KULAK
H1: Kunst in de Vroege Middeleeuwen (ca. 400-900 n.C.)
De vroege middeleeuwse kunst wordt gekenmerkt door een fusie van laat-
Romeinse/Byzantijnse invloeden en 'barbaarse' (Germaanse, Keltische)
tradities. De periode is op te splitsen in de kunst van de Volksverhuizingen
en de Karolingische Renaissance, gevolgd door de Ottoonse kunst.
1. De Volksverhuizingen en de 'Barbaarse' Kunst (5e-9e eeuw)
Algemene Kenmerken:
o Hybride kunst: Combinatie van inheemse en
klassieke/Byzantijnse elementen.
o Draagbaar en Functioneel: Vaak kleine, functionele
objecten.
o Decoratie: Rijk gedecoreerd met abstracte, geometrische
patronen, gestileerde diermotieven ('zoömorfe stijl') en
vlechtwerk ('interlace'). Aan dieren werden magische krachten
toegeschreven.
o Symboliek: Kunstobjecten hadden vaak een symbolische en
statusverhogende functie.
o Technieken: Cloisonnétechniek, gestempeld goudblad,
granulétechniek, millefiori.
Cloisonnétechniek: emailsoort waarbij de voorstelling is
gevormd door kleine gouden cellen, waarin vloeibare
gekleurde glaspasta is gegoten
Gestempeld goudblad: dunne vellen goudblad die met
allerlei motieven zijn bestempeld
Granulétechniek: techniek waarbij fijne goudkorrels
gesmolten worden en vervolgens op het oppervlak v
metalen voorwerpen aangebracht
Millefiori: glastechniek waarbij kleine gekleurde patronen
in glas worden gecreëerd d.m.v. glasstaafjes, die
gesmolten, geschikt en gesneden worden
Voorbeeld: Schat van Sutton Hoo (Graf van koning Raedwald,
† ca. 625)
o Locatie: Angelsaksisch scheepsgraf in Engeland (East Anglia).
o Objecten: Helm, schoudergespen, gespen, onderdelen van
een geldbeurs – gemaakt van goud, granaat, glas.
1
Samenvatting geschiedenis van de Westerse kunst KULAK
, o Decoratie: Kenmerkende 'animal style' (gestileerde dieren
zoals slangen en vogels) en complex vlechtwerk.
o Betekenis: Toont de rijkdom, vakmanschap en overgang in
geloof (aanwezigheid van zowel heidense als christelijke
symbolen, bijv. zilveren lepels met namen van Paulus). Het
scheepsgraf verbindt Noordelijke, Oosterse en Mediterrane
werelden op het niveau van materialen en motieven.
Insulaire, Hiberno-Saksische of Anglo-Ierse stijl (Ierland,
Noord-Engeland, vasteland):
o Bloeide vooral in kloosters in Ierland en aan de kusten van
Noord-Engeland.
o Context: Ierland ontsnapte aan Romeinse en Germaanse
invallen. Christendom geïntroduceerd door de H. Patrick (ca.
5e eeuw), leidend tot bloeiende kloosters (o.a. H. Columba, H.
Columbanus). Ierland als 'eiland van de heiligen' en vrijplaats
voor Europese geleerden.
o Vormelijke kenmerken:
Decoratieve vormentaal: In wezen non-figuratief,
beperkt tot decoratieve patronen gelieerd via framing,
filling, linking. Menselijke figuur (vaak gestileerd,
geschematiseerd, vervormd) opgenomen onder invloed
van christendom.
Beperkt kleurenpalet: Primaire kleuren (rood, geel,
blauw) en complementaire kleuren (groen, oranje),
gecombineerd met bladgoud.
Decoratief expressionisme: Grote intensiteit en
expressie ondanks abstracte motieven.
Ontbreken van de derde dimensie: Essentieel vlak,
pogingen tot ruimtelijkheid later onder antieke invloed.
Opvallende luxe: Kostbare materialen met grote zorg
bewerkt.
o Inhoudelijke kenmerken:
Cognitief moeilijk toegankelijk: Magisch, mysterieus,
sacraal, symbolisch. Vereist begrip van symbolen.
Esthetiek van het labyrint: Schoonheid in het
onontwarbare, symbolische en irrationele. Verband met
contemporaine literatuur (bijv. Hisperica famina).
2
Samenvatting geschiedenis van de Westerse kunst KULAK
, o Voorbeeld: Book of Lindisfarne (ca. 700)
Gekopieerd en verlucht door monnik Eadfrith.
Bevat unieke insulaire tapijtbladzijden met ingewerkt
kruis, incipitbladzijden en versierde initialen.
Toont een adembenemende complexiteit met dierlijk
vlechtwerk, symmetrie, spiegel-effecten en herhaling
van vormen en kleuren.
Portretten van evangelisten met symbolen in mengeling
van antieke en Anglo-Ierse stijl.
Reliëfsculptuur (vroege periode):
o Beperkte interesse, voornamelijk decoratieve patronen.
o Menselijke figuren vaak schematisch en gestileerd.
o Voorbeelden:
Sarcofaag van Agilbert (630, Merovingisch).
Altaar van Ratchis (737-744, Longobardisch).
2. Karolingische Renaissance (9e eeuw)
Context:
o Geïnitieerd door Karel de Grote met als doel een culturele en
artistieke herleving van het Romeinse Rijk (Karolingische
renovatio).
o Bewuste heropleving van klassieke vormen en technieken,
gecombineerd met inheemse esthetiek.
o Steunde op pijlers als taal, schrift, juridisch stelsel,
bisdommen/abdijen, liturgie, onderwijshervorming en promotie
van artistieke productie.
o Karel de Grote trok geleerden aan (Alcuïnus van York, Einhard).
o Vijf reizen naar Italië beïnvloedden hofclassicisme en
wereldbeeld. Aken werd nova Roma of Roma secunda. Karel de
Grote zag zichzelf als nieuwe David, Augustus, Constantijn.
Metaalbewerking: Hoog in aanzien.
3
Samenvatting geschiedenis van de Westerse kunst KULAK
, o Voorbeelden: Tassilokelk (777), Enger reliquarium (785),
Talisman van Karel de Grote (9e eeuw), Evangeliarium van
Lindau (9e eeuw).
Architectuur:
o Twee centrale vormen: centraal bouw (rond) en basilicale vorm
(langwerpig).
o Paltskapel in Aken (790-800):
Onderdeel van groot paleiscomplex (Lateraan).
Architect: Odo van Metz (eerste bekende architect in
westerse bouwgeschiedenis).
Bestond uit atrium, monumentale westpartij met
narthex, octogonaal schip met zestienzijdig
ambulatorium, apsis in het Oosten.
Ronde vorm gebaseerd op antieke mausolea/martyria
(begraafplaatsen, later doopkapellen/kerken).
Vergelijking met San Vitale in Ravenna (532-546/48):
overeenkomsten in centrale ruimte/ambulatorium, maar
verschillen in vorm (cirkelvormig vs. achthoekig),
overgang naar omgang, en gewelvenbouw (zwaar in
Aken, gebaseerd op Pantheon). Paltskapel:
monumentaal, dominant, benadrukt keizerlijke
daadkracht.
o Basilicale architectuur:
Terug op antieke Romeinse basilica (bijv. Basilica Julia,
Basilica Ulpia).
Functies Romeinse basilica: rechtspraak, handel,
vergaderen.
Christelijke overname: aanpassing aan liturgische
behoeften. Toevoeging atrium (reinigingsfontein),
narthex, extra zijbeuken, transept (kruisvorm). Apsis met
cathedra.
Symbolische betekenis ruimtes: atrium/narthex =
wereld, schip = rijk van God, sacrale ruimte altaar =
heilige der heiligen (terug op Joodse traditie).
Santa Sabina in Rome (422-432): Best bewaarde
vroegchristelijke kerkgebouw. Drieledige opstand
(arcaden, muurpartij, celestorium/lichtbeuk).
4
Samenvatting geschiedenis van de Westerse kunst KULAK