DIVERSITEIT
ACADEMIEJAAR 2024-25
, DEEL 1. Realiteiten en perspectieven
Les 1. Inleiding: verstedelijking, migratie en de vele dimensies van diversiteit (Bert
De Munck)
Doel en inhoud les 1
- Schetsen historisch belang van relatie tussen stad, migratie en diversiteit
- Zicht op structurele oorzaken en lange termijn-evoluties van migratie en diversiteit
- Historische analyse van:
• Vormen en types van migratie en diversiteit
• Het verband tussen migratie, diversiteit, ongelijkheid en integratie
- Wijzen op de verschillende met elkaar verbonden dimensies van diversiteit (intersectionaliteit)
• Intersectionaliteit: soort overlap tussen verschillende vormen van diversiteit (bv.
culturele diversiteit, sociale diversiteit, gender diversiteit etc.). Elke persoon zit op
verschillende assen: je bent nooit enkel sociaal verschillend van iemand anders maar je
combineert het met verschillende kenmerken. Sommige mensen komen in extra
kwetsbare situaties terecht door een combinatie van die verschillende soorten
diversiteiten.
1. Migratie als oorzaak van verstedelijking en stedelijke diversiteit
- Historisch verband tussen verstedelijking, migratie en diversiteit
• Verstedelijking in Europa neemt stelselmatig toe vanaf ca. jaar 1000
• Relatief weinig mensen in steden voor ca. 1800, maar steden wel zeer divers (1/3 de tot de
helft van de inwoners elders geboren)
o Per definitie: in een stad in de middeleeuwen wonen er zeer veel mensen die er niet
geboren zijn. Dat kan spectaculair zijn! Soms zelfs tot meer dan de helft van de
inwoners die zijn er niet geboren . Dat op zich verklaard al zeer veel van de diversiteit
van een stad. Maar vanwaar komen de mensen? Platteland of dichtbij?
• Urbanisering enkel mogelijk dankzij permanente migratie van platteland naar stad (in
premoderne steden door het ‘urban graveyard effect’)
o Urban graveyard effect: zonder migratie (= immigratie en emigratie → niemand
trekt in of uit de stad) in die periode krimpen steden omdat er meer mensen sterven
1
, dan er geboren worden. Dus louter op het natuurlijke patroon in een stad voor 1800
sterven er per jaar meer mensen dan er geboren worden en krimpt de stad.
o Pushfactoren: mensen hebben in een stad geen toekomst en worden weggedreven
en trekken bv. van de Kempen naar Antwerpen (de haven van Antwerpen zorgt voor
zeer veel werkkrachten en is dus een mogelijke dynamiek dat zou kunnen verklaren
waarom mensen naar Antwerpen trekken).
▪ Dat zegt ook iets over de diversiteit: gaat om mensen met een ander sociaal
profiel (en zegt bv. niets over de religie of huidskleur etc.).
▪ Bv. gastarbeiders van de jaren 50 en 60 kwamen voor dezelfde redenen naar
hier (bv. omwille van een beter loon). Push- en pullfactoren zijn
vergelijkbaar, maar de diversiteit die zij met zich meebrengen is anders:
andere religie, huidskleur etc. Je krijgt een ander soort diversiteit en zelfs
intersectionaliteit.
• ‘Nettomigratie’ slechts fractie van reële mobiliteit (belang van permanente uitstroom)
Al deze cijfers zijn door een
historicus in beeld gebracht om te
berekenen o.b.v. empirisch
materiaal: hoeveel migratie er
gemiddeld per jaar naar stedelijke
kernen is in die betreffende periode
(niet kennen, is ter illustratie van
het ‘urban graveyard effect’).
- Oorzaken migratie naar de premoderne stad
• Migratie gedreven door pushfactoren op het platteland
→ Wat drijft de mensen? Waar komen ze vandaan? De meeste mensen gaan niet voor hun
plezier uit hun eigen streek wegtrekken. Dat kunnen sociaal-economische redenen zijn,
politieke redenen, culturele redenen (bv. seksuele geaardheid niet kunnen beleven, religie
niet kunnen beleven etc.). Allemaal pushfactoren!
o Oorlogen, gebrek aan grond en kansen…
o Proletarisering (ook al voor de industrialisering)
▪ = Het proces waarbij mensen zelf de greep verliezen in de
productiemiddelen om zelf in hun levensonderhoud te voorzien.
2
, • Vraag naar arbeid, kennis en kapitaal in de stad
→ Pullfactoren: steden hebben ook bepaalde mensen met bepaalde kenmerken nodig.
Bv. sterke jonge mannen in de Antwerpse haven.
→ Die push- en pullfactoren verklaren welk ‘soort’ mensen of welke profielen in een stad
aankomen en daar wonen, werken en eventueel integreren.
o Ongeschoolde arbeid, dienstpersoneel…
o Handelaars, geschoolde ambachtslui…
• Specifieke instellingen en diensten
o Universiteiten, academies…
o Armenhuizen, godshuizen…
→ Op lange termijn in de 16-19de eeuw is er
een proces van proletarisering. Bv.
platteland: jongeren die op een boerderij
worden geboren hebben niet meer genoeg
grond om daarvan te overleven. Het enige
dat die groepen nog hebben is hun eigen
arbeid. Automatisch om te overleven val je
terug op het verkopen van je eigen arbeid.
Je hebt zelf niet meer de middelen om
zelfstandig voor je eigen overleving te zorgen
en je bent dus verplicht om je eigen arbeid te gaan verkopen en dat gebeurt meestal in de stad. Ze gaan
dan een soort arbeid verkopen in de stad waar er vraag is naar de arbeidskracht. In Antwerpen in de 16-
17de eeuw was dat vaak in de haven.
- Kenmerken migratie in de premoderne industriële periode
→ De kenmerken kunnen heel divers zijn. Je hebt heel wat zichtbare vormen van migratie!
• Verband tussen aantallen en afstand
o Belang van lokaal ‘demografisch bassin’
o Belang van netwerken en informatie
• Omgekeerd verband tussen afstand en sociale status
o Migratie van platteland naar stad vaak ongeschoolde arbeiders of dienstmeiden
o Lange afstandsmigratie van handelaars en hooggeschoolden (ook vaklui), vaak
tussen steden
3