INLEIDING
Afdeling 1. Definitie en begrippen
Iedere natuurlijke persoon kan overlijden -> vraag is aan wie de goederen zullen toekomen en op
welke wijze? -> antwoord in erfrecht (civiel recht -> federaal/ heel België).
Erfrecht geheel van rechtsregels die de overgang regelen van het vermogen van een erflater
(decuius), naar 1 of meer levende personen.
De aanwijzing van de personen aan wie de nalatenschap zal toevallen, gebeurt door de regels
inzake de erfovergang of devolutie.
Erven = verkrijgen van vermogen door overlijden van iemand.
Erfopvolging -> de persoon die erft volgt de overledene op.
De personen die op grond van de wet tot de nalatenschap worden geroepen, of die op grond van
de wil van de erflater een algemene roeping of roeping onder algemene titel hebben, zijn
erfgerechtigden (art. 4.2, 1ste lid BW).
Aanvaarden nalatenschap = erfgenaam (art. 4.2, 2de lid BW) -> erfdeel.
Afdeling 2. Bronnen van het erfrecht
De regeling inzake het materieel erfrecht is terug te vinden in het Burgerlijk Wetboek.
-> Boek 4, “Nalatenschap, schenkingen en testamenten”.
Afdeling 3. Het voorwerp van het erfrecht
Het moderne erfrecht is een vermogensrechtelijke aangelegenheid en beperkt zich tot de
overgang van het vermogen.
Actief van de nalatenschap -> alle patrimoniale rechten en vorderingen van de overledene.
Passief van de nalatenschap -> schulden gekoppeld aan het leven of aan de persoon van de erflater.
Extrapatrimoniale rechten -> geen deel van de nalatenschap.
Afdeling 4. De ‘gewone’ en de anomale nalatenschap
Principiële uitgangspunt -> de toebedelingsregels gelde voor de nalatenschap in haar geheel ->
eenheid van nalatenschap of eenheid van erfopvolging.
Homogene boedel -> geen onderscheid maken naargelang de aard of oorsprong van de goederen.
Uitzondering op het principe van de homogeniteit van de nalatenschap -> anomale nalatenschap.
- Artikel 4.24 BW -> wettelijke terugkeer ten voordele van de ascendenten-schenkers
- Artikel 4.25 BW -> terugkeer in geval van gewone adoptie
Pagina 1 van 47
Erfrecht
,Afdeling 5. Verkrijging iure hereditario of iure proprio
Erfgenamen kunnen naar aanleiding van het overlijden van een persoon aanspraken verkrijgen in
2 hoedanigheden -> iure hereditario of iure proprio.
Erfrecht beperkt zich tot de verkrijgingen iure hereditario -> op grond van hun hoedanigheid van
aanvaarde erfgenaam.
Rechten die worden verkregen, die niet gekoppeld zijn aan hun hoedanigheid van aanvaardende
erfgenaam = eigen rechten -> iure proprio.
Pagina 2 van 47
Erfrecht
,HFST 1. HET OPENBALLEN VAN DE NALATENSCHAP
Afdeling 1. De nalatenschap valt open door het overlijden
Artikel 4.1 BW stelt als uitgangspunt voorop dat de nalatenschap slechts openvalt door het overlijden.
-> Fysiek overlijden of een gelijkgesteld gerechtelijk vastgesteld of verklaard overlijden.
Overlijden -> fysiek, biologisch overlijden -> relevant is het ogenblik waarop een geneesheer
vaststelt dat de vitale functies volledig en onomkeerbaar zijn uitgevallen, niet het ogenblik
waarop een persoon klinisch is overleden -> akte van overlijden wordt opgemaakt.
Het overlijdensattest (door geneesheer) wordt voorgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke
stand, die daarvan een akte van overlijden opmaakt (art. 55 oud BW) -> erfgenaam bewijst dat
iemand dood is -> zonder attest zal de notaris geen nalatenschapsdossier openen.
Het overlijden kan gerechtelijk worden verklaard in geval van vermissing -> persoon is verdwenen
in levensbedreigende omstandigheden die zijn overlijden zeker maken, maar zonder dat er een
lichaam wordt gevonden of kan worden geïdentificeerd (art. 126 oud BW).
Gerechtelijk -> familierechtbank.
De datum is belangrijk voor onder meer:
- De dag van beoordeling over de roeping of bekwaamheid van erfgerechtigden (art. 4.4 BW)
- De start van de termijnen om nalatenschap te aanvaarden (art. 4.36 BW)
- Voor de waardebepaling (art. 4.90 BW)
Centraal register van testamenten -> notaris zal enkel opzoeken wanneer de desbetreffende persoon
overleden is (overlijdensattest vereist).
Afdeling 2. De nalatenschap valt open in de woonplaats
Krachtens artikel 110 oud BW valt de nalatenschap open in de woonplaats van de erflater op het
tijdstip van het overlijden.
Gebrek aan gekende woonplaats op ogenblik van het overlijden -> nalatenschap wordt geacht te
zijn opengevallen op de plaats van de laatst gekende woonplaats.
Woonplaats = plaats waar de erflater zijn hoofdverblijf had (art. 102 oud BW) -> inschrijving in de
bevolkingsregisters is geen doorslaggevend element.
De exacte bepaling van de woonplaats is relevant voor de territoriale bevoegdheidsregels en
geeft onder meer aan:
- Welke rechter ratione loci bevoegd is voor de kennisneming van de geschillen met betrekking tot de
afwikkeling van de nalatenschap (burgerlijk vlak)
- Waar de nalatenschap moet worden aangegeven -> bepaalt welk gewest bevoegd is voor de
erfbelasting (fiscaal vlak)
Onder het huidige IPR geldt niet meer de woonplaats, maar de gewone verblijfplaats als relevant criterium.
Pagina 3 van 47
Erfrecht
, Afdeling 3. Essentiële formaliteiten
Bij het melden van het overlijden blokkeert de bank alle tegoeden/ kluizen van de overledene.
De bank heeft een fiscale verplichting tot melding van alle tegoeden op de dag van overlijden
Deblokkering -> akte of attest van erfopvolging.
Voordeel van blokkering -> niemand kan nog aan het geld -> exceptie op ziekenhuis- en
rusthuiskosten en betalen van begrafenis.
De fiscale aangifte van nalatenschap dient te gebeuren binnen 4 maanden te rekenen vanaf de
datum van overlijden.
Pagina 4 van 47
Erfrecht
Afdeling 1. Definitie en begrippen
Iedere natuurlijke persoon kan overlijden -> vraag is aan wie de goederen zullen toekomen en op
welke wijze? -> antwoord in erfrecht (civiel recht -> federaal/ heel België).
Erfrecht geheel van rechtsregels die de overgang regelen van het vermogen van een erflater
(decuius), naar 1 of meer levende personen.
De aanwijzing van de personen aan wie de nalatenschap zal toevallen, gebeurt door de regels
inzake de erfovergang of devolutie.
Erven = verkrijgen van vermogen door overlijden van iemand.
Erfopvolging -> de persoon die erft volgt de overledene op.
De personen die op grond van de wet tot de nalatenschap worden geroepen, of die op grond van
de wil van de erflater een algemene roeping of roeping onder algemene titel hebben, zijn
erfgerechtigden (art. 4.2, 1ste lid BW).
Aanvaarden nalatenschap = erfgenaam (art. 4.2, 2de lid BW) -> erfdeel.
Afdeling 2. Bronnen van het erfrecht
De regeling inzake het materieel erfrecht is terug te vinden in het Burgerlijk Wetboek.
-> Boek 4, “Nalatenschap, schenkingen en testamenten”.
Afdeling 3. Het voorwerp van het erfrecht
Het moderne erfrecht is een vermogensrechtelijke aangelegenheid en beperkt zich tot de
overgang van het vermogen.
Actief van de nalatenschap -> alle patrimoniale rechten en vorderingen van de overledene.
Passief van de nalatenschap -> schulden gekoppeld aan het leven of aan de persoon van de erflater.
Extrapatrimoniale rechten -> geen deel van de nalatenschap.
Afdeling 4. De ‘gewone’ en de anomale nalatenschap
Principiële uitgangspunt -> de toebedelingsregels gelde voor de nalatenschap in haar geheel ->
eenheid van nalatenschap of eenheid van erfopvolging.
Homogene boedel -> geen onderscheid maken naargelang de aard of oorsprong van de goederen.
Uitzondering op het principe van de homogeniteit van de nalatenschap -> anomale nalatenschap.
- Artikel 4.24 BW -> wettelijke terugkeer ten voordele van de ascendenten-schenkers
- Artikel 4.25 BW -> terugkeer in geval van gewone adoptie
Pagina 1 van 47
Erfrecht
,Afdeling 5. Verkrijging iure hereditario of iure proprio
Erfgenamen kunnen naar aanleiding van het overlijden van een persoon aanspraken verkrijgen in
2 hoedanigheden -> iure hereditario of iure proprio.
Erfrecht beperkt zich tot de verkrijgingen iure hereditario -> op grond van hun hoedanigheid van
aanvaarde erfgenaam.
Rechten die worden verkregen, die niet gekoppeld zijn aan hun hoedanigheid van aanvaardende
erfgenaam = eigen rechten -> iure proprio.
Pagina 2 van 47
Erfrecht
,HFST 1. HET OPENBALLEN VAN DE NALATENSCHAP
Afdeling 1. De nalatenschap valt open door het overlijden
Artikel 4.1 BW stelt als uitgangspunt voorop dat de nalatenschap slechts openvalt door het overlijden.
-> Fysiek overlijden of een gelijkgesteld gerechtelijk vastgesteld of verklaard overlijden.
Overlijden -> fysiek, biologisch overlijden -> relevant is het ogenblik waarop een geneesheer
vaststelt dat de vitale functies volledig en onomkeerbaar zijn uitgevallen, niet het ogenblik
waarop een persoon klinisch is overleden -> akte van overlijden wordt opgemaakt.
Het overlijdensattest (door geneesheer) wordt voorgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke
stand, die daarvan een akte van overlijden opmaakt (art. 55 oud BW) -> erfgenaam bewijst dat
iemand dood is -> zonder attest zal de notaris geen nalatenschapsdossier openen.
Het overlijden kan gerechtelijk worden verklaard in geval van vermissing -> persoon is verdwenen
in levensbedreigende omstandigheden die zijn overlijden zeker maken, maar zonder dat er een
lichaam wordt gevonden of kan worden geïdentificeerd (art. 126 oud BW).
Gerechtelijk -> familierechtbank.
De datum is belangrijk voor onder meer:
- De dag van beoordeling over de roeping of bekwaamheid van erfgerechtigden (art. 4.4 BW)
- De start van de termijnen om nalatenschap te aanvaarden (art. 4.36 BW)
- Voor de waardebepaling (art. 4.90 BW)
Centraal register van testamenten -> notaris zal enkel opzoeken wanneer de desbetreffende persoon
overleden is (overlijdensattest vereist).
Afdeling 2. De nalatenschap valt open in de woonplaats
Krachtens artikel 110 oud BW valt de nalatenschap open in de woonplaats van de erflater op het
tijdstip van het overlijden.
Gebrek aan gekende woonplaats op ogenblik van het overlijden -> nalatenschap wordt geacht te
zijn opengevallen op de plaats van de laatst gekende woonplaats.
Woonplaats = plaats waar de erflater zijn hoofdverblijf had (art. 102 oud BW) -> inschrijving in de
bevolkingsregisters is geen doorslaggevend element.
De exacte bepaling van de woonplaats is relevant voor de territoriale bevoegdheidsregels en
geeft onder meer aan:
- Welke rechter ratione loci bevoegd is voor de kennisneming van de geschillen met betrekking tot de
afwikkeling van de nalatenschap (burgerlijk vlak)
- Waar de nalatenschap moet worden aangegeven -> bepaalt welk gewest bevoegd is voor de
erfbelasting (fiscaal vlak)
Onder het huidige IPR geldt niet meer de woonplaats, maar de gewone verblijfplaats als relevant criterium.
Pagina 3 van 47
Erfrecht
, Afdeling 3. Essentiële formaliteiten
Bij het melden van het overlijden blokkeert de bank alle tegoeden/ kluizen van de overledene.
De bank heeft een fiscale verplichting tot melding van alle tegoeden op de dag van overlijden
Deblokkering -> akte of attest van erfopvolging.
Voordeel van blokkering -> niemand kan nog aan het geld -> exceptie op ziekenhuis- en
rusthuiskosten en betalen van begrafenis.
De fiscale aangifte van nalatenschap dient te gebeuren binnen 4 maanden te rekenen vanaf de
datum van overlijden.
Pagina 4 van 47
Erfrecht