Criminaliteit en politiek
1 Inleiding: evoluties in het veiligheidsbeleid
1.1 Examen
- Stellingen beoordelen en daarbij gebruik maken van inzichten uit de cursus
- Op reflexieve manier met vraagstukken kunnen omgaan en dat op basis van auteurs,
concepten en theorieën uit de les
- Soort mini essay, kan je wel in bepaalde mate voorbereiden
- Belangrijkste kantelpunten bij regeringen kennen niet exacte data
1.2 Strafrechtelijk beleid >< criminele politiek
- Strafrechtelijk beleid: keuzes gericht op de werking van de strafrechtsbedeling
- Criminele politiek: keuzes gericht op (het optimaliseren van) de reactie op criminaliteit (en
ander afwijkend gedrag)
o De strafrechtsbedeling is maar één instrument in de maatschappelijke reactie op
deviantie
o Die reactie kan andere doelen hebben dan louter bestraffend, repressief of
handhavend (vb. preventie)
o Bv. bepaalde kleren weren uit zwembaden om een bepaalde doelgroep uit te sluiten
is criminele politiek
- Een eigen strafwet en handhavingsapparaat
o Van 1830 – 1850: armoede, economische crisis en snel stijgende criminaliteitscijfers
o Reageren op criminaliteit gebeurt in hoofdzaak via wetgeving
Focus op beheer van buitenlanders in een postrevolutionair klimaat (zie ook
oprichting staatsveiligheid)
Focus op de ontwikkeling van eigen wetboeken
Gerechtelijke organisatie en strafvordering laten weinig of geen
beleidsruimte toe (geen opsporingsonderzoek, geen opportuniteitsbeginsel)
Moeilijke zoektocht naar een evenwicht tussen de verschillende machten
(wetgevende en gerechtelijke macht)
o Discussie over bestraffing (lijfstraffen, doodstraf, gevangenisstraf – vb. herinvoering
van de doodstraf in 1835)
o Edouard Ducpétiaux: gevangenisstraf moet leiden tot de morele verbetering van de
delinquent
Die doelstelling vereist volgens denkbeelden van die tijd een grondige
herziening van het gevangenisregime dat als te mild werd omschreven;
morele verbetering vereist cellulaire afzondering. Vertrekpunt was het idee
van de vrije mens die voor criminaliteit kiest en door een verblijf in de
gevangenis zal beseffen dat hij foute keuzes heeft gemaakt. De duur van de
gevangenis moet daarom in verhouding staan tot het misdrijf (een zwaarder
misdrijf vereist meer tijd om tot inkeer en inzicht te komen).
1
, Ontbreken van wetenschappelijk belang
De straf is in de eerste plaats een reactie op een misdrijf; met de
persoonlijkheid van de dader of gedragsverandering wordt in deze fase geen
rekening gehouden
o 1867: herziening van het strafwetboek: filosofie van de klassieke school
Minder focus op afschrikking (vb. afschaffen van lijfstraffen, maar niet van de
doodstraf)
Introductie van de wet op de verzachtende omstandigheden (rechter krijgt
grotere discretionaire ruimte, maar echt sprake van een
straftoemetingsbeleid is er niet)
Rechter mag zelf invullen wat verzachtende omstandigheden zijn,
totaal ad hoc beleid, verschilt super hard van rechter tot rechter wat
zij zien als verzachtende omstandigheden
Grote focus op landbouw, wordt ook gereflecteerd in het strafrecht, bv.
zwaarder straffen van het doden van dieren in landbouw dan van
verkrachtingen
o De eerste decennia na de Belgische onafhankelijkheid:
De wetgever is de belangrijkste actor van het strafrechtelijk beleid. België is
een nachtwakerstaat, d.w.z. dat de interventie van de overheid in het leven
van burgers eerder beperkt is.
Focus ligt op bepalen van misdrijf en straf en de uitbouw van een
handhavingsapparaat (o.m. oprichting gendarmerie en de gemeentepolitie)
Belgische strafrechtsbedeling naar Frans model: zeer hiërarchisch ter
handhaving van de strafrechtelijke norm.
De Minister van Justitie was geen belangrijke actor (!)
1.3 Evolutie naar een daderbeleid
- Vanaf 1875: belangrijke socio-economische en politieke omwentelingen. We zien een evolutie
naar een meer interventionistische overheid (!)
o Die transformatie brengt andere denkbeelden mee o.v.v. de aanpak van criminaliteit.
Ontwikkelingen waarin ook de ontluikende wetenschap een belangrijke rol speelt (vb.
de criminele antropologie en de Franse milieuschool)
o We evolueren naar een meer deterministisch mensbeeld, wat tot spanningen leidt met
de uitgangspunten van de klassieke school; de schuldnotie ruimt plaats voor de notie
van gevaar. De persoonlijkheid van de delinquent komt centraal te staan.
- Adolphe Prins (1845-1919)
o Sociaal verweer (Défense Sociale)
o Uitgangspunt: het klassiek strafrecht en de klassieke strafrechtsbedeling beschikken
niet over efficiënte middelen om de massale criminaliteit en recidivisme van die tijd
tegen te gaan
o Progressief-liberale visie: de staat mag krachtdadig optreden tegen
o Er zijn individuen (categorieën van mensen) die niet meer individueel aansprakelijk
kunnen gesteld worden, en dus niet meer kunnen worden gestraft maar die wel
gevaarlijk zijn
Administratiefrechtelijke maatregelen worden ingevoerd
2
, o Progressief-liberale visie: de maatschappij heeft het recht zich te verweren tegen
gevaarlijke mensen (gevaarsnotie!), overheid mag ingrijpen om de vrijheid van mensen
te kunnen bewaren
o Omwille van gevaarlijkheid: onderworpen worden aan maatregelen die niet
strafrechtelijk zijn
o Bv. landlopers, daklozen, ‘administratieve voogdij voor minderjarigen
/geestesgestoorden’
o Bv. jongeren die zich crimineel gedragen moeten uit het milieu worden gehaald en
onderworpen worden aan opvoedkundige maatregelen
o Gevaarnotie -> preventieve maatregelen/ vroegtijdig optreden!
Debat dat vandaag opnieuw wordt gevoerd: ondermijning van georganiseerde
criminaliteit
- De uitvoerende macht wordt steeds belangrijker als actor in een strafrechtelijk beleid
- Wanneer de aanpak van criminaliteit aandacht krijgt voor omgevingsfactoren en voor de
persoonlijkheid van de dader, ontstaat de notie “preventie” en bijgevolg de mogelijke
betrokkenheid van andere beleidsdomeinen bij het strafrechtelijk beleid.
o Risico op een heel erg instrumenteel gebruik van het strafrecht waarbij regels en
handhaving worden ingezet in functie van de politieke objectieven van de overheid die
het op dat moment voor het zeggen heeft. De notie gevaarlijkheid laat potentieel een
verregaande interventie toe van de overheid in het leven van burgers.
Gaat niet over verbetering maar over het beschermen van de samenleving
1.4 Naar een nieuw daderbeleid
- Na WOII: België wordt een verzorgingsstaat en ook dit had opnieuw een impact op de aanpak
van criminaliteit: nieuw sociaal verweer
o Teveel ongelijkheid in de samenleving leidt tot extreme vormen van armoede en
werkloosheid, dit is op verschillende plaatsen in de wereld te zien en van daaruit
relatief snelle overgang naar verzorgingsstaat
- Nieuw sociaal verweer:
o Geloof in de maakbaarheid van de mens (i.s.m. wetenschappelijke inzichten)
o Doorgedreven individuele en sociale profylaxe kan criminaliteit voorkomen
- Er komt voor het eerst op alle niveaus van de strafrechtsbedeling ruimte voor individualisering
- Beleidsrealisaties (vb. probatie)
- Vanaf de jaren 1970 heerst er een nieuw maatschappelijk klimaat:
o Maakbaarheidsideaal onder druk
o Strafrecht als primum remedium
o Verenigbaarheid strafrecht en hulpverlening in vraag gesteld
o Geen geïntegreerd en gecoördineerd strafrechtelijk beleid
o Criminaliteit was nog geen ernstig politiek thema
- 1968-1978: onrust over justitie, maar niet in politieke kringen
o Publieksagenda
Media:
Rapportage van ophefmakende processen (vb. Horion en CCC).
verslaggeving over gespannen verhouding tussen pers en gerecht
3
, Verslaggeving over echte en vermeende schandalen waarin politici
en/of mensen uit de gerechtelijke wereld betrokken zijn (vb. de
smeergeldaffaires Eurosystem en het obussencontract, de
strafrechtelijke problemen van rijkswachtcommandant François en van
eerste-substituut Leroy.
Daarnaast is er de berichtgeving over het falen van het gerecht in
spectaculaire kwesties waaronder uiteraard de Bende van Nijvel. Al
deze zaken vertroebelen geleidelijk de verhouding tussen de bevolking
aan de ene kant, politiek en justitie aan de andere kant. Twijfel,
wantrouwen en onvrede sluipen binnen in het hart en de hoofden van
velen. Zo wordt de basis gelegd van de erupties die in de jaren negentig
tot een regelrechte crisis zullen leiden.
Kritiek vanuit de advocatuur
Kritiek vanuit de magistratuur (zie bv. de mercuriales)
o Politieke agenda
Justitie krijgt weinig of geen aandacht in het parlement. Wetsvoorstellen of
interpellaties zijn vrijwel onbestaande. De discussies over de begrotingen van
het departement gaan hoofdzakelijk over erg juridisch-technische kwesties.
Ook voor de regering lijkt justitie onbelangrijk. Er zijn geen plannen en
projecten over justitie in de regeringsverklaringen –en akkoorden van die
periode terug te vinden.
In de begroting neemt justitie +-2% in van het totale budget en dat aandeel
wijzigt nagenoeg niet.
- Samenvatting tot nu toe:
o De criminele politiek van 1830 tot aan WOII laat zich kenmerken door een aanpak van
criminaliteit waarin de overheid een steeds grotere rol gaat spelen
(interventionistischer wordt), er meer discretionaire ruimte komt voor actoren in de
strafrechtsbedeling zonder dat er sprake is van een echt strafrechtelijk beleid, er
andere denkbeelden ontstaan over de oorzaken van criminaliteit en het idee van
maakbaarheid belangrijker wordt
- 1979-1987: justitie zakt nog dieper op de politieke agenda
o Publieksagenda
Heel erg bepaald door de veranderende verhouding media-politie/justitie
rapportage van ophefmakende processen (vb. Horion en CCC).
verslaggeving over gespannen verhouding tussen pers en gerecht
geen verantwoording naar het publiek toe zoals nu
Verslaggeving over echte en vermeende schandalen waarin politici
en/of mensen uit de gerechtelijke wereld betrokken zijn (vb. de
smeergeldaffaires Eurosystem (corruptie waar onze toenmalige
premier en andere politici bij betrokken was)en het obussencontract
(corruptie bij aankoop van granaten), de strafrechtelijke problemen van
rijkswachtcommandant François (linken met de Bende van Nijvel,
politiemensen werden opgeleid bij de DEA in de VS om drugs te
bestrijden, zij ontsnapten aan elke vorm van gerechtelijke controle en
gebruikte technieken die binnen ons systeem niet bestaan (infiltratie,
4
1 Inleiding: evoluties in het veiligheidsbeleid
1.1 Examen
- Stellingen beoordelen en daarbij gebruik maken van inzichten uit de cursus
- Op reflexieve manier met vraagstukken kunnen omgaan en dat op basis van auteurs,
concepten en theorieën uit de les
- Soort mini essay, kan je wel in bepaalde mate voorbereiden
- Belangrijkste kantelpunten bij regeringen kennen niet exacte data
1.2 Strafrechtelijk beleid >< criminele politiek
- Strafrechtelijk beleid: keuzes gericht op de werking van de strafrechtsbedeling
- Criminele politiek: keuzes gericht op (het optimaliseren van) de reactie op criminaliteit (en
ander afwijkend gedrag)
o De strafrechtsbedeling is maar één instrument in de maatschappelijke reactie op
deviantie
o Die reactie kan andere doelen hebben dan louter bestraffend, repressief of
handhavend (vb. preventie)
o Bv. bepaalde kleren weren uit zwembaden om een bepaalde doelgroep uit te sluiten
is criminele politiek
- Een eigen strafwet en handhavingsapparaat
o Van 1830 – 1850: armoede, economische crisis en snel stijgende criminaliteitscijfers
o Reageren op criminaliteit gebeurt in hoofdzaak via wetgeving
Focus op beheer van buitenlanders in een postrevolutionair klimaat (zie ook
oprichting staatsveiligheid)
Focus op de ontwikkeling van eigen wetboeken
Gerechtelijke organisatie en strafvordering laten weinig of geen
beleidsruimte toe (geen opsporingsonderzoek, geen opportuniteitsbeginsel)
Moeilijke zoektocht naar een evenwicht tussen de verschillende machten
(wetgevende en gerechtelijke macht)
o Discussie over bestraffing (lijfstraffen, doodstraf, gevangenisstraf – vb. herinvoering
van de doodstraf in 1835)
o Edouard Ducpétiaux: gevangenisstraf moet leiden tot de morele verbetering van de
delinquent
Die doelstelling vereist volgens denkbeelden van die tijd een grondige
herziening van het gevangenisregime dat als te mild werd omschreven;
morele verbetering vereist cellulaire afzondering. Vertrekpunt was het idee
van de vrije mens die voor criminaliteit kiest en door een verblijf in de
gevangenis zal beseffen dat hij foute keuzes heeft gemaakt. De duur van de
gevangenis moet daarom in verhouding staan tot het misdrijf (een zwaarder
misdrijf vereist meer tijd om tot inkeer en inzicht te komen).
1
, Ontbreken van wetenschappelijk belang
De straf is in de eerste plaats een reactie op een misdrijf; met de
persoonlijkheid van de dader of gedragsverandering wordt in deze fase geen
rekening gehouden
o 1867: herziening van het strafwetboek: filosofie van de klassieke school
Minder focus op afschrikking (vb. afschaffen van lijfstraffen, maar niet van de
doodstraf)
Introductie van de wet op de verzachtende omstandigheden (rechter krijgt
grotere discretionaire ruimte, maar echt sprake van een
straftoemetingsbeleid is er niet)
Rechter mag zelf invullen wat verzachtende omstandigheden zijn,
totaal ad hoc beleid, verschilt super hard van rechter tot rechter wat
zij zien als verzachtende omstandigheden
Grote focus op landbouw, wordt ook gereflecteerd in het strafrecht, bv.
zwaarder straffen van het doden van dieren in landbouw dan van
verkrachtingen
o De eerste decennia na de Belgische onafhankelijkheid:
De wetgever is de belangrijkste actor van het strafrechtelijk beleid. België is
een nachtwakerstaat, d.w.z. dat de interventie van de overheid in het leven
van burgers eerder beperkt is.
Focus ligt op bepalen van misdrijf en straf en de uitbouw van een
handhavingsapparaat (o.m. oprichting gendarmerie en de gemeentepolitie)
Belgische strafrechtsbedeling naar Frans model: zeer hiërarchisch ter
handhaving van de strafrechtelijke norm.
De Minister van Justitie was geen belangrijke actor (!)
1.3 Evolutie naar een daderbeleid
- Vanaf 1875: belangrijke socio-economische en politieke omwentelingen. We zien een evolutie
naar een meer interventionistische overheid (!)
o Die transformatie brengt andere denkbeelden mee o.v.v. de aanpak van criminaliteit.
Ontwikkelingen waarin ook de ontluikende wetenschap een belangrijke rol speelt (vb.
de criminele antropologie en de Franse milieuschool)
o We evolueren naar een meer deterministisch mensbeeld, wat tot spanningen leidt met
de uitgangspunten van de klassieke school; de schuldnotie ruimt plaats voor de notie
van gevaar. De persoonlijkheid van de delinquent komt centraal te staan.
- Adolphe Prins (1845-1919)
o Sociaal verweer (Défense Sociale)
o Uitgangspunt: het klassiek strafrecht en de klassieke strafrechtsbedeling beschikken
niet over efficiënte middelen om de massale criminaliteit en recidivisme van die tijd
tegen te gaan
o Progressief-liberale visie: de staat mag krachtdadig optreden tegen
o Er zijn individuen (categorieën van mensen) die niet meer individueel aansprakelijk
kunnen gesteld worden, en dus niet meer kunnen worden gestraft maar die wel
gevaarlijk zijn
Administratiefrechtelijke maatregelen worden ingevoerd
2
, o Progressief-liberale visie: de maatschappij heeft het recht zich te verweren tegen
gevaarlijke mensen (gevaarsnotie!), overheid mag ingrijpen om de vrijheid van mensen
te kunnen bewaren
o Omwille van gevaarlijkheid: onderworpen worden aan maatregelen die niet
strafrechtelijk zijn
o Bv. landlopers, daklozen, ‘administratieve voogdij voor minderjarigen
/geestesgestoorden’
o Bv. jongeren die zich crimineel gedragen moeten uit het milieu worden gehaald en
onderworpen worden aan opvoedkundige maatregelen
o Gevaarnotie -> preventieve maatregelen/ vroegtijdig optreden!
Debat dat vandaag opnieuw wordt gevoerd: ondermijning van georganiseerde
criminaliteit
- De uitvoerende macht wordt steeds belangrijker als actor in een strafrechtelijk beleid
- Wanneer de aanpak van criminaliteit aandacht krijgt voor omgevingsfactoren en voor de
persoonlijkheid van de dader, ontstaat de notie “preventie” en bijgevolg de mogelijke
betrokkenheid van andere beleidsdomeinen bij het strafrechtelijk beleid.
o Risico op een heel erg instrumenteel gebruik van het strafrecht waarbij regels en
handhaving worden ingezet in functie van de politieke objectieven van de overheid die
het op dat moment voor het zeggen heeft. De notie gevaarlijkheid laat potentieel een
verregaande interventie toe van de overheid in het leven van burgers.
Gaat niet over verbetering maar over het beschermen van de samenleving
1.4 Naar een nieuw daderbeleid
- Na WOII: België wordt een verzorgingsstaat en ook dit had opnieuw een impact op de aanpak
van criminaliteit: nieuw sociaal verweer
o Teveel ongelijkheid in de samenleving leidt tot extreme vormen van armoede en
werkloosheid, dit is op verschillende plaatsen in de wereld te zien en van daaruit
relatief snelle overgang naar verzorgingsstaat
- Nieuw sociaal verweer:
o Geloof in de maakbaarheid van de mens (i.s.m. wetenschappelijke inzichten)
o Doorgedreven individuele en sociale profylaxe kan criminaliteit voorkomen
- Er komt voor het eerst op alle niveaus van de strafrechtsbedeling ruimte voor individualisering
- Beleidsrealisaties (vb. probatie)
- Vanaf de jaren 1970 heerst er een nieuw maatschappelijk klimaat:
o Maakbaarheidsideaal onder druk
o Strafrecht als primum remedium
o Verenigbaarheid strafrecht en hulpverlening in vraag gesteld
o Geen geïntegreerd en gecoördineerd strafrechtelijk beleid
o Criminaliteit was nog geen ernstig politiek thema
- 1968-1978: onrust over justitie, maar niet in politieke kringen
o Publieksagenda
Media:
Rapportage van ophefmakende processen (vb. Horion en CCC).
verslaggeving over gespannen verhouding tussen pers en gerecht
3
, Verslaggeving over echte en vermeende schandalen waarin politici
en/of mensen uit de gerechtelijke wereld betrokken zijn (vb. de
smeergeldaffaires Eurosystem en het obussencontract, de
strafrechtelijke problemen van rijkswachtcommandant François en van
eerste-substituut Leroy.
Daarnaast is er de berichtgeving over het falen van het gerecht in
spectaculaire kwesties waaronder uiteraard de Bende van Nijvel. Al
deze zaken vertroebelen geleidelijk de verhouding tussen de bevolking
aan de ene kant, politiek en justitie aan de andere kant. Twijfel,
wantrouwen en onvrede sluipen binnen in het hart en de hoofden van
velen. Zo wordt de basis gelegd van de erupties die in de jaren negentig
tot een regelrechte crisis zullen leiden.
Kritiek vanuit de advocatuur
Kritiek vanuit de magistratuur (zie bv. de mercuriales)
o Politieke agenda
Justitie krijgt weinig of geen aandacht in het parlement. Wetsvoorstellen of
interpellaties zijn vrijwel onbestaande. De discussies over de begrotingen van
het departement gaan hoofdzakelijk over erg juridisch-technische kwesties.
Ook voor de regering lijkt justitie onbelangrijk. Er zijn geen plannen en
projecten over justitie in de regeringsverklaringen –en akkoorden van die
periode terug te vinden.
In de begroting neemt justitie +-2% in van het totale budget en dat aandeel
wijzigt nagenoeg niet.
- Samenvatting tot nu toe:
o De criminele politiek van 1830 tot aan WOII laat zich kenmerken door een aanpak van
criminaliteit waarin de overheid een steeds grotere rol gaat spelen
(interventionistischer wordt), er meer discretionaire ruimte komt voor actoren in de
strafrechtsbedeling zonder dat er sprake is van een echt strafrechtelijk beleid, er
andere denkbeelden ontstaan over de oorzaken van criminaliteit en het idee van
maakbaarheid belangrijker wordt
- 1979-1987: justitie zakt nog dieper op de politieke agenda
o Publieksagenda
Heel erg bepaald door de veranderende verhouding media-politie/justitie
rapportage van ophefmakende processen (vb. Horion en CCC).
verslaggeving over gespannen verhouding tussen pers en gerecht
geen verantwoording naar het publiek toe zoals nu
Verslaggeving over echte en vermeende schandalen waarin politici
en/of mensen uit de gerechtelijke wereld betrokken zijn (vb. de
smeergeldaffaires Eurosystem (corruptie waar onze toenmalige
premier en andere politici bij betrokken was)en het obussencontract
(corruptie bij aankoop van granaten), de strafrechtelijke problemen van
rijkswachtcommandant François (linken met de Bende van Nijvel,
politiemensen werden opgeleid bij de DEA in de VS om drugs te
bestrijden, zij ontsnapten aan elke vorm van gerechtelijke controle en
gebruikte technieken die binnen ons systeem niet bestaan (infiltratie,
4