Lesage & G. Dekeersmaeker
Academiejaar 2024-2025
Waarom international relations theory?
- Theorieën maken claims over de ontologie van internationale politiek = over de realiteit
= ‘Hoe werkt internationale politiek eigenlijk?’
o ! Niet te verwarren met methodologie, deze handelt over de epistemologie:
‘Hoe kunnen we internationale politiek kennen?’
- Theorieën kunnen op verschillende manieren bijdragen:
o Analytisch:
▪ Zorgen voor een analytisch kader
▪ Zorgen voor definities en concepten
o Verklarend:
▪ Geven verklaringen voor de geobserveerde verschijnselen
▪ (Proberen te) voorspellen
▪ Vele theorieën proberen om over verschillende zaken heen te
generaliseren (patronen herkennen, om zo betere voorspellingen en
verklaringen te kunnen geven)
o Normerend/voorschrijvend:
▪ Voorschrijven van ‘wijs beleid’ (met alles wat we weten, wat is nu ‘wijs
beleid?’)
▪ Ethische beoordelingen
Van deze 3 aspecten is verklaren de meest ambitieuze: dit is het moeilijkst om te doen, maar
hoe beter we dit kunnen, hoe beter we de toekomst kunnen voorspellen.
! Sommige, maar niet alle theorieën bevatten alle 3 de dimensies. Kunnen 1, 2 of 3 van de
dimensies bevatten.
- Voorbeelden van vragen die gesteld worden door IR-Theoretici:
o Waarom komen oorlogen voor?
o Onder welke voorwaarden komt internationale samenwerking voor?
o Hebben internationale organisaties macht?
o Zou het de wereld vredevoller maken als er meer vrouwen machtsposities
zouden bekleden?
o Kunnen activisten de wereld veranderen?
o …
- Bijkomende opmerkingen:
o Elke theorie focust op specifieke elementen/factoren/dimensies/dynamieken als
hoofdzaak → ze hebben elk een andere focus/invulling van concepten
▪ Dit zorgt er ook voor dat elke theorie zijn tekortkomingen heeft, omdat ze
andere zaken gaan onderbelichten, negeren of onderschatten.
, o De relevanties van theorieën kan variëren doorheen tijd & ruimte.
o Theorieën geven inzicht in de motieven van actoren → empathie, ‘om te
begrijpen’ → dit is niet hetzelfde als goedkeuren! Begrijpen =/=
verdedigen/accepteren.
▪ Bv. Begrijpen van ‘redlines’ (= een aangeraden veiligheidslimiet, het verst
dat men kan gaan om nog als ‘veilig’ gezien te worden)
▪ Bv. Begrijpen waarom status of eer belangrijk is
▪ Begrijpen waarom landen niet interveniëren bij bepaalde gebeurtenissen
1. Building blocks – bouwstenen
1.1. Levels of Analysis
Definitie: nog niet volledig vastgelegd in literatuur.
Analyselevels in de internationale politiek zijn die sferen in de sociale realiteit, gaande van
het individu tot het wereldsysteem en de wereldgeschiedenis, waar oorzaken voor
internationaalpolitieke fenomenen zich bevinden.
➔ Analyselevels hebben verklarende waarde.
- Kenneth N Waltz – Three Images (3 analyselevels)
o Eerste beeldvorming: menselijke aard en individuen (mixt deze door elkaar)
o Tweede beeldvorming: de Staat
o Derde beeldvorming: het Internationale Systeem
▪ De realiteit is echter complexer, het is niet aangeraden om analyselevels
te reduceren tot deze 3-delige representatie.
• Belangrijke theoreticus, invloedrijk, maar tegelijk ook door velen
afgekeurd.
• Meest relevante beeldvorming voor hem was het internationale
systeem.
- Menselijke aard: mensbeeld:
o Mensen zijn van nature slecht (bv. Klassiek realisme)
o Mensen zijn van nature goed, kunnen verbeteren en leren door Rede (liberalisme)
o Is het onderscheid tussen mannen en vrouwen van belang voor het verklaren van
buitenlands beleid/internationale relaties?
- Individuen:
o Verscheidenheid aan persoonlijkheden
o Institutionele beperkingen van leiders (in vele landen heeft een staatshoofd
slecht weinig persoonlijke macht, gebaseerd op de grondwet)
o Bv. Hitler, Gorbachev, Trump,… → leiders wiens individuele persoonlijkheid een
rol speelt in het buitenlands beleid van het land.
o Geen focus op algemeen menselijke karakteristieken, wel individuele
persoonlijke/psychische/biologische,… karakteristieken.
- De staat:
o ‘alle staten willen overleven, zoeken zekerheid en economisch welvaren, en zijn
machtszuchtig’. (deze machtszuchtigheid is ingebed in het karakter van de mens/
staatsleiders → klassiek realisme)
,o Ook verschillende soorten staten:
▪ Democratische staten vs. Autoritaire staten (Democratic Peace Theory:
stelt dat democratische staten vredevoller zijn) → aard van staat wordt
door sommigen gezien als verklaring voor mate/ duurzaamheid van
vrede/ vredevol karakter van een land
▪ Ook dieper binnen de staat spelen zaken mee, hier kan men ook naar
kijken (bv. Rassenverhoudingen binnen de staat, identiteit, collectieve
emoties, e.d. → constructivisme)
▪ Instellingen spelen ook mee (domestic institutions)
• Deze 3 aspecten zijn relatief stabiel.
o Kunnen echter ook veranderen: verandering van het
buitenlands beleid binnen staten:
▪ Door bv. Partijpolitiek of machtsverschuivingen,
externe gebeurtenissen,….
▪ Zorgt voor matige of fundamentele
veranderingen in het buitenlands beleid.
o Het internationale systeem:
▪ Internationale-relatie-verklaringen die gezocht worden op het niveau van
het internationale systeem
▪ Het geheel is meer dan de som van de delen
▪ Het systeem vormt/constitueert de staten; zendt signalen (dreigingen en
opportuniteiten)
• Structuur van het systeem
• Interactie tussen staten= extern milieu van staten (zie
neorealisme-
▪ Geografie (de traditie van geopolitiek)
▪ Het systeem vormt/constitueert de klassen
• Bv. Anarchistisch internationaal systeem volgens structureel
realisten
• Bv. Kapitalistisch wereldsysteem, klassenstrijd (Marxisme,
Wallerstein)
▪ Het internationale systeem is een anarchie, er is geen ‘wereldregering’,
staten staan er alleen voor (sluiten zich aan bij allianties e.d. om de eigen
veiligheid te verzekeren)
▪ ‘geopolitics’ als specifieke relatie tussen:
• Internationale relaties en geografie
▪ En hoe dit hun internationaal beleid en relaties verklaart
• Bv. Ruslands’ beleid, heel erg begaan met toegang tot ijsvrije
havens, vandaar dat ze altijd zo bezig geweest zijn om dit te
kunnen verzekeren + westerse invasies over land (Napoleon,
Hitler, Navo) zorgen voor spanningen in Rusland die dus ook
invloed hebben op hun internationaal beleid.
, o het systeem:
▪ Grootmachten
▪ Middel ‘matige’ machten
▪ Kleine staten
• Wat verklaart je positie op 1 van deze 3 levels met betrekking tot
je buitenlands beleid? Heeft dit er invloed op? Bv. Kleine staten
meer steun voor elkaar, meer openstaan voor multilaterale
aangelegenheden,…?
o Two-level Game – Putnam (syllabus)
o The Second Image Reversed – Gourevitch (syllabus)
Groepsdiscussie: verklaar de Russische invasie van 24 februari 2022 in
Oekraïne op basis van analyselevels (LoA’s)
- De wereldmaatschappij: meer en meer vorming van een transnationale maatschappij
o Spinnenweb van interconnecties tussen actoren (zowel gouvernementeel als
niet-gouvernementeel tussen staten)
o Pluralisme (meerdere actoren)/transnationalisme/polycentrisme/new
medievalism ?
o Transnationale diffusie van normen en waarden
- Diplomatische en institutionele processen:
o De aard en kwaliteit van internationale diplomatie en institutionele processen: of
ze al dan niet van belang zijn voor besluitvorming.
- The discursive structure: (prof <3, wordt te veel genegeerd volgens hem)
o Ons politiek debat wordt gekenmerkt door concurrerende discoursen, waaronder
narratives en framings.
o Samen vormen zij de ‘discursive structure’, waarin een hiërarchie onderscheiden
kan worden tussen meer of minder machtige discours. De machtige discoursen
krijgen meer aanhang bij elites en de publieke opinie, en worden het meest
gedeeld en gepropageerd door machtige actoren, zoals overheden en media.
o Soms kan een discours hegemonisch worden (Gramsci), in die zin dat
concurrerende discoursen gemarginaliseerd worden.
o Discoursen kunnen bepaalde ideeën bekrachtigen of ontkrachten. Dus, een
actor wiens belangen in lijn liggen met de meest invloedrijke discoursen, heeft
een sterkere positie dan anderen, en is dus machtiger.
o Hierdoor kunnen we dus de ‘discursive structure’ bestempelen als een
analyselevel en deel van de ontologische realiteit, sinds er geen ander
analyselevel dat de redistributie van macht door middel van discoursen vat.
▪ Bv. Als er een hegemonisch discours zou zijn in de wereld dat stelt dat de
grootste schuld bij Poetin ligt, zou dit Oekraïne empoweren (dit is er
echter niet)
, ▪ Dit is immaterieel en dus moeilijk te meten, maar wel zeer belangrijk en
vaak onderschat (volgens prof). → belangrijk omdat discoursen de
publieke opinie beïnvloeden (‘het volk’ is belangrijk in de internationale
politiek, daar ze macht hebben (bv. Druk opleggen aan de eigen staat).
- Totaliteit en geschieden van de (sociale) werkelijkheid:
o ‘World History’ of ‘Global History’ approach (onderscheid hier niet van belang)
▪ Regio’s vergelijken
▪ De geschiedenis van interconnectiviteit en globalisatie
• Interconnectiviteit zowel in tijd als in ruimte!
▪ Gelijkheid
o World Systems History
o Postcolonial tradition
▪ Dit zijn meer holistische zienswijzen (proberen allesomvattend te zijn)
Concluderende opmerkingen over LoA’s:
- De meeste gedachtescholen prioriteren 1 of meerdere analyselevels boven andere, ze
zijn:
o Ontologische fenomenen: met hun relatieve belang en interrelaties, behoren ze
tot de realiteit van de internationale politiek
o Epistemologische tools: studies kunnen LoA’s combineren, om complexe zaken
op te delen in onderling gerelateerde delen of dimensies, dit in lijn met de
ontologische realiteit van de levels.
→ ACCUMULATIE VAN LoA’s IS MOGELIJK!
1.2. Actors
Actoren zijn entiteiten die:
- Duidelijk gedefinieerd/afgebakend zijn
- Beslissingen kunnen maken (‘Agency’= de autonomie om zelf beslissingen te kunnen
nemen)
Voorbeelden van actoren: ZIE SYLLABUS:
- Staten als unitaire actoren
o Staat = aggregaat actor
- Transnationale netwerken van overheden
- Internationale gouvernementele organisaties
- Individuen/ elites
- Non-gouvernementele organisaties
- Multistakeholder partnerships = Global public policy networks/ advocacy networks
- Epistemic communities (?)
- Klassen
1.3. Interests
- Wat zijn interests (= belangen): wat actoren willen:
o Materiele & immateriële belangen
, ▪ Immateriële belangen: bv. Waarden & eer (wanneer deze gekrenkt wordt,
kan dit heuse gevolgen hebben)
- Hoe worden belangen gevormd?
o Neorealisme (Waltz): het internationale systeem genereert ‘vergelijkbare’
veiligheidsbelangen van staten (ongeacht het soort overheid die een staat heeft)
o Liberalisme (pluralisme): binnenlandse actoren hebben verschillende belangen
→ worden samengevoegd (geaggregeerd) op het niveau van de overheid
o Liberalisme (idealisme): ruimte voor ‘altruïstische belangen’ → ook al zijn
daden/eisen/wensen altruïstisch, we bestempelen ze nog steeds als belangen
(bv. Het verdedigen van homorechten is een Belgisch belang)
o Marxisme: klassen hebben belangen
o Constructivisme: belangen zijn sociaal geconstrueerd, door middel van
socialisatie.
▪ Bv. Verandering in de houding ten opzichte van klimaatsverandering
▪ Bv. Rolopvattingen over buitenlands beleid (role theory)
- Meergelaagd: 1 belang kan afgeleid worden van het ander, bv:
o VS wil zekerheid → VS wil een sterke economie → VS wil olietoevoer verzekeren
→ VS wil de Perzische Golf controleren
▪ ‘auxiliaire’ belangen om fundamentele belangen te
verwezenlijken/garanderen
1.4. Power
- Onderscheid:
o Soorten machtsuitoefening (= power exertion) vs. Machtsbronnen
Macht is in internationale relaties een vrij vaag en essentially contested concept. Er is echter
een nuttig onderscheid tussen de benadering van macht als machtsbronnen en de
benadering van macht als relationele macht (= men kan enkel macht hebben in relatie tot
anderen, als je alleen op een eiland bent, kan je niet echt zeggen dat je macht hebt, want je
hebt niemand om deze op uit te oefenen).
o Sommige structureel-realistische denkers stellen macht gelik met
machtsbronnen (en dan vooral militaire en economische capaciteiten) ongeacht
of en hoe die macht specifiek wordt uitgewerkt naar/op anderen toe. In deze
opvatting betekent ‘macht hebben’ eigenlijk ‘machtsbronnen bezitten’.
o Volgens de relationele benadering daarentegen, kan de notie van macht enkel
zinvol zijn in de context van effectieve machtsuitoefening in een relatie tussen
actoren. Vanuit deze benadering zijn we ook meer geïnteresseerd in de soorten
vormen die machtsuitoefening aanneemt.