Inleidend college
Vennootschapsrecht = recht van de vennootschap = recht van de rechtspersoon (= juridische constructie
waarbij wij in het recht rechten en plichten aan hebben toegekend) → vorm van rechtspersoon en die kun je
afzetten tegen een natuurlijke persoon
Vennootschapsrecht laat ondernemers toe hun persoonlijk vermogen te beschermen tegen het falen van het
project (faillissement)
Insolventierecht = recht over faillissement, continuïteit van de onderneming
Mededingingsrecht = regelen van mededinging → geen monopolie, geen kartelvorming, niet zomaar
prijzen opleggen
Verzekeringsrecht = checken of de garanties die je hebt gemaakt wel kloppen
Transportrecht = elke vorm van transport (zee, lucht, brieven)
Bank-, beurs-, en effectenrecht = financieel recht → hoe een bank is geregeld, hoeveel kapitaal moet een
bank hebben
Intellectuele eigendom = bescherming van informatie → privacywet, octrooi, databankrecht, copyright
Consumentenrecht = recht van de consument → laatste jaar meer en meer uitgebreid
Ondernemingsrecht = rest categorie → hoe ga je als onderneming om met een andere onderneming
Ondernemingsrecht
- Micro-economisch
- Privaatrechtelijke verhoudingen tussen ondernemingen
Economisch recht
- Macro-economisch
- Overheidsingrijpen in de markt en sturing van de markt
- Belang van supranationale normen (zie bv. art. II.1 WER) → normen die over landen heen gaan,
specifiek voor de EU
Handelaar
- Oud art 1 W. Kh.: “Kooplieden zijn zij die daden uitoefenen, bij de wet daden van koophandel
genoemd, en daarvan, hoofdzakelijk of aanvullend, hun gewoon beroep maken”
- Criteria:
- Daden van koophandel
- Hoofdzakelijk of aanvullend gewoon beroep
→ ‘beroepsmatig’
→ winstoogmerk en speculatie; inkomen
→ in eigen naam en voor eigen rekening
→ Sinds 1956 ook nevenactiviteiten (‘in bijberoep’)
- Geen criteria:
- De handel moet niet openlijk worden uitgebaat
- De handel dient niet ‘geoorloofd’ te zijn; een persoon is handelaar van zodra zij/hij aan de
wettelijke criteria voldoet
- Ook voor personen voor wie het verboden is om handel te drijven
Daden van koophandel
- Objectieve daden van koophandel
- Limitatief opgesomd in art. 2- 3 W.Kh.
- Moeten worden gesteld met winstoogmerk
- Tegenbewijs steeds mogelijk
- Subjectieve daden van koophandel
- Vermoeden: alle verbintenissen van een persoon die als handelaar wordt beschouwd (dus
afhankelijk van hoedanigheid persoon)
, - Weerlegbaar: geen verband met handelsactiviteit
Ondernemingsbegrip
- Iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent
- Zelfstandig <-> in dienstverband
- Duurzaamheid inherent aan begrip beroepsactiviteit
- Regelmatig besteden van tijd; oogmerk levensonderhoud/winst
- Niet voor activiteit die kadert in normaal beheer privé vermogen
- Iedere rechtspersoon
- Ook non-profits
- Uitzondering voor overheden en publiekrechtelijke rechtspersonen
- Tenzij wanneer publiekrechtelijke rechtspersoon goederen/diensten aanbiedt op een markt
- Iedere entiteit zonder rechtspersoonlijkheid
- Tenzij: geen winstuitkeringsoogmerk en geen effectieve uitkering van winsten aan
leden/feitelijke bestuurders
- Geen feitelijke winstuitkeringen of vermomde winstuitkeringen
- Leden mogen wel (normale) voordelen ontlenen uit de lidmaatschap
Basisbegrippen van het recht
Recht = veranderlijke wet- en regelgeving die is uitgevaardigd door de overheid en die door de overheid
wordt afgedwongen tot ordening van de samenleving
Objectief recht: ‘the law’
- Het objectief recht is een geheel van algemene gedragsregels, opgelegd door een daartoe
bevoegde overheid, die de ordening van het maatschappelijk leven beogen en waarvan de naleving
afdwingbaar is
Subjectief recht: ‘my right’
- Een subjectief recht is een op het objectief recht gesteunde en door het objectief recht beschermde
aanspraak van het subject op bepaalde middelen tot bevrediging van zijn behoeften en verlangens
Feiten zijn al wat werkelijk is en werkelijk heeft plaatsgevonden → niet alle feiten zijn rechtens relevant
- Rechtsfeiten zijn feiten die subjectieve rechten doen ontstaan, wijzigen of tenietdoen
- Rechtshandelingen zijn menselijke gedragingen met het oog op het creëren van rechtsgevolgen
(afsluiten of opzeggen van abonnement)
Twee regels:
1. Algemeen belang heeft voorrang op particulier belang
2. Publiek recht heeft voorrang op privaatrecht
Huurrecht is klassiek privaatrecht
Overheid kan ingrijpen in het privaatrecht
,Rechtssubject:
- Persoon
- Natuurlijke persoon: alle levende mensen zonder onderscheid
- Rechtspersoon: een juridische constructie die op grond van de wil van de wetgever een
zelfstandig rechtssubject doet ontstaan evenals verantwoordelijke organen daarvoor
aanduidt i.e. ‘juridische ficties’ → ongelijk aan feitelijke vereniging
- Drager van rechten en plichten (rechtsbekwaam)
- Handelend in het rechtsverkeer (handelingsbekwaam)
Rechtsobject:
- Goed (dieren ook)
- Voorwerp van rechten en plichten
- Behandeld of verhandeld in het rechtsverkeer
Bronnen van het recht
- Materieel = de inhoud van het recht
- Wordt gestuurd
- Ideologisch
- Politiek wetenschappelijk
- Handelt over de legitimiteit
- Formeel = de vindplaats van het recht
- Bindende formele bronnen van het recht
- Wetgeving
- Formele akte
- Elke akte van een wetgevend orgaan
- Verschillende niveaus: federaal, G&G
- Materiële wet
- Elke algemeen bindende norm uitgevaardigd door bevoegd orgaan
- Gewoonte
- Algemene rechtsbeginselen
- Billijkheid: beginsel van de redelijkheid
- Gezaghebbende formele bronnen van recht
- Rechtspraak
- Rechtsleer
- Handelt over de legaliteit
Basisregels en hiërarchie
- De hogere norm heeft voorrang op de lagere norm
- Latere wet heeft voorrang op de vroegere wet (lex posterior-regel)
- Bijzondere wet heeft voorrang op algemene wet (lex specialis-regel)
, Internationaal recht met directe werking heeft voorrang op het nationaal recht
Buitencontractuele aansprakelijkheid
Contractueel: contract met iemand sluiten (contractpartner), als jij een fout maakt, ben jij aansprakelijk.
Maakt hij een fout, dan is hij aansprakelijk
Buiten-contractueel: geen contract, maar toch relaties met burgers → verkeersongeval
- Persoonlijk: jij persoonlijk hebt een gedraging gedaan die jou aansprakelijk maakt
- Kwalitatief: iets waarbij jij noodzakelijk een fout begaat
- Objectief: om een objectieve reden ben je aansprakelijk
Buitencontractuele aansprakelijkheid
- Fout
- Schade
- Oorzakelijk verband
Rechtsbekwaamheid (partijbekwaamheid)
- Drager van subjectieve rechten en plichten (rechtssubject)
- Alle natuurlijke personen (meerderjarigen, minderjarigen, wilsonbekwamen)
- Alle rechtspersonen (binnen specialiteit)
Handelingsbekwaamheid (procesbekwaamheid)
- Vermogen van een rechtssubject om zelfstandig en alleen de rechtshandelingen te stellen die nodig
of nuttig zijn voor de uitoefening van zijn subjectieve rechten en plichten
- Meerderjarige, wilsonbekwame, natuurlijke personen (geen minderjarigen en
wilsonbekwamen)
- Geen enkele rechtspersoon
Schuldbekwaamheid
- Vermogen van een rechtssubject om het onderscheid te maken tussen goed en kwaad (handelen)
Vennootschapsrecht = recht van de vennootschap = recht van de rechtspersoon (= juridische constructie
waarbij wij in het recht rechten en plichten aan hebben toegekend) → vorm van rechtspersoon en die kun je
afzetten tegen een natuurlijke persoon
Vennootschapsrecht laat ondernemers toe hun persoonlijk vermogen te beschermen tegen het falen van het
project (faillissement)
Insolventierecht = recht over faillissement, continuïteit van de onderneming
Mededingingsrecht = regelen van mededinging → geen monopolie, geen kartelvorming, niet zomaar
prijzen opleggen
Verzekeringsrecht = checken of de garanties die je hebt gemaakt wel kloppen
Transportrecht = elke vorm van transport (zee, lucht, brieven)
Bank-, beurs-, en effectenrecht = financieel recht → hoe een bank is geregeld, hoeveel kapitaal moet een
bank hebben
Intellectuele eigendom = bescherming van informatie → privacywet, octrooi, databankrecht, copyright
Consumentenrecht = recht van de consument → laatste jaar meer en meer uitgebreid
Ondernemingsrecht = rest categorie → hoe ga je als onderneming om met een andere onderneming
Ondernemingsrecht
- Micro-economisch
- Privaatrechtelijke verhoudingen tussen ondernemingen
Economisch recht
- Macro-economisch
- Overheidsingrijpen in de markt en sturing van de markt
- Belang van supranationale normen (zie bv. art. II.1 WER) → normen die over landen heen gaan,
specifiek voor de EU
Handelaar
- Oud art 1 W. Kh.: “Kooplieden zijn zij die daden uitoefenen, bij de wet daden van koophandel
genoemd, en daarvan, hoofdzakelijk of aanvullend, hun gewoon beroep maken”
- Criteria:
- Daden van koophandel
- Hoofdzakelijk of aanvullend gewoon beroep
→ ‘beroepsmatig’
→ winstoogmerk en speculatie; inkomen
→ in eigen naam en voor eigen rekening
→ Sinds 1956 ook nevenactiviteiten (‘in bijberoep’)
- Geen criteria:
- De handel moet niet openlijk worden uitgebaat
- De handel dient niet ‘geoorloofd’ te zijn; een persoon is handelaar van zodra zij/hij aan de
wettelijke criteria voldoet
- Ook voor personen voor wie het verboden is om handel te drijven
Daden van koophandel
- Objectieve daden van koophandel
- Limitatief opgesomd in art. 2- 3 W.Kh.
- Moeten worden gesteld met winstoogmerk
- Tegenbewijs steeds mogelijk
- Subjectieve daden van koophandel
- Vermoeden: alle verbintenissen van een persoon die als handelaar wordt beschouwd (dus
afhankelijk van hoedanigheid persoon)
, - Weerlegbaar: geen verband met handelsactiviteit
Ondernemingsbegrip
- Iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent
- Zelfstandig <-> in dienstverband
- Duurzaamheid inherent aan begrip beroepsactiviteit
- Regelmatig besteden van tijd; oogmerk levensonderhoud/winst
- Niet voor activiteit die kadert in normaal beheer privé vermogen
- Iedere rechtspersoon
- Ook non-profits
- Uitzondering voor overheden en publiekrechtelijke rechtspersonen
- Tenzij wanneer publiekrechtelijke rechtspersoon goederen/diensten aanbiedt op een markt
- Iedere entiteit zonder rechtspersoonlijkheid
- Tenzij: geen winstuitkeringsoogmerk en geen effectieve uitkering van winsten aan
leden/feitelijke bestuurders
- Geen feitelijke winstuitkeringen of vermomde winstuitkeringen
- Leden mogen wel (normale) voordelen ontlenen uit de lidmaatschap
Basisbegrippen van het recht
Recht = veranderlijke wet- en regelgeving die is uitgevaardigd door de overheid en die door de overheid
wordt afgedwongen tot ordening van de samenleving
Objectief recht: ‘the law’
- Het objectief recht is een geheel van algemene gedragsregels, opgelegd door een daartoe
bevoegde overheid, die de ordening van het maatschappelijk leven beogen en waarvan de naleving
afdwingbaar is
Subjectief recht: ‘my right’
- Een subjectief recht is een op het objectief recht gesteunde en door het objectief recht beschermde
aanspraak van het subject op bepaalde middelen tot bevrediging van zijn behoeften en verlangens
Feiten zijn al wat werkelijk is en werkelijk heeft plaatsgevonden → niet alle feiten zijn rechtens relevant
- Rechtsfeiten zijn feiten die subjectieve rechten doen ontstaan, wijzigen of tenietdoen
- Rechtshandelingen zijn menselijke gedragingen met het oog op het creëren van rechtsgevolgen
(afsluiten of opzeggen van abonnement)
Twee regels:
1. Algemeen belang heeft voorrang op particulier belang
2. Publiek recht heeft voorrang op privaatrecht
Huurrecht is klassiek privaatrecht
Overheid kan ingrijpen in het privaatrecht
,Rechtssubject:
- Persoon
- Natuurlijke persoon: alle levende mensen zonder onderscheid
- Rechtspersoon: een juridische constructie die op grond van de wil van de wetgever een
zelfstandig rechtssubject doet ontstaan evenals verantwoordelijke organen daarvoor
aanduidt i.e. ‘juridische ficties’ → ongelijk aan feitelijke vereniging
- Drager van rechten en plichten (rechtsbekwaam)
- Handelend in het rechtsverkeer (handelingsbekwaam)
Rechtsobject:
- Goed (dieren ook)
- Voorwerp van rechten en plichten
- Behandeld of verhandeld in het rechtsverkeer
Bronnen van het recht
- Materieel = de inhoud van het recht
- Wordt gestuurd
- Ideologisch
- Politiek wetenschappelijk
- Handelt over de legitimiteit
- Formeel = de vindplaats van het recht
- Bindende formele bronnen van het recht
- Wetgeving
- Formele akte
- Elke akte van een wetgevend orgaan
- Verschillende niveaus: federaal, G&G
- Materiële wet
- Elke algemeen bindende norm uitgevaardigd door bevoegd orgaan
- Gewoonte
- Algemene rechtsbeginselen
- Billijkheid: beginsel van de redelijkheid
- Gezaghebbende formele bronnen van recht
- Rechtspraak
- Rechtsleer
- Handelt over de legaliteit
Basisregels en hiërarchie
- De hogere norm heeft voorrang op de lagere norm
- Latere wet heeft voorrang op de vroegere wet (lex posterior-regel)
- Bijzondere wet heeft voorrang op algemene wet (lex specialis-regel)
, Internationaal recht met directe werking heeft voorrang op het nationaal recht
Buitencontractuele aansprakelijkheid
Contractueel: contract met iemand sluiten (contractpartner), als jij een fout maakt, ben jij aansprakelijk.
Maakt hij een fout, dan is hij aansprakelijk
Buiten-contractueel: geen contract, maar toch relaties met burgers → verkeersongeval
- Persoonlijk: jij persoonlijk hebt een gedraging gedaan die jou aansprakelijk maakt
- Kwalitatief: iets waarbij jij noodzakelijk een fout begaat
- Objectief: om een objectieve reden ben je aansprakelijk
Buitencontractuele aansprakelijkheid
- Fout
- Schade
- Oorzakelijk verband
Rechtsbekwaamheid (partijbekwaamheid)
- Drager van subjectieve rechten en plichten (rechtssubject)
- Alle natuurlijke personen (meerderjarigen, minderjarigen, wilsonbekwamen)
- Alle rechtspersonen (binnen specialiteit)
Handelingsbekwaamheid (procesbekwaamheid)
- Vermogen van een rechtssubject om zelfstandig en alleen de rechtshandelingen te stellen die nodig
of nuttig zijn voor de uitoefening van zijn subjectieve rechten en plichten
- Meerderjarige, wilsonbekwame, natuurlijke personen (geen minderjarigen en
wilsonbekwamen)
- Geen enkele rechtspersoon
Schuldbekwaamheid
- Vermogen van een rechtssubject om het onderscheid te maken tussen goed en kwaad (handelen)