Eindopdracht Basiscursus CGT (100 uur)
Casus: Patiënte is bij mij op de afdeling Medische Psychologie aangemeld in verband met
deelname aan de longrevalidatie. Een intakegesprek met de psycholoog wordt standaard
aangeboden wanneer de HADS-scores (Hospital anxiety and depression scale vragenlijst)
hoger zijn dan 8, wat bij patiënte het geval was. Uit de anamnese blijkt dat patiënte door haar
COPD aanzienlijk beperkt is in haar dagelijkse leven. Deze beperkingen, in combinatie met
lichamelijke klachten zoals benauwdheid, vermoeidheid en kortademigheid, leiden regelmatig
tot somberheid en frustratie. Patiënte ervaart het als moeilijk te accepteren dat ze fysiek niet
meer in staat is om te doen wat ze zou willen. Ze vindt het confronterend wanneer dingen niet
lukken zoals voorheen zoals fietsen of spontaan naar de stad gaan. Dit heeft geleid tot een
onverschillige houding; hierdoor begint ze vaak niet eens meer aan activiteiten.
Daarnaast piekert patiënte veel, zowel over het verleden als over de toekomst. Ze
omschrijft zichzelf als zelfstandig, zorgzaam en eigenwijs, en ervaart het als moeilijk om hulp
te vragen nu ze steeds meer afhankelijk wordt.
Na het intakegesprek hebben we samen de volgende hulpvragen geformuleerd:
Leren om hulp te vragen en te verdragen dat de hulp van anderen noodzakelijk is.
Minder streng zijn voor zichzelf.
Leren doseren en een balans vinden tussen activiteit en rust, en acceptatie vinden in
een manier van leven die aangepast is aan haar ziekte.
Analyse volgens Sprey
A1 Wat wil de cliënt dat je zegt en doet, en wat mag je zeker niet zeggen of doen?
Bij deze patiënte heb ik het gevoel dat ik in de rol van strenge juf word geduwd. Aan de ene
kant geeft ze duidelijk aan psychologische hulp te willen en bereid te zijn veranderingen in
haar leven door te voeren. Ze benoemt dat ze behoefte heeft aan iemand die haar een spiegel
voorhoudt en haar helpt haar gedrag te begrijpen en aan te passen. Maar aan de andere kant
blijkt in de praktijk dat ze eigenlijk weinig wil aannemen van wat ik zeg. Wanneer ik haar
probeer te confronteren met haar gedrag en de impact ervan op haar leven, reageert ze vaak
met "er is niks aan de hand" en lijkt ze te ontkennen dat er problemen zijn.
Wat opvalt, is dat ze zegt behoefte te hebben aan een psycholoog die haar 'op haar
plek zet', iemand die haar dwingt om verantwoordelijkheid te nemen voor haar situatie. Dit
lijkt op het eerste gezicht een wens tot zelfinzicht en groei, maar wanneer de behandeling
daadwerkelijk van start gaat en ze geconfronteerd wordt met haar eigen hulpvragen en de
noodzaak om hiermee aan de slag te gaan, verandert haar houding. Ze raakt snel ontmoedigd
en geeft aan dat ze de behandeling wil stoppen, met als argument: "Ik heb geen hulpvragen
meer en kan het zonder psycholoog wel af."
Wat ik absoluut niet mag doen, is te direct of confronterend zijn. Als ik te snel of te
hard probeer door te vragen, zal ze zich waarschijnlijk nog meer afsluiten of stoppen met de
behandeling. Het voelt alsof ik er voor haar moet zijn als een psycholoog die geduldig is en
moet luisteren naar de dingen die zij wil vertellen, maar niet om haar te confronteren met
moeilijke emoties.
Casus: Patiënte is bij mij op de afdeling Medische Psychologie aangemeld in verband met
deelname aan de longrevalidatie. Een intakegesprek met de psycholoog wordt standaard
aangeboden wanneer de HADS-scores (Hospital anxiety and depression scale vragenlijst)
hoger zijn dan 8, wat bij patiënte het geval was. Uit de anamnese blijkt dat patiënte door haar
COPD aanzienlijk beperkt is in haar dagelijkse leven. Deze beperkingen, in combinatie met
lichamelijke klachten zoals benauwdheid, vermoeidheid en kortademigheid, leiden regelmatig
tot somberheid en frustratie. Patiënte ervaart het als moeilijk te accepteren dat ze fysiek niet
meer in staat is om te doen wat ze zou willen. Ze vindt het confronterend wanneer dingen niet
lukken zoals voorheen zoals fietsen of spontaan naar de stad gaan. Dit heeft geleid tot een
onverschillige houding; hierdoor begint ze vaak niet eens meer aan activiteiten.
Daarnaast piekert patiënte veel, zowel over het verleden als over de toekomst. Ze
omschrijft zichzelf als zelfstandig, zorgzaam en eigenwijs, en ervaart het als moeilijk om hulp
te vragen nu ze steeds meer afhankelijk wordt.
Na het intakegesprek hebben we samen de volgende hulpvragen geformuleerd:
Leren om hulp te vragen en te verdragen dat de hulp van anderen noodzakelijk is.
Minder streng zijn voor zichzelf.
Leren doseren en een balans vinden tussen activiteit en rust, en acceptatie vinden in
een manier van leven die aangepast is aan haar ziekte.
Analyse volgens Sprey
A1 Wat wil de cliënt dat je zegt en doet, en wat mag je zeker niet zeggen of doen?
Bij deze patiënte heb ik het gevoel dat ik in de rol van strenge juf word geduwd. Aan de ene
kant geeft ze duidelijk aan psychologische hulp te willen en bereid te zijn veranderingen in
haar leven door te voeren. Ze benoemt dat ze behoefte heeft aan iemand die haar een spiegel
voorhoudt en haar helpt haar gedrag te begrijpen en aan te passen. Maar aan de andere kant
blijkt in de praktijk dat ze eigenlijk weinig wil aannemen van wat ik zeg. Wanneer ik haar
probeer te confronteren met haar gedrag en de impact ervan op haar leven, reageert ze vaak
met "er is niks aan de hand" en lijkt ze te ontkennen dat er problemen zijn.
Wat opvalt, is dat ze zegt behoefte te hebben aan een psycholoog die haar 'op haar
plek zet', iemand die haar dwingt om verantwoordelijkheid te nemen voor haar situatie. Dit
lijkt op het eerste gezicht een wens tot zelfinzicht en groei, maar wanneer de behandeling
daadwerkelijk van start gaat en ze geconfronteerd wordt met haar eigen hulpvragen en de
noodzaak om hiermee aan de slag te gaan, verandert haar houding. Ze raakt snel ontmoedigd
en geeft aan dat ze de behandeling wil stoppen, met als argument: "Ik heb geen hulpvragen
meer en kan het zonder psycholoog wel af."
Wat ik absoluut niet mag doen, is te direct of confronterend zijn. Als ik te snel of te
hard probeer door te vragen, zal ze zich waarschijnlijk nog meer afsluiten of stoppen met de
behandeling. Het voelt alsof ik er voor haar moet zijn als een psycholoog die geduldig is en
moet luisteren naar de dingen die zij wil vertellen, maar niet om haar te confronteren met
moeilijke emoties.