Tess Martens
Studiewijzer
Hoofdstuk 1
Kernvragen
1. Wat verstaat Aristoteles onder ‘filosofie’? Leg uit aan de hand van de etymologie van het
begrip filosofie/wijsbegeerte.
Aristoteles ziet filosofie als de zoektocht naar kennis van de "eerste beginselen en oorzaken,"
een doel op zich dat de waarheid nastreeft en de geest vervult. De etymologie van filosofie
(philo-sophia) betekent "liefde voor wijsheid." Filosofie is zowel een alomvattende
wetenschap als een levensleer, waarbij het streven naar waarheid ook bijdraagt aan praktische
wijsheid op moreel en politiek vlak. Aristoteles verbindt filosofie met geluk (eudaimonia),
zowel door intellectuele vervulling als door inzicht in het goede leven als burger van de polis.
2. Volgens Ernest Gellner en Michel Foucault tekent zich in de 17de eeuw een breuk af
tussen het premoderne en moderne denken. Waaruit bestaat die breuk? Welke rol speelt de
opkomst van de moderne wetenschappen (Scienza Nuova) hier in?
De breuk, door Gellner en Foucault aangeduid als de "big divide" of "coupure," markeert de
overgang van een Grieks-christelijk wereldbeeld naar een modern mechanistisch wereldbeeld.
De moderne wetenschappen (Scienza Nuova) speelden hierin een cruciale rol. Ze
introduceerden een rationeel en empirisch model dat natuurlijke verschijnselen verklaart door
universele wetten, wat leidde tot een onttovering van het wereldbeeld. Hierdoor werd het idee
van een kosmische harmonie vervangen door een natuur die functioneert als een machine,
onafhankelijk van goddelijke interventie.
3. In de premoderne filosofie staat het ideaal van de klassieke rede centraal, in de moderne
filosofie het ideaal van de verlichte rede. Leg het verschil tussen beide uit.
De klassieke rede (zoals bij Plato en Aristoteles) richt zich op de kosmos als een harmonisch
geheel en benadrukt de verbinding tussen mens, natuur en God. Ze is metafysisch en zoekt
naar tijdloze waarheden. De verlichte rede, daarentegen, benadrukt rationele autonomie,
empirische kennis en praktische toepassingen. In de Verlichting kwam de nadruk te liggen op
vooruitgang, wetenschap en de beheersing van de natuur door menselijke rede.
, Tess Martens
4. Geef 3 redenen waarom het zinvol is de geschiedenis van de filosofie te bestuderen.
- Zelfverstaan en cultuurbegrip: Filosofie helpt ons te begrijpen wie we zijn en hoe
onze moderne cultuur is gevormd door ideeën en theorieën uit het verleden.
- Inzicht in transformaties: Het bestuderen van filosofie biedt inzicht in de grootsheid
en beperkingen van de westerse cultuur en haar transformaties door de tijd.
- Richting geven aan het heden: Filosofie biedt handvatten om hedendaagse
vraagstukken en ideeën te begrijpen en kritisch te evalueren, zoals het belang van
dialoog en het zoeken naar zin en waarheid.
5. Wat bedoelt Hume als hij spreekt over ‘de kalme zonneschijn van de geest’? Hoe helpt dit
beeld ons te begrijpen welk soort waarheid de filosofie nastreeft?
David Hume gebruikt dit beeld om filosofie te omschrijven als een plek van rust en reflectie,
een ruimte waarin men op afstand van de wereld kritisch kan nadenken. De filosofie zoekt
geen wetenschappelijke waarheid, maar een beschouwende, verhalende waarheid die zin en
wijsheid biedt. Dit aandenkend denken richt zich op het begrijpen van mens, wereld en
waarden, en is gebaseerd op dialoog en interpretatie.
6. Volgens Jürgen Habermas streeft de filosofie naar de ‘rationele opheldering van ons
zelfverstaan en het verstaan van de wereld’. Wat bedoelt hij hiermee?
Habermas bedoelt dat filosofie reflecteert op fundamentele vragen over wie wij zijn, hoe wij
de wereld begrijpen en hoe wij onze plaats daarin zien. Filosofie helpt ons om concepten en
overtuigingen kritisch te onderzoeken, zodat we een coherenter begrip van onszelf en onze
cultuur ontwikkelen. Het proces van rationele opheldering is dialogaal en historisch.
7. Volgens Stephen Hawking is de filosofie ‘dood’. Wat bedoelt hij hiermee? Wat denk je
zelf over die stelling?
Hawking stelt dat filosofie heeft afgedaan omdat wetenschap nu de primaire bron van kennis
is. Filosofie zou geen antwoord meer bieden op fundamentele vragen over het universum en
de mensheid. Echter, filosofie blijft relevant omdat ze zich richt op het beschouwend denken
(verstehen), en vragen onderzoekt die buiten het bereik van empirische wetenschap vallen,
zoals ethiek, zingeving en existentie. Filosofie en wetenschap vullen elkaar aan, in plaats van
elkaar te vervangen.
Kernwoorden, namen en begrippen
1. Filosofie/wijsbegeerte:
betekent letterlijk "liefde voor wijsheid" (philo-sophia). Aristoteles definieert filosofie als
de zoektocht naar kennis van de "eerste beginselen en oorzaken," met als doel de
waarheid omwille van zichzelf. Filosofie wil zowel een alomvattende wetenschap als een
levensleer zijn. In de Griekse traditie onderscheidt zij zich van religieuze en mythische
verklaringen door de rede (logos) centraal te stellen.
, Tess Martens
2. Polytheïsme:
verwijst naar het geloof in meerdere goden, zoals dat in de klassieke Griekse cultuur
dominant was. De Griekse filosofie markeerde een breuk met dit religieuze wereldbeeld
door natuurlijke verschijnselen niet langer toe te schrijven aan de grillen van de goden,
maar aan universele beginselen die via de rede te begrijpen zijn.
3. Aristoteles en Plato:
Aristoteles (384–322 v.C.) was een van de grondleggers van de Westerse filosofie. Hij
definieerde filosofie als de wetenschap van de eerste beginselen en oorzaken en
benadrukte dat kennis en geluk (eudaimonia) voortkomen uit rationele reflectie en
praktische wijsheid. Zijn denken beïnvloedde zowel de middeleeuwse scholastiek als de
moderne wetenschap.
Plato (427–347 v.C.), de leermeester van Aristoteles, ontwikkelde een metafysisch
systeem waarin de ideeënwereld centraal staat: een onzichtbare, onveranderlijke wereld
van volmaakte vormen die de werkelijkheid bepaalt. Filosofie is voor Plato een zoektocht
naar deze hogere waarheid en draagt bij tot het goede leven.
4. Épistèmè-ideaal:
het Griekse ideaal van wetenschap als een systematisch, rationeel en tijdloos inzicht in de
orde van de kosmos. Het vertegenwoordigt de overtuiging dat de menselijke rede toegang
heeft tot een objectieve waarheid die in overeenstemming is met de kosmische harmonie.
5. Klassieke versus verlichte rede:
Klassieke rede: Gericht op tijdloze waarheden en de harmonie van mens, natuur en God,
zoals te zien bij Plato en Aristoteles. De klassieke rede is metafysisch en normatief.
Verlichte rede: Gericht op empirische kennis, autonomie en controle over de natuur. Ze
benadrukt vooruitgang en menselijke zelfbepaling, zoals in de filosofie van de Verlichting
6. Scienza Nuova:
afkomstig van Galilei, verwijst naar de opkomst van de moderne natuurwetenschappen in
de 16e en 17e eeuw. Deze nieuwe wetenschap baseerde zich op experimenten en
wiskundige modellen, leidend tot de mechanisering van het wereldbeeld en een breuk met
het klassieke, religieuze kosmosbeeld
7. Eschatologie:
de leer van de laatste dingen, zoals de eindtijd of het oordeel. In de christelijke traditie
omvat dit de verwachting van een lineaire geschiedenis met een goddelijke voltooiing,
zoals beschreven in de Apocalyps van Johannes. Dit stond in contrast met het cyclische
tijdsbesef van de Grieken.
8. Moderniteit:
verwijst naar de cultuurperiode vanaf de 17e eeuw, gekenmerkt door secularisatie, de
opkomst van wetenschap en techniek, en het ideaal van zelfbepaling. Het verving het
Grieks-christelijke wereldbeeld door een rationeel en empirisch paradigma dat gebaseerd
is op vooruitgang
, Tess Martens
9. Jürgen Habermas:
beschrijft filosofie als de "rationele opheldering van ons zelfverstaan en het verstaan van
de wereld." Hij benadrukt de rol van filosofie in het begrijpen van de moderniteit en ziet
haar als een middel om culturele en historische transformaties te interpreteren.
10. David Hume:
was een Schotse filosoof en scepticus die benadrukte dat filosofie gericht is op
beschouwende reflectie. Zijn metafoor van "de kalme zonneschijn van de geest" toont
filosofie als een rustpunt waar de denkende mens de wereld kritisch overziet, zonder zich
te verliezen in dogma's.
11. Rekenende versus aandenkende denken:
Rekenend denken: Gericht op meten, verklaren en praktische controle (wetenschap).
Aandenkend/beschouwend denken: Gericht op begrip en reflectie (filosofie).
12. Erklären versus Verstehen:
Erklären: Verklaren met oorzaak-gevolgrelaties, typisch voor wetenschap kennis
die voortkomt uit het rekenende denken
Verstehen: Begrijpen vanuit context en betekenis, typisch voor filosofie kennis die
voortkomt uit het beschouwende denken
Hoofdstuk 2
Kernvragen
1. Wat is het belang van de axiale periode voor de geschiedenis van de Mensheid?
De axiale periode, zoals beschreven door Karl Jaspers, wordt gezien als een fundamenteel
tijdperk (800-300 v.Chr.) waarin grote culturele en intellectuele veranderingen
plaatsvonden. Dit leidde onafhankelijk in verschillende delen van de wereld tot nieuwe
denkwijzen zoals monotheïsme in het Midden-Oosten, confucianisme en taoïsme in
China, boeddhisme en hindoeïsme in India, en filosofie in Griekenland. Het was een
tijdperk van kritische reflectie waarin het streven naar rechtvaardigheid, zuiverheid en
universele verklaringen centraal stond. De Griekse filosofen introduceerden hierbij een
rationele benadering, die een breuk betekende met mythisch-religieuze verklaringen.
2. Welke vernieuwing brengen de eerste Griekse filosofen in de Griekse cultuur? Leg uit aan
de hand van 2 Pre-socratische filosofen.
De presocratische filosofen introduceerden een rationele, systematische benadering om de
werkelijkheid te verklaren, in plaats van mythische verhalen.
Herakleitos stelde dat de werkelijkheid wordt gekenmerkt door constante verandering en
dat strijd (polemos) de oorsprong is van alles. Hij gebruikte het symbool van vuur als het
fundamentele principe (archè).
Studiewijzer
Hoofdstuk 1
Kernvragen
1. Wat verstaat Aristoteles onder ‘filosofie’? Leg uit aan de hand van de etymologie van het
begrip filosofie/wijsbegeerte.
Aristoteles ziet filosofie als de zoektocht naar kennis van de "eerste beginselen en oorzaken,"
een doel op zich dat de waarheid nastreeft en de geest vervult. De etymologie van filosofie
(philo-sophia) betekent "liefde voor wijsheid." Filosofie is zowel een alomvattende
wetenschap als een levensleer, waarbij het streven naar waarheid ook bijdraagt aan praktische
wijsheid op moreel en politiek vlak. Aristoteles verbindt filosofie met geluk (eudaimonia),
zowel door intellectuele vervulling als door inzicht in het goede leven als burger van de polis.
2. Volgens Ernest Gellner en Michel Foucault tekent zich in de 17de eeuw een breuk af
tussen het premoderne en moderne denken. Waaruit bestaat die breuk? Welke rol speelt de
opkomst van de moderne wetenschappen (Scienza Nuova) hier in?
De breuk, door Gellner en Foucault aangeduid als de "big divide" of "coupure," markeert de
overgang van een Grieks-christelijk wereldbeeld naar een modern mechanistisch wereldbeeld.
De moderne wetenschappen (Scienza Nuova) speelden hierin een cruciale rol. Ze
introduceerden een rationeel en empirisch model dat natuurlijke verschijnselen verklaart door
universele wetten, wat leidde tot een onttovering van het wereldbeeld. Hierdoor werd het idee
van een kosmische harmonie vervangen door een natuur die functioneert als een machine,
onafhankelijk van goddelijke interventie.
3. In de premoderne filosofie staat het ideaal van de klassieke rede centraal, in de moderne
filosofie het ideaal van de verlichte rede. Leg het verschil tussen beide uit.
De klassieke rede (zoals bij Plato en Aristoteles) richt zich op de kosmos als een harmonisch
geheel en benadrukt de verbinding tussen mens, natuur en God. Ze is metafysisch en zoekt
naar tijdloze waarheden. De verlichte rede, daarentegen, benadrukt rationele autonomie,
empirische kennis en praktische toepassingen. In de Verlichting kwam de nadruk te liggen op
vooruitgang, wetenschap en de beheersing van de natuur door menselijke rede.
, Tess Martens
4. Geef 3 redenen waarom het zinvol is de geschiedenis van de filosofie te bestuderen.
- Zelfverstaan en cultuurbegrip: Filosofie helpt ons te begrijpen wie we zijn en hoe
onze moderne cultuur is gevormd door ideeën en theorieën uit het verleden.
- Inzicht in transformaties: Het bestuderen van filosofie biedt inzicht in de grootsheid
en beperkingen van de westerse cultuur en haar transformaties door de tijd.
- Richting geven aan het heden: Filosofie biedt handvatten om hedendaagse
vraagstukken en ideeën te begrijpen en kritisch te evalueren, zoals het belang van
dialoog en het zoeken naar zin en waarheid.
5. Wat bedoelt Hume als hij spreekt over ‘de kalme zonneschijn van de geest’? Hoe helpt dit
beeld ons te begrijpen welk soort waarheid de filosofie nastreeft?
David Hume gebruikt dit beeld om filosofie te omschrijven als een plek van rust en reflectie,
een ruimte waarin men op afstand van de wereld kritisch kan nadenken. De filosofie zoekt
geen wetenschappelijke waarheid, maar een beschouwende, verhalende waarheid die zin en
wijsheid biedt. Dit aandenkend denken richt zich op het begrijpen van mens, wereld en
waarden, en is gebaseerd op dialoog en interpretatie.
6. Volgens Jürgen Habermas streeft de filosofie naar de ‘rationele opheldering van ons
zelfverstaan en het verstaan van de wereld’. Wat bedoelt hij hiermee?
Habermas bedoelt dat filosofie reflecteert op fundamentele vragen over wie wij zijn, hoe wij
de wereld begrijpen en hoe wij onze plaats daarin zien. Filosofie helpt ons om concepten en
overtuigingen kritisch te onderzoeken, zodat we een coherenter begrip van onszelf en onze
cultuur ontwikkelen. Het proces van rationele opheldering is dialogaal en historisch.
7. Volgens Stephen Hawking is de filosofie ‘dood’. Wat bedoelt hij hiermee? Wat denk je
zelf over die stelling?
Hawking stelt dat filosofie heeft afgedaan omdat wetenschap nu de primaire bron van kennis
is. Filosofie zou geen antwoord meer bieden op fundamentele vragen over het universum en
de mensheid. Echter, filosofie blijft relevant omdat ze zich richt op het beschouwend denken
(verstehen), en vragen onderzoekt die buiten het bereik van empirische wetenschap vallen,
zoals ethiek, zingeving en existentie. Filosofie en wetenschap vullen elkaar aan, in plaats van
elkaar te vervangen.
Kernwoorden, namen en begrippen
1. Filosofie/wijsbegeerte:
betekent letterlijk "liefde voor wijsheid" (philo-sophia). Aristoteles definieert filosofie als
de zoektocht naar kennis van de "eerste beginselen en oorzaken," met als doel de
waarheid omwille van zichzelf. Filosofie wil zowel een alomvattende wetenschap als een
levensleer zijn. In de Griekse traditie onderscheidt zij zich van religieuze en mythische
verklaringen door de rede (logos) centraal te stellen.
, Tess Martens
2. Polytheïsme:
verwijst naar het geloof in meerdere goden, zoals dat in de klassieke Griekse cultuur
dominant was. De Griekse filosofie markeerde een breuk met dit religieuze wereldbeeld
door natuurlijke verschijnselen niet langer toe te schrijven aan de grillen van de goden,
maar aan universele beginselen die via de rede te begrijpen zijn.
3. Aristoteles en Plato:
Aristoteles (384–322 v.C.) was een van de grondleggers van de Westerse filosofie. Hij
definieerde filosofie als de wetenschap van de eerste beginselen en oorzaken en
benadrukte dat kennis en geluk (eudaimonia) voortkomen uit rationele reflectie en
praktische wijsheid. Zijn denken beïnvloedde zowel de middeleeuwse scholastiek als de
moderne wetenschap.
Plato (427–347 v.C.), de leermeester van Aristoteles, ontwikkelde een metafysisch
systeem waarin de ideeënwereld centraal staat: een onzichtbare, onveranderlijke wereld
van volmaakte vormen die de werkelijkheid bepaalt. Filosofie is voor Plato een zoektocht
naar deze hogere waarheid en draagt bij tot het goede leven.
4. Épistèmè-ideaal:
het Griekse ideaal van wetenschap als een systematisch, rationeel en tijdloos inzicht in de
orde van de kosmos. Het vertegenwoordigt de overtuiging dat de menselijke rede toegang
heeft tot een objectieve waarheid die in overeenstemming is met de kosmische harmonie.
5. Klassieke versus verlichte rede:
Klassieke rede: Gericht op tijdloze waarheden en de harmonie van mens, natuur en God,
zoals te zien bij Plato en Aristoteles. De klassieke rede is metafysisch en normatief.
Verlichte rede: Gericht op empirische kennis, autonomie en controle over de natuur. Ze
benadrukt vooruitgang en menselijke zelfbepaling, zoals in de filosofie van de Verlichting
6. Scienza Nuova:
afkomstig van Galilei, verwijst naar de opkomst van de moderne natuurwetenschappen in
de 16e en 17e eeuw. Deze nieuwe wetenschap baseerde zich op experimenten en
wiskundige modellen, leidend tot de mechanisering van het wereldbeeld en een breuk met
het klassieke, religieuze kosmosbeeld
7. Eschatologie:
de leer van de laatste dingen, zoals de eindtijd of het oordeel. In de christelijke traditie
omvat dit de verwachting van een lineaire geschiedenis met een goddelijke voltooiing,
zoals beschreven in de Apocalyps van Johannes. Dit stond in contrast met het cyclische
tijdsbesef van de Grieken.
8. Moderniteit:
verwijst naar de cultuurperiode vanaf de 17e eeuw, gekenmerkt door secularisatie, de
opkomst van wetenschap en techniek, en het ideaal van zelfbepaling. Het verving het
Grieks-christelijke wereldbeeld door een rationeel en empirisch paradigma dat gebaseerd
is op vooruitgang
, Tess Martens
9. Jürgen Habermas:
beschrijft filosofie als de "rationele opheldering van ons zelfverstaan en het verstaan van
de wereld." Hij benadrukt de rol van filosofie in het begrijpen van de moderniteit en ziet
haar als een middel om culturele en historische transformaties te interpreteren.
10. David Hume:
was een Schotse filosoof en scepticus die benadrukte dat filosofie gericht is op
beschouwende reflectie. Zijn metafoor van "de kalme zonneschijn van de geest" toont
filosofie als een rustpunt waar de denkende mens de wereld kritisch overziet, zonder zich
te verliezen in dogma's.
11. Rekenende versus aandenkende denken:
Rekenend denken: Gericht op meten, verklaren en praktische controle (wetenschap).
Aandenkend/beschouwend denken: Gericht op begrip en reflectie (filosofie).
12. Erklären versus Verstehen:
Erklären: Verklaren met oorzaak-gevolgrelaties, typisch voor wetenschap kennis
die voortkomt uit het rekenende denken
Verstehen: Begrijpen vanuit context en betekenis, typisch voor filosofie kennis die
voortkomt uit het beschouwende denken
Hoofdstuk 2
Kernvragen
1. Wat is het belang van de axiale periode voor de geschiedenis van de Mensheid?
De axiale periode, zoals beschreven door Karl Jaspers, wordt gezien als een fundamenteel
tijdperk (800-300 v.Chr.) waarin grote culturele en intellectuele veranderingen
plaatsvonden. Dit leidde onafhankelijk in verschillende delen van de wereld tot nieuwe
denkwijzen zoals monotheïsme in het Midden-Oosten, confucianisme en taoïsme in
China, boeddhisme en hindoeïsme in India, en filosofie in Griekenland. Het was een
tijdperk van kritische reflectie waarin het streven naar rechtvaardigheid, zuiverheid en
universele verklaringen centraal stond. De Griekse filosofen introduceerden hierbij een
rationele benadering, die een breuk betekende met mythisch-religieuze verklaringen.
2. Welke vernieuwing brengen de eerste Griekse filosofen in de Griekse cultuur? Leg uit aan
de hand van 2 Pre-socratische filosofen.
De presocratische filosofen introduceerden een rationele, systematische benadering om de
werkelijkheid te verklaren, in plaats van mythische verhalen.
Herakleitos stelde dat de werkelijkheid wordt gekenmerkt door constante verandering en
dat strijd (polemos) de oorsprong is van alles. Hij gebruikte het symbool van vuur als het
fundamentele principe (archè).