BEKIJK LEERDOELEN TIJDENS STUDEREN
H1: wetenschappelijkheid van de psychologie (p9 – 15)
Psychologie = de wetenschappelijke studie van het gedrag en de
onderliggende mentale processen.
Gedrag = een zinvolle reactie op een zinvolle stimulus
Onafhankelijke variabelen en afhankelijke variabelen
Methode plank en bal
--> een plank staat recht en valt = onafhankelijk want valt sowieso kan
je wisselen/veranderen, kan je mee spelen
Plank valt tegen een bal waardoor de bal begint te rollen = afhankelijk
wat je gaat meten, de uitkomst
De bal rolt afhankelijk van of de plank valt of niet
Ik slaag op mijn examen afhankelijk van of ik mijn oefentoetsen maak of
niet
Fysiologisch gedrag = zinloos
Bv ik heb het warm --> ik zweet
Zinvol gedrag
Bv ik heb het warm --> ik zoek een plaats in de schaduw/ met airco
Is elke lichamelijke/ fysiologische reactie zinloos?
NEE
bv er komt een vraag uit de aula en ik begin te zweten
= wel zinvol om te bestuderen
Ik maak speeksel aan want ik eet een appel = zinloos
Ik maak speeksel aan want ik heb stress = zinvol
, 3 criteria:
1. Je kan zien hoe het wordt onderzocht, de resultaten zijn
onafhankelijk van de onderzoeker dus iedereen zou op dezelfde
resultaten moeten uitkomen bij dezelfde onderzoeksmethode.
2. Onderzoeker doet niet aan toevallige observatie maar legt vast en
beschrijft zodat de volgende het kan herhalen
3. Er is 1 duidelijke verklaring voor je hypothese
Wetenschappelijke methode: (Zimbardo – 5 stappen)
1. Hypothese
Veronderstelling over hoe 1 of meerdere factoren zich tegenover
elkaar verhouden
2. Experiment
Gecontroleerd experiment, rekening houden met de variabelen (=
feiten die variëren) Onafhankelijke & afhankelijke variabelen.
3. Resultaten verzamelen op een objectieve manier
Wetenschapper moet vermijden dat hij zo subjectief is dat hij alleen
maar de resultaten opmerkt die zijn hypothese bevestigen.
4. Analyse van de gegevens
Nagaan of de verzamelde gegevens de hypothese bevestigen of
tegenspreken, via statistische methodes.
5. Bekend maken en discussiëren
4 discussiethema’s
Discussiethema’s
, 1. Representativiteit: Representatief voor een ruimer deel van de
bevolking, goede vertegenwoordiging van de groep, is het wel de
juiste doelgroep om uitspraak over te doen?
2. Significantie; zijn de resultaten en het verband wel sterk genoeg?
Is het geen toeval?
3. Betrouwbaarheid; als het onderzoek wordt herdaan, bekom je dan
dezelfde resultaten?
4. Validiteit; meten we wat we meten? Enkel uitspraak doen over
hetgeen dat je echt gemeten hebt
‘Slechts bij een klein percentage leidt roken tot verminderde concentratie’
= significantie
‘Een onderzoek is niet betrouwbaar als ...’
= er invloed is van toevallige factoren
Positieve correlatie = geg1 stijgt, geg2 stijgt / geg1 daalt, geg2 daalt
Negatieve correlatie = geg1 stijgt, geg2 daalt / geg1 daalt, geg2 stijgt
Een verband is niet meteen gelijk aan een causaal verband
Bv ijsconsumptie stijgt, aantal verdrinkingen stijgt = positieve correlatie
maar GEEN causaal verband
Want het een is niet het gevolg van het ander
Door het zomers weer (oorzaak) worden er meer ijsjes verkocht en gaan
er meer mensen zwemmen waardoor het risico op verdrinkingen stijgt
Experiment van Milgram
Hypothese = 0.1 procent gaat doorgaan tot 450+ volt
Resultaat = meer dan 50 procent ging door tot 450 volt gewoon omdat
een man met een witte jas dat zei
A.V = of de ‘teacher’ de shock toedient of niet
O.A.V = de instructies die hij krijgt van de professor
1. objectief waarneembaar?
JA; je kan zien of de teacher drukt of niet (om de shock te geven)
, 2. systematische observatie?
JA; alles is tot in de puntjes uitgedacht (opname met pijnlijk geschreeuw,
zelfde zinnetjes dat de professor zegt, ...)
3. eenduidige verklaring?
JA&NEE; discussie rond mogelijk
--> man in witte jas of vrouw in witte jas?
--> hangt af van de persoonlijkheid van de teacher
THEORETISCHE PSYCHOLOGIE TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE
Wetenschappelijke werkwijze is Men wil gedrag gaan beïnvloeden
belangrijk
3 doelstellingen; beschrijven, Basis is de kennis van het
verklaren, voorspellen menselijk gedrag
Interne processen = (stimulus wordt omgezet naar zinvolle situatie
waardoor er een zinvolle reactie volgt)
Zijn niet objectief waarneembaar en dus moeilijk toetsbaar. We gaan
interpreteren over het gedrag of moeten meer informatie krijgen. Het
gebeurt niet veel dat we onze interpretatie controleren.
Wanneer nemen we dan iets voor waar aan?
onderzoeken moet meermaals, over heel de wereld door verschillende
wetenschappers, herhaald worden. (Validiteitsvraag)
Convergerende evidentie
= hoe meer de verschillende onderzoeksresultaten in dezelfde richting
wijzen, hoe dichter we bij de waarheid denken te komen.
H2: korte geschiedenis van de psychologie
Vroegere psychologie
Structuralisme:
1879: Willhelm Wundt – stichtte eerste psychologisch laboratorium
Ontdekkingen in de chemie, periodiek systeem, …
wetenschappers onderzochten de bouwstenen en de structuur van de
menselijke psyché
Functionalisme: