odontogenese & histologie vn tand
leerdoelen
❖ De verschillende stadia van odontogenese herkennen & benoemen
❖ De verschillende structuren tijdens de odontogenese identificeren
❖ De histologie van de tandweefsels beschrijven en de histologische verschillen tussen
glazuur, dentine en cement verklaren en beschrijven aan de hand van de odontogenese
❖ De tanderuptie beschrijven
leer van de cariës
= lokaal oplossen van hard tandweefsel door tandplaque
Handelingen Mondhygiënist KB
inleiding
1. anatomie vn de tand
Morfologie van de tanden goed kennen (hoofd en hals) !!!!!!!
Hacer Sükün -samenvatting cariologie- R0995629
, 2. embryogenese
celdifferentiatie= cellen transformeren, krijgen specifiek eigenschappen & structuur
ectoderm= hieruit bestaat glazuur
mesoderm= hieruit bestaat dentine,pulpa,cement, parodontaal ligament
endoderm= binnenste kiemblad
EX: welke delen vn de tand bestaat uit de mesoderm?
Vanaf het moment dat de eicel bevrucht start de
ontwikkelingvan verschillende weefsels en organen in
het menselijke embryo. De mond vormt het begint van
het spijsverteringskanaal. In de 4de week
onderscheiden we een stomadeum (primaire
mondholte). Deze is afgelijnd met een ectodermale
epitheellaag die rust op ectomesenchym. In epitheel
gaan de tanden zich vormen rond 6 de week
zwangerschap, het epithelium vormt tandknoppen die
zich verder ontwikkelen in de maxilla en mandibula. De
tong speelt hierbij een rol in de positionering en groei
van de tandkiemen .
odontogenese
1. initiatie
De odontogenese start in de 6de week na de bevruchting. In deze fase ontstaat de dentale
lamina, ook wel de primaire epitheliale band genoemd, in zowel de bovenkaak (BK) als de
onderkaak (OK). Deze structuur ontstaat door interacties tussen het orale epithelium en het
onderliggende ectomesenchym, dat afkomstig is van neurale lijstcellen. De dentale lamina
vormt tandknoppen die zich verder ontwikkelen in de maxilla en mandibula, wat de basis legt
voor de ontwikkeling van het gebit.
2. knopfase
De knopfase van de tandontwikkeling vindt plaats rond de 8ste week na de bevruchting. In deze
fase vormt het orale epitheel, via de dentale lamina, een tandknop die in het onderliggende
ectomesenchym groeit. Deze interactie begint met de vorming van de dentale plakode, een
verdikking van het orale epitheel, en vindt plaats ter hoogte van de processus alveolaris, waar
het ectomesenchym zich verder differentieert om het toekomstige tandweefsel te vormen.
3. kapfase
In de kapfase, die plaatsvindt tussen de 8ste en 11de week na de bevruchting, verandert de
tandknop van vorm en vormt een kapachtig glazuurorgaan. Dit glazuurorgaan is afkomstig van
het ectoderm en zal later het glazuur vormen. Onder het glazuurorgaan bevindt zich een
gecondenseerde zone van ectomesenchym, die verantwoordelijk is voor de vorming van dentine
en pulpa. Rondom deze zone ontwikkelt zich fibreus weefsel, dat kleiner is dan het
ectomesenchym en later zal differentiëren in cementum, het parodontale ligament (PDL) en het
Hacer Sükün -samenvatting cariologie- R0995629
,alveolaire bot.
4. klokfase
In de vroege klokfase, rond de 14de week, verandert het glazuurorgaan verder van vorm en
krijgt het de karakteristieke klokvorm. In deze fase is de steel nog aanwezig en bestaat het
glazuurorgaan uit verschillende lagen: het reticulum stellare, het binnenste glazuurepitheel,
de odontoblastenlaag, de ameloblasten, de dentale papil, het stratum intermedium en de
buitenste epitheel laag. Het binnenste glazuurepitheel differentieert tot ameloblasten, die
verantwoordelijk zijn voor de productie van glazuur, terwijl de odontoblasten in de dentale
papil dentine vormen.
In de late klokfase, vanaf de 18de week, verdwijnt de steel en is de tandvorm duidelijk
herkenbaar. Na 24 weken start de daadwerkelijke vorming van glazuur en dentine. De
ameloblasten synthetiseren het glazuur, terwijl de odontoblasten dentine afzetten langs de
pulpakamer. Deze processen zorgen voor de uiteindelijke structuur en hardheid van de tand
5. dentinogenese
In de late klokfase wordt dentine gevormd. Odontoblasten secreteren predentine, een niet-
gedemineraliseerde substantie. Hoe meer predentine geproduceerd wordt, hoe langer de
uitlopers van de odontoblasten. Predentine verhardt uiteindelijk tot dentine. Odontoblasten
schuiven richting de pulpa, maar blijven aanwezig. Gevoeligheid voor koud en warm kan
ontstaan omdat de uitlopers van de odontoblasten diep in de dentine doorlopen. Bij aanraking
kunnen ze prikkels doorgeven en pijn veroorzaken.
Hacer Sükün -samenvatting cariologie- R0995629
, Ameloblasten bewegen naar de buitenzijde van de tand, terwijl odontoblasten naar de
binnenzijde gaan. Hoe groter de diameter van de uitloper, hoe gevoeliger het gebied. Dentine
bevat smalle kanaaltjes, die breder worden richting de pulpa.
Dentine wordt levenslang geproduceerd. Naarmate de jaren verstrijken, wordt de pulpakamer
kleiner. Bij irritatie van de pulpa wordt er een beschermmechanisme geactiveerd: de aanmaak
van dentine. Dit vergroot de afstand tussen de prikkel en de pulpa, waardoor schadelijke
prikkels, zoals een hevige kauwkracht of cariës, minder invloed hebben op de pulpa.
6. amelogenese
Glazuur wordt gevormd door ameloblasten die glazuurmatrix produceren
voordat de tand doorbreekt. Deze matrix, die uit hydroxyapatietkristallen
bestaat, is in eerste instantie niet gedemineraliseerd en moet nog
verharden. Het proces vindt plaats aan de hoek van de Tomes-uitloper,
wat zorgt voor het uitzetten van de matrix. Na de doorbraak verdwijnen de
ameloblasten, waardoor er geen nieuw glazuur kan worden aangemaakt.
Glazuur wordt in lagen afgezet, met Retzius-lijnen die de groeiringen
aangeven. Tussen de kristallen bevindt zich de interprismatische ruimte,
waar stoffen zoals ionen door kunnen dringen, maar de kristallen zelf
vormen een barrière tegen invloeden van buitenaf. Goed onderhoud
verlengt de levensduur van het glazuur, terwijl slechte verzorging het
moeilijk maakt om schade te herstellen.
Het stratum intermedium geeft signalen af om ameloblasten te vormen.
Deze cellen veranderen van vorm, van kubisch naar cilindrisch, en
produceren glazuur. Hun uitlopers helpen bij het afzetten van de matrix, die later mineraliseert
tot hard glazuur.
7. kroonvorming
Hacer Sükün -samenvatting cariologie- R0995629
leerdoelen
❖ De verschillende stadia van odontogenese herkennen & benoemen
❖ De verschillende structuren tijdens de odontogenese identificeren
❖ De histologie van de tandweefsels beschrijven en de histologische verschillen tussen
glazuur, dentine en cement verklaren en beschrijven aan de hand van de odontogenese
❖ De tanderuptie beschrijven
leer van de cariës
= lokaal oplossen van hard tandweefsel door tandplaque
Handelingen Mondhygiënist KB
inleiding
1. anatomie vn de tand
Morfologie van de tanden goed kennen (hoofd en hals) !!!!!!!
Hacer Sükün -samenvatting cariologie- R0995629
, 2. embryogenese
celdifferentiatie= cellen transformeren, krijgen specifiek eigenschappen & structuur
ectoderm= hieruit bestaat glazuur
mesoderm= hieruit bestaat dentine,pulpa,cement, parodontaal ligament
endoderm= binnenste kiemblad
EX: welke delen vn de tand bestaat uit de mesoderm?
Vanaf het moment dat de eicel bevrucht start de
ontwikkelingvan verschillende weefsels en organen in
het menselijke embryo. De mond vormt het begint van
het spijsverteringskanaal. In de 4de week
onderscheiden we een stomadeum (primaire
mondholte). Deze is afgelijnd met een ectodermale
epitheellaag die rust op ectomesenchym. In epitheel
gaan de tanden zich vormen rond 6 de week
zwangerschap, het epithelium vormt tandknoppen die
zich verder ontwikkelen in de maxilla en mandibula. De
tong speelt hierbij een rol in de positionering en groei
van de tandkiemen .
odontogenese
1. initiatie
De odontogenese start in de 6de week na de bevruchting. In deze fase ontstaat de dentale
lamina, ook wel de primaire epitheliale band genoemd, in zowel de bovenkaak (BK) als de
onderkaak (OK). Deze structuur ontstaat door interacties tussen het orale epithelium en het
onderliggende ectomesenchym, dat afkomstig is van neurale lijstcellen. De dentale lamina
vormt tandknoppen die zich verder ontwikkelen in de maxilla en mandibula, wat de basis legt
voor de ontwikkeling van het gebit.
2. knopfase
De knopfase van de tandontwikkeling vindt plaats rond de 8ste week na de bevruchting. In deze
fase vormt het orale epitheel, via de dentale lamina, een tandknop die in het onderliggende
ectomesenchym groeit. Deze interactie begint met de vorming van de dentale plakode, een
verdikking van het orale epitheel, en vindt plaats ter hoogte van de processus alveolaris, waar
het ectomesenchym zich verder differentieert om het toekomstige tandweefsel te vormen.
3. kapfase
In de kapfase, die plaatsvindt tussen de 8ste en 11de week na de bevruchting, verandert de
tandknop van vorm en vormt een kapachtig glazuurorgaan. Dit glazuurorgaan is afkomstig van
het ectoderm en zal later het glazuur vormen. Onder het glazuurorgaan bevindt zich een
gecondenseerde zone van ectomesenchym, die verantwoordelijk is voor de vorming van dentine
en pulpa. Rondom deze zone ontwikkelt zich fibreus weefsel, dat kleiner is dan het
ectomesenchym en later zal differentiëren in cementum, het parodontale ligament (PDL) en het
Hacer Sükün -samenvatting cariologie- R0995629
,alveolaire bot.
4. klokfase
In de vroege klokfase, rond de 14de week, verandert het glazuurorgaan verder van vorm en
krijgt het de karakteristieke klokvorm. In deze fase is de steel nog aanwezig en bestaat het
glazuurorgaan uit verschillende lagen: het reticulum stellare, het binnenste glazuurepitheel,
de odontoblastenlaag, de ameloblasten, de dentale papil, het stratum intermedium en de
buitenste epitheel laag. Het binnenste glazuurepitheel differentieert tot ameloblasten, die
verantwoordelijk zijn voor de productie van glazuur, terwijl de odontoblasten in de dentale
papil dentine vormen.
In de late klokfase, vanaf de 18de week, verdwijnt de steel en is de tandvorm duidelijk
herkenbaar. Na 24 weken start de daadwerkelijke vorming van glazuur en dentine. De
ameloblasten synthetiseren het glazuur, terwijl de odontoblasten dentine afzetten langs de
pulpakamer. Deze processen zorgen voor de uiteindelijke structuur en hardheid van de tand
5. dentinogenese
In de late klokfase wordt dentine gevormd. Odontoblasten secreteren predentine, een niet-
gedemineraliseerde substantie. Hoe meer predentine geproduceerd wordt, hoe langer de
uitlopers van de odontoblasten. Predentine verhardt uiteindelijk tot dentine. Odontoblasten
schuiven richting de pulpa, maar blijven aanwezig. Gevoeligheid voor koud en warm kan
ontstaan omdat de uitlopers van de odontoblasten diep in de dentine doorlopen. Bij aanraking
kunnen ze prikkels doorgeven en pijn veroorzaken.
Hacer Sükün -samenvatting cariologie- R0995629
, Ameloblasten bewegen naar de buitenzijde van de tand, terwijl odontoblasten naar de
binnenzijde gaan. Hoe groter de diameter van de uitloper, hoe gevoeliger het gebied. Dentine
bevat smalle kanaaltjes, die breder worden richting de pulpa.
Dentine wordt levenslang geproduceerd. Naarmate de jaren verstrijken, wordt de pulpakamer
kleiner. Bij irritatie van de pulpa wordt er een beschermmechanisme geactiveerd: de aanmaak
van dentine. Dit vergroot de afstand tussen de prikkel en de pulpa, waardoor schadelijke
prikkels, zoals een hevige kauwkracht of cariës, minder invloed hebben op de pulpa.
6. amelogenese
Glazuur wordt gevormd door ameloblasten die glazuurmatrix produceren
voordat de tand doorbreekt. Deze matrix, die uit hydroxyapatietkristallen
bestaat, is in eerste instantie niet gedemineraliseerd en moet nog
verharden. Het proces vindt plaats aan de hoek van de Tomes-uitloper,
wat zorgt voor het uitzetten van de matrix. Na de doorbraak verdwijnen de
ameloblasten, waardoor er geen nieuw glazuur kan worden aangemaakt.
Glazuur wordt in lagen afgezet, met Retzius-lijnen die de groeiringen
aangeven. Tussen de kristallen bevindt zich de interprismatische ruimte,
waar stoffen zoals ionen door kunnen dringen, maar de kristallen zelf
vormen een barrière tegen invloeden van buitenaf. Goed onderhoud
verlengt de levensduur van het glazuur, terwijl slechte verzorging het
moeilijk maakt om schade te herstellen.
Het stratum intermedium geeft signalen af om ameloblasten te vormen.
Deze cellen veranderen van vorm, van kubisch naar cilindrisch, en
produceren glazuur. Hun uitlopers helpen bij het afzetten van de matrix, die later mineraliseert
tot hard glazuur.
7. kroonvorming
Hacer Sükün -samenvatting cariologie- R0995629