GOEDERENRECHT
THEMA 1 INLEIDING
Voorbeeldvraag die je na thema 1 zou moeten kunnen oplossen.
Leg het verschil uit tussen zakelijke rechten en vorderingsrechten en geef een voorbeeld
van elk.
Opm. staat een vraag op weinig punten -> weinig schrijven, staat een vraag op veel
punten -> veel schrijven
SITUERING
BEGRIP EN SITUERING VAN HET GOEDERENRECHT
Goederenrecht = regels over de rechten die personen (‘rechtssubjecten’)
kunnen hebben op goederen (‘rechtsobjecten’, die vatbaar zijn voor toe-
eigening(zaken in de handel m.a.w. (auto)))
= ‘zakelijke rechten’
Onderdeel van het vermogensrecht = recht tot regeling van de patrimoniale
rechten (in geld waardeerbaar)
o Patrimoniaal = in geld waardeerbaar
o 3 categorieën patrimoniale rechten
Gaan we in deze les niet Vorderingsrechten (< verbintenissenrecht)
bespreken Gaat over de verhouding (relatie) tussen rechtssubjecten
(partijen)
Geven een rechtssubject een recht op een prestatie van
een ander rechtssubject
Prestatie = iets (niet) doen, iets geven, iets garanderen
Gaan we in deze les niet Intellectuele rechten (< intellectueel eigendomsrecht)
bespreken Geven een tijdelijk en exclusief exploitatierecht op een
originele creatie van de menselijke geest aan de auteur
van die creatie
Zakelijke rechten (< goederenrecht)
Eigendom/mede-eigendomsrecht, vruchtgebruik, recht van:
opstal – overgang – erfpacht
Gaat over de verhouding (relatie) tussen een
rechtssubject en een rechtsobject (‘goed’)
Geven een rechtssubject een rechtstreekse zeggenschap
(macht) over een goed OF de geldwaarde van een goed
Met variabele draagwijdte in functie van het soort van
zakelijk recht
Voorbeeld tussen het onderscheid van een vorderingsrecht en
een zakelijk recht op een huis
Vorderingsrecht: bv huurder: hij kan het goed gebruiken,
maar hij kan het niet verkopen, verbouwen, …
Zakelijk recht: eigendomsrecht: je kan er alles mee doen.
1
,ZAKELIJKE RECHTEN: SOORTEN (ART .3.3, 2DE T.E.M. 4DE LID BW)
Zakelijke hoofdrechten Zakelijke zekerheden
Betreffen het goed zelf Betreffen de geldwaarde van het goed
• Verlenen aan de titularis een • Vormen een accessorium (bijzaak) van
rechtstreekse zeggenschap over een schuldvordering
het goed zelf • Waarborgen deze schuldvordering en
• Met variabele draagwijdte in functie bieden voorrang op andere
van de soort van zakelijk hoofdrecht schuldeisers in ‘samenloopsituaties’*
• Doorbreken het beginsel van de
gelijkheid van de schuldeisers
• Eigendomsrecht = meest volkomen • Voorrechten
zakelijke recht (ruimste zeggenschap) • Pand
(art. 3.3, tweede lid BW) • Hypotheek
• Mede-eigendom = variant van • Retentierecht
eigendomsrecht met eigen kenmerken (art. 3.3, vierde lid BW)
(art. 3.3, tweede lid BW)
• Zakelijke gebruiksrechten =
zakelijke rechten met minder
omvangrijke zeggenschap
(vruchtgebruik, opstalrecht,
erfpacht, erfdienstbaarheden)
(art. 3.3, derde lid BW)
*Als je je schulden, bijvoorbeeld bij Krëfel, Vandenborre, Belfius, niet kunt betalen, zullen
deze schuldeisers allemaal tegelijk hun geld terug willen. Als je meerdere schuldeisers
hebt, zullen ze allemaal tegelijkertijd betaald willen worden. Een vorm van zekerheid
zorgt ervoor dat je niet gedwongen bent om al je schuldeisers tegelijk te betalen.
RECHTSBRONNEN VAN HET GOEDERENRECHT
Vóór 1 september 2021 Sinds 1 september 2021
• Oud Burgerlijk Wetboek (°1804) • Boek 3 “goederen” (nieuw) Burgerlijk
• Afzonderlijke wetten Wetboek
• Gedateerd • Eenmaking (integratie op één plaats)
• Gericht op landbouwsamenleving • Herstructurering
• Verspreid over diverse delen oud BW • Modernisering
en afzonderlijke wetten
INHOUDSTAFEL BOEK 3 BW
Titel 1 Algemene beginselen
Titel 2 Indeling van de goederen
Titel 3 Eigendomsrecht
Titel 4 Mede-eigendom
Titel 5 Burenrelaties
Titel 6 Vruchtgebruik
Titel 7 Erfpacht
Titel 8 opstalrecht
2
,BELANG VAN HET GOEDERENRECHT
Belangrijk voor de maatschappelijke welvaart
o Bepaalt omvang van het vermogen => belangrijk voor levenskwaliteit
o Bepaalt mate waarin krediet kan worden verkregen voor verdere
investeringen
=> belangrijk voor de economie
Cruciaal onderdeel goederenrecht: publiciteitssysteem (zie verder)
o Systeem waaruit snel en met zekerheid blijkt wie welke zakelijke rechten
bezit op welke goederen
o Nuttig in meerdere opzichten: voor medecontractanten, schuldeisers,
investeerders, overheid (inzake belastingen) …
o In België: enkel een uitgewerkt publiciteitssysteem voor (rechten op)
onroerende goederen (art. 3.30-3.34 BW – ‘Regime van de onroerende
publiciteit’)
INDELING VAN DE GOEDEREN
ALGEMEEN
Waarom indelen?
o Elke categorie van goederen heeft een eigen juridisch statuut
Soorten indelingen
o Volgens de graad van toe-eigening: bv. goederen in vs. buiten de handel
(art. 5.48 BW)
In de handel: kunnen het voorwerp zijn van private toe-eigening en
verhandeling tussen burgers
Buiten de handel: komen in feite wel in aanmerking voor private
toe-eigening en verhandeling, maar niet in rechte
o Volgens het gebruik: bv. verbruikbare vs. niet-verbruikbare goederen (art.
3.44, tweede lid BW; zie later m.b.t. VG)
o Volgens hun aard : lichamelijke vs. onlichamelijke voorwerpen (art. 3.40
BW), roerende vs. onroerende goederen (art. 3.46-3.49 BW)
3
, VOLGENS HUN AARD ( ROEREND VS ONROEREND )
Onroerende goederen Roerende goederen
Niet beweegbaar Art. 3.46 BW: “alles wat niet onroerend is”
Minstens niet bedoelt om te worden = restcategorie
verplaatst door nauwe band met een
fysiek onverplaatsbaar goed
OG uit hun aard = grond RG uit hun aard
art. 3.47, 1ste lid BW = fysiek verplaatsbare goederen die
OG door incorporatie = niet onroerend zijn
bouwwerken en beplanting RG door hun voorwerp
+ inherente bestanddelen van deze (onlichamelijke RG, d.w.z. rechten
bouwwerken en beplantingen (= m.b.t. een RG)
bestanddelen die fysiek nauw zijn Vervroegd roerende goederen
verbonden met een geïncorporeerd = OG door incorporatie of
goed, d.w.z. die niet kunnen worden bestemming, waarvan partijen
verwijderd zonder schade aan te overeenkomen om het goed
brengen of het nut van het vervroegd als roerend te
geïncorporeerde goed te beschouwen omdat het binnen een
verminderen (art. 3.8, §2 BW)) redelijke termijn losgemaakt zal
art. 3.47, 2de lid BW worden
OG door bestemming = bijzaak art. 3.48, eerste lid BW
die functioneel (eco of ethisch)
nauw verbonden zijn met een OG
art. 3.47, 4de lid j° 3.9 BW
OG door hun voorwerp
(onlichaamelijke OG, d.w.z. rechten
m.b.t. een OG)
art. 3.49 BW
Enkele oefeningen:
De binnendeuren van een gebouw zijn …
Onroerend door incorporatie: je kan ze verplaatsen maar omdat ze aan het
gebouw vastzitten kan je ze niet meer verplaatsen zonder schade te maken
Het eigendomsrecht van een woning is …
Onroerend door zijn voorwerp: een woning is onroerend
Het vruchtgebruik op een auto is …
Roerend door zijn voorwerp: een auto is roerend
BELANG VAN HET ONDERSCHEID (ROEREND VS ONROEREND)
Niet zuiver theoretisch, maar groot praktisch belang in het
goederenrecht
o Tegenwerpelijkheid eigendomsrecht (= mate waarin derden jouw
eigendomsrecht moeten respecteren): bezit (RG) vs. publiciteit (OG) (zie
hierna) (RG geen publiciteitssysteem)
o Eigendomsverkrijging door verjaring (zie Thema 2. Eigendom)
o Zakelijke zekerheden: hypotheek (OG) vs. pand (RG) (zie Thema 9.
Zakelijke zekerheden)
o Verkoop OG (bv. huis): OG door incorporatie en bestemming zijn in de
verkoop begrepen (art. 3.8, §2, tweede lid en 3.9, laatste lid BW; art. 1615
oud BW)
4
THEMA 1 INLEIDING
Voorbeeldvraag die je na thema 1 zou moeten kunnen oplossen.
Leg het verschil uit tussen zakelijke rechten en vorderingsrechten en geef een voorbeeld
van elk.
Opm. staat een vraag op weinig punten -> weinig schrijven, staat een vraag op veel
punten -> veel schrijven
SITUERING
BEGRIP EN SITUERING VAN HET GOEDERENRECHT
Goederenrecht = regels over de rechten die personen (‘rechtssubjecten’)
kunnen hebben op goederen (‘rechtsobjecten’, die vatbaar zijn voor toe-
eigening(zaken in de handel m.a.w. (auto)))
= ‘zakelijke rechten’
Onderdeel van het vermogensrecht = recht tot regeling van de patrimoniale
rechten (in geld waardeerbaar)
o Patrimoniaal = in geld waardeerbaar
o 3 categorieën patrimoniale rechten
Gaan we in deze les niet Vorderingsrechten (< verbintenissenrecht)
bespreken Gaat over de verhouding (relatie) tussen rechtssubjecten
(partijen)
Geven een rechtssubject een recht op een prestatie van
een ander rechtssubject
Prestatie = iets (niet) doen, iets geven, iets garanderen
Gaan we in deze les niet Intellectuele rechten (< intellectueel eigendomsrecht)
bespreken Geven een tijdelijk en exclusief exploitatierecht op een
originele creatie van de menselijke geest aan de auteur
van die creatie
Zakelijke rechten (< goederenrecht)
Eigendom/mede-eigendomsrecht, vruchtgebruik, recht van:
opstal – overgang – erfpacht
Gaat over de verhouding (relatie) tussen een
rechtssubject en een rechtsobject (‘goed’)
Geven een rechtssubject een rechtstreekse zeggenschap
(macht) over een goed OF de geldwaarde van een goed
Met variabele draagwijdte in functie van het soort van
zakelijk recht
Voorbeeld tussen het onderscheid van een vorderingsrecht en
een zakelijk recht op een huis
Vorderingsrecht: bv huurder: hij kan het goed gebruiken,
maar hij kan het niet verkopen, verbouwen, …
Zakelijk recht: eigendomsrecht: je kan er alles mee doen.
1
,ZAKELIJKE RECHTEN: SOORTEN (ART .3.3, 2DE T.E.M. 4DE LID BW)
Zakelijke hoofdrechten Zakelijke zekerheden
Betreffen het goed zelf Betreffen de geldwaarde van het goed
• Verlenen aan de titularis een • Vormen een accessorium (bijzaak) van
rechtstreekse zeggenschap over een schuldvordering
het goed zelf • Waarborgen deze schuldvordering en
• Met variabele draagwijdte in functie bieden voorrang op andere
van de soort van zakelijk hoofdrecht schuldeisers in ‘samenloopsituaties’*
• Doorbreken het beginsel van de
gelijkheid van de schuldeisers
• Eigendomsrecht = meest volkomen • Voorrechten
zakelijke recht (ruimste zeggenschap) • Pand
(art. 3.3, tweede lid BW) • Hypotheek
• Mede-eigendom = variant van • Retentierecht
eigendomsrecht met eigen kenmerken (art. 3.3, vierde lid BW)
(art. 3.3, tweede lid BW)
• Zakelijke gebruiksrechten =
zakelijke rechten met minder
omvangrijke zeggenschap
(vruchtgebruik, opstalrecht,
erfpacht, erfdienstbaarheden)
(art. 3.3, derde lid BW)
*Als je je schulden, bijvoorbeeld bij Krëfel, Vandenborre, Belfius, niet kunt betalen, zullen
deze schuldeisers allemaal tegelijk hun geld terug willen. Als je meerdere schuldeisers
hebt, zullen ze allemaal tegelijkertijd betaald willen worden. Een vorm van zekerheid
zorgt ervoor dat je niet gedwongen bent om al je schuldeisers tegelijk te betalen.
RECHTSBRONNEN VAN HET GOEDERENRECHT
Vóór 1 september 2021 Sinds 1 september 2021
• Oud Burgerlijk Wetboek (°1804) • Boek 3 “goederen” (nieuw) Burgerlijk
• Afzonderlijke wetten Wetboek
• Gedateerd • Eenmaking (integratie op één plaats)
• Gericht op landbouwsamenleving • Herstructurering
• Verspreid over diverse delen oud BW • Modernisering
en afzonderlijke wetten
INHOUDSTAFEL BOEK 3 BW
Titel 1 Algemene beginselen
Titel 2 Indeling van de goederen
Titel 3 Eigendomsrecht
Titel 4 Mede-eigendom
Titel 5 Burenrelaties
Titel 6 Vruchtgebruik
Titel 7 Erfpacht
Titel 8 opstalrecht
2
,BELANG VAN HET GOEDERENRECHT
Belangrijk voor de maatschappelijke welvaart
o Bepaalt omvang van het vermogen => belangrijk voor levenskwaliteit
o Bepaalt mate waarin krediet kan worden verkregen voor verdere
investeringen
=> belangrijk voor de economie
Cruciaal onderdeel goederenrecht: publiciteitssysteem (zie verder)
o Systeem waaruit snel en met zekerheid blijkt wie welke zakelijke rechten
bezit op welke goederen
o Nuttig in meerdere opzichten: voor medecontractanten, schuldeisers,
investeerders, overheid (inzake belastingen) …
o In België: enkel een uitgewerkt publiciteitssysteem voor (rechten op)
onroerende goederen (art. 3.30-3.34 BW – ‘Regime van de onroerende
publiciteit’)
INDELING VAN DE GOEDEREN
ALGEMEEN
Waarom indelen?
o Elke categorie van goederen heeft een eigen juridisch statuut
Soorten indelingen
o Volgens de graad van toe-eigening: bv. goederen in vs. buiten de handel
(art. 5.48 BW)
In de handel: kunnen het voorwerp zijn van private toe-eigening en
verhandeling tussen burgers
Buiten de handel: komen in feite wel in aanmerking voor private
toe-eigening en verhandeling, maar niet in rechte
o Volgens het gebruik: bv. verbruikbare vs. niet-verbruikbare goederen (art.
3.44, tweede lid BW; zie later m.b.t. VG)
o Volgens hun aard : lichamelijke vs. onlichamelijke voorwerpen (art. 3.40
BW), roerende vs. onroerende goederen (art. 3.46-3.49 BW)
3
, VOLGENS HUN AARD ( ROEREND VS ONROEREND )
Onroerende goederen Roerende goederen
Niet beweegbaar Art. 3.46 BW: “alles wat niet onroerend is”
Minstens niet bedoelt om te worden = restcategorie
verplaatst door nauwe band met een
fysiek onverplaatsbaar goed
OG uit hun aard = grond RG uit hun aard
art. 3.47, 1ste lid BW = fysiek verplaatsbare goederen die
OG door incorporatie = niet onroerend zijn
bouwwerken en beplanting RG door hun voorwerp
+ inherente bestanddelen van deze (onlichamelijke RG, d.w.z. rechten
bouwwerken en beplantingen (= m.b.t. een RG)
bestanddelen die fysiek nauw zijn Vervroegd roerende goederen
verbonden met een geïncorporeerd = OG door incorporatie of
goed, d.w.z. die niet kunnen worden bestemming, waarvan partijen
verwijderd zonder schade aan te overeenkomen om het goed
brengen of het nut van het vervroegd als roerend te
geïncorporeerde goed te beschouwen omdat het binnen een
verminderen (art. 3.8, §2 BW)) redelijke termijn losgemaakt zal
art. 3.47, 2de lid BW worden
OG door bestemming = bijzaak art. 3.48, eerste lid BW
die functioneel (eco of ethisch)
nauw verbonden zijn met een OG
art. 3.47, 4de lid j° 3.9 BW
OG door hun voorwerp
(onlichaamelijke OG, d.w.z. rechten
m.b.t. een OG)
art. 3.49 BW
Enkele oefeningen:
De binnendeuren van een gebouw zijn …
Onroerend door incorporatie: je kan ze verplaatsen maar omdat ze aan het
gebouw vastzitten kan je ze niet meer verplaatsen zonder schade te maken
Het eigendomsrecht van een woning is …
Onroerend door zijn voorwerp: een woning is onroerend
Het vruchtgebruik op een auto is …
Roerend door zijn voorwerp: een auto is roerend
BELANG VAN HET ONDERSCHEID (ROEREND VS ONROEREND)
Niet zuiver theoretisch, maar groot praktisch belang in het
goederenrecht
o Tegenwerpelijkheid eigendomsrecht (= mate waarin derden jouw
eigendomsrecht moeten respecteren): bezit (RG) vs. publiciteit (OG) (zie
hierna) (RG geen publiciteitssysteem)
o Eigendomsverkrijging door verjaring (zie Thema 2. Eigendom)
o Zakelijke zekerheden: hypotheek (OG) vs. pand (RG) (zie Thema 9.
Zakelijke zekerheden)
o Verkoop OG (bv. huis): OG door incorporatie en bestemming zijn in de
verkoop begrepen (art. 3.8, §2, tweede lid en 3.9, laatste lid BW; art. 1615
oud BW)
4