Ergodiciteit = de aannames waar je aan moet voldoen als je een statistische toets doet. Als je aan
deze assumpties voldoet mag je het gemiddelde nemen. 1x met 100 dobbelstenen gooien levert
hetzelfde gemiddelde op als 100 keer met 1 dobbelsteen gooien
Homogene en stationaire centrale momenten
Geheugenverlies voor dat wat vooraf ging
Alleen bij een ergodisch systeem kun je interindividuele en instra-individuele data door elkaar
vervangen en met elkaar vergelijken
Onafhankelijkheid in de tijd is een voorwaarde voor de traditionele statistiek, afhankelijkheden
vormen een probleem
Classical Test Theory: met herhaalde metingen en ervan uitgaande dat de error random is, mag je
aannemen dat het gemiddelde het meest accurate antwoord is
Stochastische foutentheorie: door oneindig vaak dezelfde test af te nemen, onder dezelfde
omstandigheden, waarbij alle metingen onafhankelijk zijn, en van al deze metingen het gemiddelde
te nemen, kom je tot de ‘ware’ score
Kan niet bij intra-individuele metingen bij mensen
Idiografische methoden = van individu naar groep (small data paradigm), weinig individuen met veel
metingen.
Tegenovergestelde van nomothetische methoden
Nomothetische methoden = van groep naar individu, veel individuen met weinig metingen. Eigenlijk
meer de standaard manier van meten die tegenwoordig gebruikt wordt
Nomothetische voorspellingen gaan op bases van langetermijn correlaties. Die inschatting
kan redelijk nauwkeurig zijn op basis van gemiddelden, maar het is zo algemeen dat je er in
specifieke situaties weinig mee kunt
Complexe systeembenadering = verschillende systemen van een person moeten in aanmerking
genomen worden om te begrijpen waarom iemand bepaald gedrag laat zien. Alles is van invloed op
elkaar
Kenmerken van een complex adaptief systeem (mens is dat ook)
1. Adaptief
2. Emergentie (gedrag verschijnt uit interactie tussen verschillende processen en is daardoor
onvoorspelbaar, onverwacht en niet-lineair)
3. Zelforganisatie
Inferentiële statistiek: gericht op systematische patronen binnen een grote steekproef en maakt
hierbij inferenties over een populatie, niet over het individu
- Vaak 1 meetmoment per individu
- Zit vast aan bepaalde voorwaarden en doet alleen uitspraak over lineaire verbanden
Voorbeeld van een nomothetische benadering
Het middelen van niet-lineaire processen kan leiden tot een lineair proces. Niet-lineaire processen
worden zo verbloemd, maar wat zegt dat dan nog?
Tijdserie = verzameling van metingen die van nature geordend zijn in de tijd
Tijdreeksen (continue metingen) = waarden worden continu gemeten over de tijd met en vast
interval. Bijvoorbeeld ademhaling, beweging, EEG
1
, Event reeksen (discrete metingen) = waarden worden enkel gemeten op basis van een
bepaalde gebeurtenis de metingen beschrijven de tijdsduur van de gebeurtenis. Bijvoorbeeld
reactietijden, hartslagintervallen
Metingen bij een tijdserie
Categorisch/nominaal: waarden zijn arbitrair en kunnen niet gemiddeld worden
Schaal/interval: waarden zijn interpreteerbaar en kunnen (onder bepaalde voorwaarden)
gemiddeld worden
Univariaat: 1 variabele wordt gekwantificeerd over de tijd bijv. fluctuaties in stemming of
reactietijd
Multivariaat: meerdere variabelen worden gekwantificeerd over de tijd bijv. kijkgedrag van
moeder en kind, stemming of slaapkwaliteit
Tijdserieanalyse: analyseren van een tijdserie met als doel patronen ontdekken
- Tijdseries worden altijd eerst gemiddeld, voor er geanalyseerd kan worden
- Vaak binnen 1 individu, generaliseren naar populatie is niet het doel
- Onafhankelijkheid en niet-lineaire processen zijn niet echt aan de orde. Het gemiddelde van
een tijdserie zegt niet zoveel, want het gaat over de patronen
Voorbeeld van een idiografische benadering
Ergodiciteit = intra-individuele variatie zijn inwisselbaar met interindividuele variatie
Stationairiteit = statische eigenschappen van een proces veranderen niet over tijd
Er mógen wel veranderingen in het patroon/proces zitten, maar de manier waarop het
verandert niet
Is een proces stationair, dan kan je prima een gemiddelde berekenen. Bij een niet-stationair
proces is dat niet handig
Random processen = onafhankelijke metingen
- Stationair dus een gemiddelde kan prima berekend worden
- Wet van de grote getallen
- Centrale limit theorema
Niet-random processen = afhankelijke metingen
- Niet-stationair niet handig om een gemiddelde te berekenen (gemiddelde heeft geen
betekenis)
- Niet-ergodisch interindividuele en intra-individuele variatie zijn niet inwisselbaar
- Er is geen ‘ware’ score
- Temporele patronen
Surrogaatanalyse
- Kan worden uitgevoerd wanneer een tijdserie regelmatigheden over de tijd vertoont de
tijdserie is dan geen random proces meer
- Informatie wordt gehaald uit temporele patronen, want S en MD geven geen volledige
informatie
Alle datapunten uit de originele tijdserie worden
gehusseld hierdoor ontstaat een compleet ander
(random) patroon, maar de S en MD blijven
hetzelfde
De gehusselde serie noemt men het surrogaat van
de originele tijdserie
2