Hoofdstuk 8
In de Awb is neergelegd dat burgers het recht hebben zichzelf te laten bijstaan in het verkeer met
bestuursorganen. Dit is vaak gewenst wanneer deskundigheid nodig is. Men kan zich in beginsel door
eenieder laten vertegenwoordigen. Er worden geen eisen gesteld aan de mate van deskundigheid
dan wel geschiktheid. Het bestuursorgaan kent het recht een gemachtigde te weigeren wanneer
tegen hem ernstige bezwaren bestaan. Advocaten kunnen nooit geweigerd worden als gemachtigde.
Van weigering moeten de belanghebbende en de geweigerde direct in kennis worden gesteld door
het bestuursorgaan. Tegen een weigeringsbesluit staat voor de rechtstreeks belanghebbende
bezwaar open. Het bestuursorgaan kent zowel een doorzendplicht als een terugzendplicht wanneer
een verzoek niet binnen de reikwijdte van haar bevoegdheden valt. Wanneer naar een ander
bestuursorgaan doorgezonden kan worden, dient dit onverwijld te gebeuren. Wanneer het gaat om
gegevens waarvan het bestuursorgaan het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs had moeten
vermoeden, geldt er voor haar en haar medewerkers een geheimhoudingsplicht.
Veel beschikkingen kunnen uitsluitend op aanvraag van de geadresseerde worden gegeven. Het
aanvragen van een besluit van algemene strekking is niet gereguleerd. Een aanvraag is een verzoek
van een belanghebbende, een besluit te nemen. De aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend.
Deze wordt ondertekend en bevat ten minste naam en adres van de aanvrager, de dagtekening en
een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. Is aan een van deze eisen niet voldaan, dan
kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. In de praktijk wordt er
hierom veel van aanvraagformulieren gebruik gemaakt. De aanvrager dient de gegevens te
verschaffen die het bestuursorgaan nodig heeft om op de aanvraag te beschikken en waarover de
aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De aanvrager kan zekere gegevensverstrekking
weigeren ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer dan wel bedrijfsgegevens. Het
bestuursorgaan kent een onderzoeksplicht om de nodige kennis te vergaren. De aanvrager dient in de
gelegenheid te worden gesteld om gegevens aan te vullen. Herhaalde aanvragen kunnen worden
afgewezen met verwijzing naar het eerdere afwijzende besluit, wanneer er geen sprake is van nieuwe
feiten en omstandigheden. Belanghebbenden kunnen beroep aantekenen tegen de afwijzende
beslissing. In veel gevallen is het van belang of er sprake is van nova, oftewel nieuwe feiten en
omstandigheden. Wanneer dit het geval is, zal de kans op een geslaagd bezwaar toenemen.
In een aantal gevallen zal een bestuursorgaan voordat het een besluit neemt, advies inwinnen van
externe adviseurs. Bij deskundigenadvies wordt aan het bestuursorgaan op een onpartijdige en
objectieve wijze de feitelijke informatie verschaft die nodig is voor toepassing van een wettelijke
norm. Een adviseur in de zin van artikel 3:5 Awb is een persoon of college dat bij of krachtens
wettelijk voorschrift belast is met het adviseren van het bestuursorgaan inzake het door haar te
nemen besluit en niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan. In de
meeste gevallen zal aan de adviseur bij wettelijk voorschrift een adviestermijn zijn gesteld
waarbinnen hij zijn advies moet uitbrengen. Wanneer de wet geen termijn bevat, kan het
bestuursorgaan deze vaststellen. Het bestuursorgaan stelt aan de adviseur de gegevens ter
beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Bij het besluit moet de naam van
de adviseur worden vermeld. Een bestuursorgaan mag afwijken van een advies. De bijzondere
wetgever kan voor een bepaalde categorie van besluiten voorschrijven dat de openbare
voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Deze start met een openbare kennisgeving van het
ontwerpbesluit. Na in kennisstelling wordt het besluit ter inzage gelegd. Belanghebbenden kunnen
, gedurende zes weken zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren brengen. Pas daarna neemt het
bestuursorgaan een besluit. Mededeling en bekendmaking van het definitieve besluit wordt gedaan
aan de geadresseerde en aan degenen die zienswijzen naar voren hebben gebracht. Een
bestuursorgaan moet een aanvrager van een beschikking ex. artikel 4:7 horen indien cumulatief aan
de volgende criteria is voldaan: het bestuursorgaan is van plan de beschikking geheel of gedeeltelijk
af te wijzen, de voorgenomen afwijzing steunt op gegevens over feiten of belangen die de aanvrager
betreffen en deze dienen af te wijken van de gegevens die de aanvrager zelf heeft verstrekt.
Bestuursorganen kunnen afzien van de hoorplicht ex. artikel 4:8 lid 2, artikel 4:11 of artikel 4:12 Awb.
Ex. artikel 4:13 Awb dient een bestuursorgaan te beslissen binnen de wettelijk vastgestelde termijn
uit de regeling waarvan toepassing wordt gevraagd. Indien binnen die regeling is nagelaten een
termijn te bepalen, dient er besloten te worden binnen een redelijke termijn. Dit is nooit langer dan
acht weken. Wanneer er niet tijdig tot een besluit gekomen wordt, kan dit verschillende gevolgen
hebben. Zo kan er sprake zijn van een dwangsom bij niet tijdig beslissen, een mogelijkheid om tegen
het niet tijdig nemen van een besluit te procederen en de mogelijkheid om na verloop van tijd de
regel ‘wie zwijgt, stemt toe’ toe te passen. De vormgeving van een besluit moet aan bepaalde eisen
voldoen. In de eerste plaats moet het duidelijk zijn uit het besluit wat er nu eigenlijk wordt besloten.
Een besluit dient in beginsel van een motivering voorzien te zijn. Van belang is verder dat een besluit
een rechtsmiddelenverwijzing dient te bevatten. Indien door een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing
een bezwaar- of beroepschrift te laat wordt ingediend, wordt de termijnoverschrijding door de
bestuursrechter in beginsel verschoonbaar geacht. Een besluit treedt niet in werking alvorens deze
bekend is gemaakt. Besluiten die belanghebbenden zijn gericht, worden bekendgemaakt door
toezending of uitreiking. De dag na de bekendmaking vangt de bezwaar- of beroepstermijn aan.
Hoofdstuk 9
Bestuursorganen mogen alleen beslissingen nemen wanneer zij daartoe de bevoegdheid hebben
toebedeeld gekregen in de wet of via delegatie. Onder inspraak verstaan wij een georganiseerde
mogelijkheid voor beleidsbeïnvloeding door burgers, organisaties en andere niet-bestuurders. Via een
inspraakprocedure kan een bestuursorgaan de nodige kennis over relevante feiten en af te wegen
belangen verzamelen. Oa. artikel 4:7 en 4:8 Awb geven hieromtrent beperkingen aan binnen de
besluitvorming van het bestuursorgaan wanneer zij de mogelijkheid tot inspraak niet verlenen.
In een democratische rechtsstaat moet het bestuur handelen op basis van algemene wettelijke regels.
Deze regels dienen openbaar te zijn. Pas dan is duidelijk hoe het bestuur genormeerd wordt. De
vergaderingen van vertegenwoordigende organen zijn hierop openbaar. De Woo geeft algemene
regels over het openbaar maken van bestuurlijke informatie. Artikel 1:1 kent eenieder het recht op
toegang tot publieke informatie toe zonder dat daarvoor een belang hoeft te worden gesteld. Artikel
2:4 bevat een zorgplicht met betrekking tot de staat waarin de documenten verkeren en over de
kwaliteit van de aangeleverde informatie. Deze moet zo goed, geordend, toegankelijk, actueel,
nauwkeurig en vergelijkbaar mogelijk zijn. Deze regelt ook de wijze van verstrekking van documenten.
Actieve openbaring wil zeggen dat het bestuursorgaan of andere organisatie uit eigen beweging
informatie verschaft. Artikel 3:1 stelt deze als inspanningsverplichting voorop. Deze informatie moet
bereikbaar zijn voor eenieder. Passieve openbaarmaking wil zeggen dat informatie wordt verstrekt op
een verzoek. Het initiatief gaat in dergelijk geval dus uit van de burger. Men hoeft hier geen
In de Awb is neergelegd dat burgers het recht hebben zichzelf te laten bijstaan in het verkeer met
bestuursorganen. Dit is vaak gewenst wanneer deskundigheid nodig is. Men kan zich in beginsel door
eenieder laten vertegenwoordigen. Er worden geen eisen gesteld aan de mate van deskundigheid
dan wel geschiktheid. Het bestuursorgaan kent het recht een gemachtigde te weigeren wanneer
tegen hem ernstige bezwaren bestaan. Advocaten kunnen nooit geweigerd worden als gemachtigde.
Van weigering moeten de belanghebbende en de geweigerde direct in kennis worden gesteld door
het bestuursorgaan. Tegen een weigeringsbesluit staat voor de rechtstreeks belanghebbende
bezwaar open. Het bestuursorgaan kent zowel een doorzendplicht als een terugzendplicht wanneer
een verzoek niet binnen de reikwijdte van haar bevoegdheden valt. Wanneer naar een ander
bestuursorgaan doorgezonden kan worden, dient dit onverwijld te gebeuren. Wanneer het gaat om
gegevens waarvan het bestuursorgaan het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs had moeten
vermoeden, geldt er voor haar en haar medewerkers een geheimhoudingsplicht.
Veel beschikkingen kunnen uitsluitend op aanvraag van de geadresseerde worden gegeven. Het
aanvragen van een besluit van algemene strekking is niet gereguleerd. Een aanvraag is een verzoek
van een belanghebbende, een besluit te nemen. De aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend.
Deze wordt ondertekend en bevat ten minste naam en adres van de aanvrager, de dagtekening en
een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. Is aan een van deze eisen niet voldaan, dan
kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. In de praktijk wordt er
hierom veel van aanvraagformulieren gebruik gemaakt. De aanvrager dient de gegevens te
verschaffen die het bestuursorgaan nodig heeft om op de aanvraag te beschikken en waarover de
aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De aanvrager kan zekere gegevensverstrekking
weigeren ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer dan wel bedrijfsgegevens. Het
bestuursorgaan kent een onderzoeksplicht om de nodige kennis te vergaren. De aanvrager dient in de
gelegenheid te worden gesteld om gegevens aan te vullen. Herhaalde aanvragen kunnen worden
afgewezen met verwijzing naar het eerdere afwijzende besluit, wanneer er geen sprake is van nieuwe
feiten en omstandigheden. Belanghebbenden kunnen beroep aantekenen tegen de afwijzende
beslissing. In veel gevallen is het van belang of er sprake is van nova, oftewel nieuwe feiten en
omstandigheden. Wanneer dit het geval is, zal de kans op een geslaagd bezwaar toenemen.
In een aantal gevallen zal een bestuursorgaan voordat het een besluit neemt, advies inwinnen van
externe adviseurs. Bij deskundigenadvies wordt aan het bestuursorgaan op een onpartijdige en
objectieve wijze de feitelijke informatie verschaft die nodig is voor toepassing van een wettelijke
norm. Een adviseur in de zin van artikel 3:5 Awb is een persoon of college dat bij of krachtens
wettelijk voorschrift belast is met het adviseren van het bestuursorgaan inzake het door haar te
nemen besluit en niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan. In de
meeste gevallen zal aan de adviseur bij wettelijk voorschrift een adviestermijn zijn gesteld
waarbinnen hij zijn advies moet uitbrengen. Wanneer de wet geen termijn bevat, kan het
bestuursorgaan deze vaststellen. Het bestuursorgaan stelt aan de adviseur de gegevens ter
beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Bij het besluit moet de naam van
de adviseur worden vermeld. Een bestuursorgaan mag afwijken van een advies. De bijzondere
wetgever kan voor een bepaalde categorie van besluiten voorschrijven dat de openbare
voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Deze start met een openbare kennisgeving van het
ontwerpbesluit. Na in kennisstelling wordt het besluit ter inzage gelegd. Belanghebbenden kunnen
, gedurende zes weken zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren brengen. Pas daarna neemt het
bestuursorgaan een besluit. Mededeling en bekendmaking van het definitieve besluit wordt gedaan
aan de geadresseerde en aan degenen die zienswijzen naar voren hebben gebracht. Een
bestuursorgaan moet een aanvrager van een beschikking ex. artikel 4:7 horen indien cumulatief aan
de volgende criteria is voldaan: het bestuursorgaan is van plan de beschikking geheel of gedeeltelijk
af te wijzen, de voorgenomen afwijzing steunt op gegevens over feiten of belangen die de aanvrager
betreffen en deze dienen af te wijken van de gegevens die de aanvrager zelf heeft verstrekt.
Bestuursorganen kunnen afzien van de hoorplicht ex. artikel 4:8 lid 2, artikel 4:11 of artikel 4:12 Awb.
Ex. artikel 4:13 Awb dient een bestuursorgaan te beslissen binnen de wettelijk vastgestelde termijn
uit de regeling waarvan toepassing wordt gevraagd. Indien binnen die regeling is nagelaten een
termijn te bepalen, dient er besloten te worden binnen een redelijke termijn. Dit is nooit langer dan
acht weken. Wanneer er niet tijdig tot een besluit gekomen wordt, kan dit verschillende gevolgen
hebben. Zo kan er sprake zijn van een dwangsom bij niet tijdig beslissen, een mogelijkheid om tegen
het niet tijdig nemen van een besluit te procederen en de mogelijkheid om na verloop van tijd de
regel ‘wie zwijgt, stemt toe’ toe te passen. De vormgeving van een besluit moet aan bepaalde eisen
voldoen. In de eerste plaats moet het duidelijk zijn uit het besluit wat er nu eigenlijk wordt besloten.
Een besluit dient in beginsel van een motivering voorzien te zijn. Van belang is verder dat een besluit
een rechtsmiddelenverwijzing dient te bevatten. Indien door een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing
een bezwaar- of beroepschrift te laat wordt ingediend, wordt de termijnoverschrijding door de
bestuursrechter in beginsel verschoonbaar geacht. Een besluit treedt niet in werking alvorens deze
bekend is gemaakt. Besluiten die belanghebbenden zijn gericht, worden bekendgemaakt door
toezending of uitreiking. De dag na de bekendmaking vangt de bezwaar- of beroepstermijn aan.
Hoofdstuk 9
Bestuursorganen mogen alleen beslissingen nemen wanneer zij daartoe de bevoegdheid hebben
toebedeeld gekregen in de wet of via delegatie. Onder inspraak verstaan wij een georganiseerde
mogelijkheid voor beleidsbeïnvloeding door burgers, organisaties en andere niet-bestuurders. Via een
inspraakprocedure kan een bestuursorgaan de nodige kennis over relevante feiten en af te wegen
belangen verzamelen. Oa. artikel 4:7 en 4:8 Awb geven hieromtrent beperkingen aan binnen de
besluitvorming van het bestuursorgaan wanneer zij de mogelijkheid tot inspraak niet verlenen.
In een democratische rechtsstaat moet het bestuur handelen op basis van algemene wettelijke regels.
Deze regels dienen openbaar te zijn. Pas dan is duidelijk hoe het bestuur genormeerd wordt. De
vergaderingen van vertegenwoordigende organen zijn hierop openbaar. De Woo geeft algemene
regels over het openbaar maken van bestuurlijke informatie. Artikel 1:1 kent eenieder het recht op
toegang tot publieke informatie toe zonder dat daarvoor een belang hoeft te worden gesteld. Artikel
2:4 bevat een zorgplicht met betrekking tot de staat waarin de documenten verkeren en over de
kwaliteit van de aangeleverde informatie. Deze moet zo goed, geordend, toegankelijk, actueel,
nauwkeurig en vergelijkbaar mogelijk zijn. Deze regelt ook de wijze van verstrekking van documenten.
Actieve openbaring wil zeggen dat het bestuursorgaan of andere organisatie uit eigen beweging
informatie verschaft. Artikel 3:1 stelt deze als inspanningsverplichting voorop. Deze informatie moet
bereikbaar zijn voor eenieder. Passieve openbaarmaking wil zeggen dat informatie wordt verstrekt op
een verzoek. Het initiatief gaat in dergelijk geval dus uit van de burger. Men hoeft hier geen