Lezen: het achterhalen van de betekenis van geschreven taal.
Lezen is een middel om een bepaald doel te bereiken
Het belang van lezen
kunnen leren; je voorkomt hiermee analfabeten of laaggeletterden (mensen
begrijpen de teksten die ze moeten kunnen lezen niet of nauwelijks)
kunnen deelnemen aan de maatschappij; de wereld bestaat uit teksten denk aan
boeken, kranten enz
kunnen genieten van lezen
2 soorten kennis
om te kunnen lezen (leesdoel te bereiken) heeft een lezer kennis nodig. Dat is een rol van de
school -> kennis van taal -> kennis van de wereld. om te lezen en teksten te begrijpen heb je
dus 2 soorten kennis nodig
1. kennis van de taal:
een lezer combineert verschillende vormen van kennis van de taal om betekenis te kunnen
geven aan wat hij leest
1. Orthografische kennis: letters, spelling hoe schrijf je een woord (ll heet letterkennis
nodig)
2. Fonologische kennis: klanken, hoe je het woord uitspreekt hoe klinkt een woord (ll
moet weten hoe hij letters verklankt)
3. Morfologische kennis: opbouw, welke onderdelen heeft een woord vervoegen
4. Semantische kennis: betekenis van een woord (er moeten niet teveel onbekende
woorden in de tekst staan, anders wordt deze niet begrepen)
5. Syntactische kennis: grammatica, wat is de plaats en functie van het woord in een zin
(nodig om betekenis te geven aan de tekst) zinsopbouw
6. Tekstuele en pragmatische kennis: toepassen, hoe (in welke context) wordt een
woord (of zin, of tekst(soort)) gebruikt
2.Kennis van de wereld
Hoe meer kennis je van de wereld hebt, hoe eenvoudiger het wordt om teksten te
begrijpen.
Je kunt een tekst pas begrijpen als je de informatie uit de tekst kunt verbinden aan
kennis die je al hebt.
Vormen van leesonderwijs (technisch lezen, begrijpend en studerend lezen,
belevend lezen):
Technisch lezen: geschreven taal omzetten in gesproken taal (decoderen). Eerst
aanvankelijk technisch lezen (1 t/m groep 3) daarna voortgezet technisch lezen (3 t/m
groep 8)
Alfabetisch schriftsysteem: elke spraakklank (foneem) wordt weergegeven door één
teken.(het alfabet)
o Fonemen: betekenis onderscheidende spraakklanken (36 fonemen).
o Grafeem: een letter of een lettercombinatie die een foneem(klank) weergeeft
(34 basisgrafemen).
Klankzuivere woorden: woorden waarbij de koppeling tussen foneem en grafeem
eenduidig is. Je spreekt het woord precies hetzelfde uit als dat je het leest
Voordrachtslezen: tekst op een natuurlijke manier lezen (goede uitspraak,
zinsmelodie, juiste afwisseling van het leestempo.
Begrijpend lezen: achterhalen van de betekenis, van een tekst (technisch lezen).
,Fasen in het leesonderwijs (voorbereidend lezen, aanvankelijk lezen, voortgezet
lezen).
Aanvankelijk lezen: de fase waarin de kinderen de foneem-grafeem koppeling leren.
(het alfabetisch principe) (gr 1tm3)
Voortgezet lezen: alle fasen, het gaat hierbij vooral om het vergroten van het
leestempo, het automatiseren van leesstrategieën en het realiseren van een goede
voordracht. (gr4tm8)
Manieren van het leesonderwijs (werkvormen, groeperingsvormen).
Stillezen: kinderen lezen zachtjes voor zichzelf een tekst.
Hardop lezen: steun nodig om tekst hardop te kunnen verklanken, nadruk ligt op een
goede voordracht.
Leeskring: kinderen zitten in een kring, 1 kind leest eigen gekozen fragment uit.
Forumlezen: groepje kinderen fungeert als een forum dat aan de rest van de klas een
tekst voorleest
Modellen over lezen (3 soorten).
Lagere-ordeprocessen: letter- en woordherkenning.
Hogere-ordeprocessen: begrip
Bottom-upmodel (deel naar geheel):
het leesproces is een kwestie van waarnemen van letter voor letter en woord
voor woord. Eerst lees je de individuele letters, deze worden samengevoegd tot
woorden -> de woorden worden gecombineerd tot zinnende lezer snapt nu wat
er in bepaalde zin wordt bedoeld-> uiteindelijk worden de zinnen in hun context
geplaatst en snappen ze de hele tekst
Lezen verloopt van lagere-ordeprocessen naar hogere-ordeprocessen.
Phonics methode: kinderen leren systematisch letters en klanken koppelen en zo
komen ze tot het lezen van woorden en zinnen
Spelmethode
Top-downmodel van geheel naar deel):
Het leesproces start op hoge informatieniveaus. De waarneming van de
afzonderlijke letters en woorden wordt sterk beïnvloed door de verwachting die een
lezer op grond van zijn kennis van de taal en de werkelijkheid heeft. De lezer
begint niet met letters of woorden maar benadert de tekst met bepaalde
verwachtingen en voorkennis (wat zou er in de tekst kunnen staan) -> contextuele
aanwijzingen zoals thema, onderwerp enz worden gebruikt om betekenis van
woorden en zinnen te voorspellen zoder dat elk woord letterlijk wordt ontcijferd
lezen verloopt van hogere-orde-processen naar lagere-ordeprocessen.
Whole language approach: kinderen komen in aanraking met allerlei soorten
teksten en van daaruit zinnen, woorden en letters leren lezen.
Globaalmethode
Interactieve model (combinatie van voorgaande modellen):
afwisseling tussen voorspellend lezen en woord voor woord lezen.
Het model houdt rekening met zowel de visuele informatie (letters, woorden) als de
contextuele kennis (onderwerp, verwachtingen). Als een woord bijvoorbeeld moeilijk te
decoderen is, kan de lezer zijn voorkennis gebruiken om het te raden
De lezer schakelt voortdurend tussen bottom-up en top-down processen, afhankelijk
van de situatie. Als de tekst eenvoudig of bekend is, wordt meer top-down verwerking
, toegepast. Bij onbekende of complexe tekst wordt meer aandacht gegeven aan details
via bottom-up verwerking.
Het interactieve model verklaart het best de cognitieve belasting die mensen ervaren
bij het lezen van een moeilijke tekst, dit door: onbekende woorden, onbekendheid met
het onderwerp (soms ontoereikende kennis van de wereld
Geletterdheid
de techniek beheersen van het lezen en schrijven;
teksten kunnen begrijpen;
teksten kunnen kiezen die passen bij jouw doel
Verschillende fases in geletterdheid en hun tussendoelen
1. ontluikende geletterdheid voorschoolse periode (0-4 jaar)
2. beginnende geletterdheid (4-8 jaar gr 1tm3)
3. gevorderde geletterdheid (9-13 jaar gr 4tm8)
Fase 1: Ontluikende geletterdheid voorschoolse periode (0-4 jaar)
Kennis maken met de functie van geschreven (prentenboeken, verkeersborden, logo’s
enz) en gesproken taal
In deze periode leren kinderen de basisprincipes van het mondelinge taalgebruik.
Spelen met klanken en woorden (fonologisch bewustzijn)
Leren in de thuissituatie. Dit is erg belangrijk voor de ontwikkeling!!!! Veel lezen en
voorgelezen worden stimuleert de geletterdheid
Kinderen komen achter het volgende interesse in boeken en verhalen:
o Je leest boek van links naar rechts
o Pseudolezen: het verschijnsel waarbij jonge kinderen zich gedragen alsof ze
lezen, terwijl ze feitelijk nog niet echt in staat zijn om de geschreven tekst te
decoderen en begrijpen
o Verhalen staan in boeken
o Liedjes versjes
o Tekens uit omgeving herkennen
Voor- en vroegschoolse educatie(VVE):
o Het is een programma voor peuters en de onderbouw van het basisonderwijs (2
– 6 jaar).
o Een doorlopend en gestructureerd taalprogramma
o Verhelpen en voorkomen van taalachterstanden
Fase 2: Beginnende geletterdheid: (4-8 jaar, groep 1 t/m 3).
Doelen:
1. Boekoriëntatie
2. verhaalbegrip
3. Relaties tussen gesproken en geschreven taal
4. functies van geschreven taal
5. Taalbewustzijn
6. Alfabetisch principe
7. Functioneel lezen en schrijven
8. technisch lezen en schrijven
9. Begrijpend lezen en schrijven
Tussendoelen beginnende geletterdheid van groep 1/2
1. Doel 1 Boekoriëntatie