1. PTSD - Leerdoelen
1. Beschrijf, begrijp en pas de diagnose/classi catie van PTSS toe volgens de DSM-5
De DSM-5 de nieert PTSS als een stoornis die ontstaat na blootstelling aan een traumatische
gebeurtenis waarbij sprake is van dreiging, verwonding of seksueel geweld. De diagnose wordt
gesteld op basis van 4 symptoomclusters:
1. Herbeleving ( ashbacks, nachtmerries).
2. Vermijding (situaties of gedachten vermijden die aan het trauma herinneren).
3. Negatieve veranderingen in cognitie en stemming (schuldgevoelens, emotionele
vervlakking).
4. Verhoogde prikkelbaarheid (slaapproblemen, woede-uitbarstingen).
De symptomen moeten langer dan één maand aanhouden en leiden tot ernstige stress of
disfunctioneren. De DSM-5 biedt een gestandaardiseerd diagnostisch kader, wat essentieel is
voor e ectieve behandeling.
2. Beschrijf, begrijp en leg uit hoe PTSS ontstaat (etiologie)
PTSS ontstaat door een samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren:
- Biologisch: Verhoogde activiteit van de amygdala, verminderde regulatie door de prefrontale
cortex en een ontregelde stressrespons (HPA-as).
- Psychologisch: Negatieve denkpatronen, dissociatie en een eerdere trauma-ervaring verhogen
het risico.
- Sociaal: Gebrek aan sociale steun, langdurige stress of collectief trauma (oorlogservaringen)
kunnen PTSS versterken.
Niet iedereen die trauma ervaart, ontwikkelt PTSS. Persoonlijke kwetsbaarheid en de manier
waarop iemand met trauma omgaat, spelen een grote rol.
3. Beschrijf, begrijp en leg uit de patronen, oorzaken en gevolgen van PTSS (epidemiologie)
PTSS komt wereldwijd voor bij ongeveer 6% van de bevolking, met een hoger risico bij
vrouwen. Bepaalde groepen, zoals militairen en hulpverleners, lopen extra risico.
- Intentioneel trauma (misbruik of geweld) leidt vaker tot PTSS dan natuurrampen.
- Hoe langer en intenser de blootstelling, hoe groter de kans op PTSS.
- Comorbiditeit met depressie, angststoornissen en middelenmisbruik komt vaak voor.
PTSS kan werk, relaties en sociale interacties ernstig verstoren en is geassocieerd met chronische
pijn, slaapproblemen en verhoogd suïciderisico.
4. Beschrijf, begrijp en pas de meest e ectieve behandelingen voor PTSS toe
- Cognitieve Gedragstherapie (CGT)
- Prolonged Exposure (PE): Gecontroleerde blootstelling aan trauma-gerelateerde
herinneringen.
- Cognitive Processing Therapy (CPT): Gericht op het veranderen van negatieve overtuigingen
over het trauma.
- Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR): Stimuleert traumaverwerking via
bilaterale stimulatie (oogbewegingen).
- Farmacotherapie wordt soms ingezet, vooral SSRI’s zoals sertraline of paroxetine. Medicatie
helpt vooral om symptomen te verlichten, maar psychotherapie heeft doorgaans een
duurzamer e ect.
ff fffi fl ff fi
,5. Observeer patiënten, herken symptomen van PTSS en pas een basisdiagnose toe
PTSS kan herkend worden door observatie en vragenlijsten zoals de PTSD Checklist (PCL-5).
Belangrijke signalen zijn:
- Herbelevingen en vermijdingsgedrag.
- Verhoogde prikkelbaarheid (woede, slaapproblemen).
- Emotionele vervlakking of negatieve stemming.
Een basisdiagnose vereist een gestructureerd klinisch interview en een beoordeling van de
impact op het dagelijks functioneren.
6. Ontwikkel een basisbehandelplan voor PTSS
1. Diagnostische evaluatie: Vragenlijsten en klinisch interview om PTSS en comorbiditeit vast te
stellen.
2. Psycho-educatie: Uitleg over PTSS, triggers en copingstrategieën.
3. Behandeling op maat:
- CGT (PE of CPT) of EMDR als primaire therapieën.
- SSRI’s bij ernstige symptomen of als aanvulling op psychotherapie.
4. Monitoring: Regelmatige follow-ups om voortgang te evalueren en de behandeling zo nodig
aan te passen.
5. Sociale ondersteuning: Betrekken van familie of groepstherapie ter bevordering van herstel.
Een geïntegreerde aanpak met psychotherapie, sociale ondersteuning en indien nodig
medicatie biedt de beste kans op langdurig herstel.
,Verdiepende vragen PTSD
1. De DSM-5 beschrijft speci eke criteria voor de diagnose van PTSS, met de nadruk op
symptomen zoals herbeleving, vermijding, negatieve stemming en verhoogde
prikkelbaarheid na blootstelling aan trauma. Wat zijn volgens jou de sterke en zwakke
punten van deze criteria bij het vastleggen van de volledige reikwijdte van PTSS, vooral bij
diverse bevolkingsgroepen?
- Een belangrijke sterkte van de DSM-5-criteria is dat ze een gestandaardiseerd kader bieden
voor de diagnose van PTSS, waardoor clinici over de hele wereld op een consistente manier
PTSS kunnen identi ceren. De 4 symptoomclusters (herbeleving, vermijding, negatieve
stemming en verhoogde prikkelbaarheid) dekken een breed scala aan psychologische en
fysiologische reacties op trauma.
- Een beperking is dat de DSM-5 zich richt op een vrij individualistische en westerse kijk op
PTSS. In niet-westerse culturen kunnen trauma-gerelateerde klachten zich anders uiten, zoals
lichamelijke symptomen in plaats van emotionele of cognitieve veranderingen. Bovendien houdt
de DSM-5 onvoldoende rekening met culturele en contextuele factoren, zoals de invloed van
collectieve trauma’s (oorlog of koloniale onderdrukking) of variërende uitingsvormen van
distress in verschillende populaties. Dit kan ertoe leiden dat sommige mensen met PTSS niet
correct worden gediagnosticeerd of niet de juiste zorg krijgen.
2. Het artikel van Lancaster et al. benadrukt het belang van evidence-based
psychotherapieën zoals Prolonged Exposure (PE) en Cognitive Processing Therapy (CPT)
voor de behandeling van PTSS. Hoewel deze therapieën e ectief zijn, zijn ze mogelijk niet
geschikt voor iedereen vanwege factoren zoals de ernst van het trauma, comorbide
stoornissen of culturele overwegingen. Wat zijn de uitdagingen bij de implementatie van
deze therapieën bij diverse bevolkingsgroepen, en hoe kunnen clinici deze benaderingen
aanpassen om de toegankelijkheid en behandelresultaten te verbeteren?
- Een grote uitdaging bij de implementatie van PE en CPT is dat deze therapieën vaak intensief
en confronterend zijn, wat problematisch kan zijn voor mensen met ernstige PTSS of
dissociatieve symptomen. Daarnaast kunnen comorbide stoornissen, zoals depressie of
middelenmisbruik, het moeilijk maken voor cliënten om volledig deel te nemen aan een
gestructureerd behandelingsprogramma.
- Culturele factoren spelen ook een rol: in sommige culturen is praten over trauma niet
gebruikelijk of wordt psychische hulpverlening gestigmatiseerd. Hierdoor kan het moeilijk zijn
om therapieën zoals CPT (die sterk afhankelijk zijn van verbale verwerking) e ectief in te zetten.
Om deze uitdagingen aan te pakken, kunnen clinici de therapieën aanpassen aan de speci eke
behoeften van hun cliënten. Dit kan door:
- Flexibele benaderingen te gebruiken, zoals narratieve therapie of groepssessies, die beter
aansluiten bij gemeenschapsgerichte culturen.
- Psycho-educatie en stigma-reductie toe te passen om therapie toegankelijker te maken.
- Trauma-sensitieve benaderingen te hanteren die rekening houden met culturele opvattingen
over trauma en genezing.
fi fi ff ff fi
,3. Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) zijn de meest onderzochte
farmacologische behandeling voor PTSS, maar het artikel van Lancaster et al. merkt op dat
er vaak terugval optreedt na stopzetting van medicatie. Gezien dit feit, hoe zou je de
relatieve voordelen van farmacotherapie versus psychotherapie beoordelen voor de
langetermijnbehandeling van PTSS? Welke factoren moeten clinici overwegen bij de keuze
tussen deze behandelopties, en welk verder onderzoek is nodig om de rol van
farmacotherapie in PTSS-behandeling beter te begrijpen?
- Psychotherapie heeft over het algemeen duurzamere e ecten dan medicatie, omdat het
patiënten helpt om hun trauma te verwerken en copingstrategieën te ontwikkelen. Therapieën
zoals CGT en EMDR kunnen blijvende verbeteringen opleveren, zelfs nadat de behandeling is
afgerond.
- Farmacotherapie, zoals SSRI’s, kan echter nuttig zijn als aanvullende behandeling, vooral bij
patiënten met ernstige symptomen of die moeite hebben om deel te nemen aan
psychotherapie. Medicatie kan helpen om de emotionele intensiteit van PTSS-symptomen te
verminderen, waardoor patiënten beter in staat zijn om aan therapie deel te nemen.
Clinici moeten bij hun keuze de volgende factoren overwegen:
- Ernst van de symptomen: bij zeer ernstige PTSS kan een combinatie van medicatie en
therapie de beste aanpak zijn.
- Voorkeur en bereidheid patiënt: sommige mensen verkiezen medicatie boven therapie of
hebben onvoldoende toegang tot langdurige psychotherapie.
- Comorbide stoornissen: als een patiënt ook last heeft van depressie of angststoornissen,
kunnen SSRI’s een extra voordeel bieden.
4. Hoe denk je dat het sociaal-interpersoonlijke model van PTSS, zoals voorgesteld door
Maercker en Horn (2013), kan worden geïntegreerd in de huidige therapeutische praktijken?
Het sociaal-interpersoonlijke model benadrukt dat trauma en herstel niet alleen een individueel
proces zijn, maar ook worden beïnvloed door sociale en culturele factoren.
Dit model kan worden geïntegreerd door:
- Meer aandacht te besteden aan sociale steun binnen de therapie. Dit kan door familie en
vrienden te betrekken in het behandelproces.
- Culturele factoren te erkennen, bijvoorbeeld door therapieën aan te passen aan
gemeenschapsgerichte culturen.
- Trauma-geïnformeerde zorg toe te passen, waarbij therapeuten zich bewust zijn van de bredere
maatschappelijke context waarin trauma en herstel plaatsvinden.
5. Welke verbeteringen of aanpassingen zou je voorstellen voor het model van Maercker en
Hecker om rekening te houden met culturele of sociaaleconomische factoren in het
herstelproces van PTSS?
- Meer aandacht te geven aan sociaaleconomische barrières. Armoede, werkloosheid en
beperkte toegang tot gezondheidszorg kunnen het herstelproces belemmeren. Interventies
moeten daarom ook sociale ondersteuning en nanciële hulp in overweging nemen.
- Culturele perspectieven beter te integreren. In sommige culturen wordt trauma op een
spirituele of collectieve manier verwerkt.
- Community-based interventies. Huidige behandelingen richten zich vaak op individuele
therapie, maar collectieve trauma’s (oorlogen of natuurrampen) vragen om een bredere,
gemeenschapsgerichte aanpak, zoals groepsinterventies en gemeenschapsopbouw.
fi ff
, 2. OCD - Leerdoelen
1. Beschrijf, begrijp en pas de diagnose/classi catie van OCD toe volgens de DSM-5-
classi catie.
Volgens de DSM-5 wordt OCD gekenmerkt door de aanwezigheid van obsessies en/of
compulsies.
- Obsessies: Terugkerende en aanhoudende gedachten, impulsen of beelden die als intrusief en
ongewenst worden ervaren en die angst of stress veroorzaken.
- Compulsies: Herhaalde gedragingen (handen wassen, controleren) of mentale handelingen
(bidden, tellen) die iemand zich gedwongen voelt uit te voeren om angst te verminderen of een
gevreesde gebeurtenis te voorkomen.
Deze symptomen zijn tijdrovend (meer dan 1 uur per dag) of veroorzaken signi cante stress of
beperkingen in sociale, beroepsmatige of andere belangrijke levensgebieden.
2. Beschrijf, begrijp en verklaar hoe OCD ontstaat (de etiologie).
- Genetica: Onderzoek toont aan dat genetische factoren ongeveer 40% van de variantie in
OCD-symptomen verklaren. Verschillende genetische markers, waaronder serotonerge en
glutamaterge genen, worden in verband gebracht met OCD.
- Neurobiologie: OCD wordt geassocieerd met disfunctie in het cortico-striatale-thalamo-
corticale (CSTC) circuit, wat betrokken is bij gedragscontrole en gewoontevorming.
- Omgevingsfactoren: Stressvolle of traumatische gebeurtenissen en perinatale complicaties
kunnen bijdragen aan het ontstaan van OCD.
3. Beschrijf, begrijp en verklaar de patronen, oorzaken en e ecten van OCD (epidemiologie).
- Prevalentie: De levenslange prevalentie van OCD ligt rond de 2-3% en de stoornis komt
wereldwijd voor.
- Demogra e: OCD begint vaak vroeg in het leven, met een gemiddelde aanvangsleeftijd van
18-29 jaar. Het komt vaker voor bij vrouwen in de algemene populatie, maar in klinische
settings zijn mannen en vrouwen ongeveer even vertegenwoordigd.
- E ecten: OCD leidt tot ernstige beperkingen in het dagelijks leven, zoals sociale en
beroepsmatige problemen. Patiënten met OCD hebben een verhoogd risico op comorbide
aandoeningen zoals depressie en angststoornissen.
4. Beschrijf, begrijp, verklaar en pas de meest e ectieve behandelingen voor OCD toe.
- Cognitieve gedragstherapie (CGT): Vooral exposure en responspreventie (ERP) is e ectief
bij het verminderen van OCD-symptomen.
- Farmacotherapie: SSRI's en soms tricyclische antidepressiva (clomipramine)
- Neuromodulatie: Bij therapieresistente OCD kunnen technieken zoals repetitieve
transcraniële magnetische stimulatie (rTMS) of diepe hersenstimulatie (DBS) worden
overwogen.
5. Observeer patiënten, herken symptomen van OCD en pas een basisdiagnose toe.
- OCD kan herkend worden aan typische obsessies (angst voor besmetting, agressieve of
seksuele gedachten) en compulsies (zoals overmatig wassen, tellen, controleren).
- Het gebruik van gevalideerde screeningsinstrumenten zoals de Yale-Brown Obsessive
Compulsive Scale (Y-BOCS) kan helpen bij de diagnose.
ff
fi fi fi ff ff fi ff
1. Beschrijf, begrijp en pas de diagnose/classi catie van PTSS toe volgens de DSM-5
De DSM-5 de nieert PTSS als een stoornis die ontstaat na blootstelling aan een traumatische
gebeurtenis waarbij sprake is van dreiging, verwonding of seksueel geweld. De diagnose wordt
gesteld op basis van 4 symptoomclusters:
1. Herbeleving ( ashbacks, nachtmerries).
2. Vermijding (situaties of gedachten vermijden die aan het trauma herinneren).
3. Negatieve veranderingen in cognitie en stemming (schuldgevoelens, emotionele
vervlakking).
4. Verhoogde prikkelbaarheid (slaapproblemen, woede-uitbarstingen).
De symptomen moeten langer dan één maand aanhouden en leiden tot ernstige stress of
disfunctioneren. De DSM-5 biedt een gestandaardiseerd diagnostisch kader, wat essentieel is
voor e ectieve behandeling.
2. Beschrijf, begrijp en leg uit hoe PTSS ontstaat (etiologie)
PTSS ontstaat door een samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren:
- Biologisch: Verhoogde activiteit van de amygdala, verminderde regulatie door de prefrontale
cortex en een ontregelde stressrespons (HPA-as).
- Psychologisch: Negatieve denkpatronen, dissociatie en een eerdere trauma-ervaring verhogen
het risico.
- Sociaal: Gebrek aan sociale steun, langdurige stress of collectief trauma (oorlogservaringen)
kunnen PTSS versterken.
Niet iedereen die trauma ervaart, ontwikkelt PTSS. Persoonlijke kwetsbaarheid en de manier
waarop iemand met trauma omgaat, spelen een grote rol.
3. Beschrijf, begrijp en leg uit de patronen, oorzaken en gevolgen van PTSS (epidemiologie)
PTSS komt wereldwijd voor bij ongeveer 6% van de bevolking, met een hoger risico bij
vrouwen. Bepaalde groepen, zoals militairen en hulpverleners, lopen extra risico.
- Intentioneel trauma (misbruik of geweld) leidt vaker tot PTSS dan natuurrampen.
- Hoe langer en intenser de blootstelling, hoe groter de kans op PTSS.
- Comorbiditeit met depressie, angststoornissen en middelenmisbruik komt vaak voor.
PTSS kan werk, relaties en sociale interacties ernstig verstoren en is geassocieerd met chronische
pijn, slaapproblemen en verhoogd suïciderisico.
4. Beschrijf, begrijp en pas de meest e ectieve behandelingen voor PTSS toe
- Cognitieve Gedragstherapie (CGT)
- Prolonged Exposure (PE): Gecontroleerde blootstelling aan trauma-gerelateerde
herinneringen.
- Cognitive Processing Therapy (CPT): Gericht op het veranderen van negatieve overtuigingen
over het trauma.
- Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR): Stimuleert traumaverwerking via
bilaterale stimulatie (oogbewegingen).
- Farmacotherapie wordt soms ingezet, vooral SSRI’s zoals sertraline of paroxetine. Medicatie
helpt vooral om symptomen te verlichten, maar psychotherapie heeft doorgaans een
duurzamer e ect.
ff fffi fl ff fi
,5. Observeer patiënten, herken symptomen van PTSS en pas een basisdiagnose toe
PTSS kan herkend worden door observatie en vragenlijsten zoals de PTSD Checklist (PCL-5).
Belangrijke signalen zijn:
- Herbelevingen en vermijdingsgedrag.
- Verhoogde prikkelbaarheid (woede, slaapproblemen).
- Emotionele vervlakking of negatieve stemming.
Een basisdiagnose vereist een gestructureerd klinisch interview en een beoordeling van de
impact op het dagelijks functioneren.
6. Ontwikkel een basisbehandelplan voor PTSS
1. Diagnostische evaluatie: Vragenlijsten en klinisch interview om PTSS en comorbiditeit vast te
stellen.
2. Psycho-educatie: Uitleg over PTSS, triggers en copingstrategieën.
3. Behandeling op maat:
- CGT (PE of CPT) of EMDR als primaire therapieën.
- SSRI’s bij ernstige symptomen of als aanvulling op psychotherapie.
4. Monitoring: Regelmatige follow-ups om voortgang te evalueren en de behandeling zo nodig
aan te passen.
5. Sociale ondersteuning: Betrekken van familie of groepstherapie ter bevordering van herstel.
Een geïntegreerde aanpak met psychotherapie, sociale ondersteuning en indien nodig
medicatie biedt de beste kans op langdurig herstel.
,Verdiepende vragen PTSD
1. De DSM-5 beschrijft speci eke criteria voor de diagnose van PTSS, met de nadruk op
symptomen zoals herbeleving, vermijding, negatieve stemming en verhoogde
prikkelbaarheid na blootstelling aan trauma. Wat zijn volgens jou de sterke en zwakke
punten van deze criteria bij het vastleggen van de volledige reikwijdte van PTSS, vooral bij
diverse bevolkingsgroepen?
- Een belangrijke sterkte van de DSM-5-criteria is dat ze een gestandaardiseerd kader bieden
voor de diagnose van PTSS, waardoor clinici over de hele wereld op een consistente manier
PTSS kunnen identi ceren. De 4 symptoomclusters (herbeleving, vermijding, negatieve
stemming en verhoogde prikkelbaarheid) dekken een breed scala aan psychologische en
fysiologische reacties op trauma.
- Een beperking is dat de DSM-5 zich richt op een vrij individualistische en westerse kijk op
PTSS. In niet-westerse culturen kunnen trauma-gerelateerde klachten zich anders uiten, zoals
lichamelijke symptomen in plaats van emotionele of cognitieve veranderingen. Bovendien houdt
de DSM-5 onvoldoende rekening met culturele en contextuele factoren, zoals de invloed van
collectieve trauma’s (oorlog of koloniale onderdrukking) of variërende uitingsvormen van
distress in verschillende populaties. Dit kan ertoe leiden dat sommige mensen met PTSS niet
correct worden gediagnosticeerd of niet de juiste zorg krijgen.
2. Het artikel van Lancaster et al. benadrukt het belang van evidence-based
psychotherapieën zoals Prolonged Exposure (PE) en Cognitive Processing Therapy (CPT)
voor de behandeling van PTSS. Hoewel deze therapieën e ectief zijn, zijn ze mogelijk niet
geschikt voor iedereen vanwege factoren zoals de ernst van het trauma, comorbide
stoornissen of culturele overwegingen. Wat zijn de uitdagingen bij de implementatie van
deze therapieën bij diverse bevolkingsgroepen, en hoe kunnen clinici deze benaderingen
aanpassen om de toegankelijkheid en behandelresultaten te verbeteren?
- Een grote uitdaging bij de implementatie van PE en CPT is dat deze therapieën vaak intensief
en confronterend zijn, wat problematisch kan zijn voor mensen met ernstige PTSS of
dissociatieve symptomen. Daarnaast kunnen comorbide stoornissen, zoals depressie of
middelenmisbruik, het moeilijk maken voor cliënten om volledig deel te nemen aan een
gestructureerd behandelingsprogramma.
- Culturele factoren spelen ook een rol: in sommige culturen is praten over trauma niet
gebruikelijk of wordt psychische hulpverlening gestigmatiseerd. Hierdoor kan het moeilijk zijn
om therapieën zoals CPT (die sterk afhankelijk zijn van verbale verwerking) e ectief in te zetten.
Om deze uitdagingen aan te pakken, kunnen clinici de therapieën aanpassen aan de speci eke
behoeften van hun cliënten. Dit kan door:
- Flexibele benaderingen te gebruiken, zoals narratieve therapie of groepssessies, die beter
aansluiten bij gemeenschapsgerichte culturen.
- Psycho-educatie en stigma-reductie toe te passen om therapie toegankelijker te maken.
- Trauma-sensitieve benaderingen te hanteren die rekening houden met culturele opvattingen
over trauma en genezing.
fi fi ff ff fi
,3. Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) zijn de meest onderzochte
farmacologische behandeling voor PTSS, maar het artikel van Lancaster et al. merkt op dat
er vaak terugval optreedt na stopzetting van medicatie. Gezien dit feit, hoe zou je de
relatieve voordelen van farmacotherapie versus psychotherapie beoordelen voor de
langetermijnbehandeling van PTSS? Welke factoren moeten clinici overwegen bij de keuze
tussen deze behandelopties, en welk verder onderzoek is nodig om de rol van
farmacotherapie in PTSS-behandeling beter te begrijpen?
- Psychotherapie heeft over het algemeen duurzamere e ecten dan medicatie, omdat het
patiënten helpt om hun trauma te verwerken en copingstrategieën te ontwikkelen. Therapieën
zoals CGT en EMDR kunnen blijvende verbeteringen opleveren, zelfs nadat de behandeling is
afgerond.
- Farmacotherapie, zoals SSRI’s, kan echter nuttig zijn als aanvullende behandeling, vooral bij
patiënten met ernstige symptomen of die moeite hebben om deel te nemen aan
psychotherapie. Medicatie kan helpen om de emotionele intensiteit van PTSS-symptomen te
verminderen, waardoor patiënten beter in staat zijn om aan therapie deel te nemen.
Clinici moeten bij hun keuze de volgende factoren overwegen:
- Ernst van de symptomen: bij zeer ernstige PTSS kan een combinatie van medicatie en
therapie de beste aanpak zijn.
- Voorkeur en bereidheid patiënt: sommige mensen verkiezen medicatie boven therapie of
hebben onvoldoende toegang tot langdurige psychotherapie.
- Comorbide stoornissen: als een patiënt ook last heeft van depressie of angststoornissen,
kunnen SSRI’s een extra voordeel bieden.
4. Hoe denk je dat het sociaal-interpersoonlijke model van PTSS, zoals voorgesteld door
Maercker en Horn (2013), kan worden geïntegreerd in de huidige therapeutische praktijken?
Het sociaal-interpersoonlijke model benadrukt dat trauma en herstel niet alleen een individueel
proces zijn, maar ook worden beïnvloed door sociale en culturele factoren.
Dit model kan worden geïntegreerd door:
- Meer aandacht te besteden aan sociale steun binnen de therapie. Dit kan door familie en
vrienden te betrekken in het behandelproces.
- Culturele factoren te erkennen, bijvoorbeeld door therapieën aan te passen aan
gemeenschapsgerichte culturen.
- Trauma-geïnformeerde zorg toe te passen, waarbij therapeuten zich bewust zijn van de bredere
maatschappelijke context waarin trauma en herstel plaatsvinden.
5. Welke verbeteringen of aanpassingen zou je voorstellen voor het model van Maercker en
Hecker om rekening te houden met culturele of sociaaleconomische factoren in het
herstelproces van PTSS?
- Meer aandacht te geven aan sociaaleconomische barrières. Armoede, werkloosheid en
beperkte toegang tot gezondheidszorg kunnen het herstelproces belemmeren. Interventies
moeten daarom ook sociale ondersteuning en nanciële hulp in overweging nemen.
- Culturele perspectieven beter te integreren. In sommige culturen wordt trauma op een
spirituele of collectieve manier verwerkt.
- Community-based interventies. Huidige behandelingen richten zich vaak op individuele
therapie, maar collectieve trauma’s (oorlogen of natuurrampen) vragen om een bredere,
gemeenschapsgerichte aanpak, zoals groepsinterventies en gemeenschapsopbouw.
fi ff
, 2. OCD - Leerdoelen
1. Beschrijf, begrijp en pas de diagnose/classi catie van OCD toe volgens de DSM-5-
classi catie.
Volgens de DSM-5 wordt OCD gekenmerkt door de aanwezigheid van obsessies en/of
compulsies.
- Obsessies: Terugkerende en aanhoudende gedachten, impulsen of beelden die als intrusief en
ongewenst worden ervaren en die angst of stress veroorzaken.
- Compulsies: Herhaalde gedragingen (handen wassen, controleren) of mentale handelingen
(bidden, tellen) die iemand zich gedwongen voelt uit te voeren om angst te verminderen of een
gevreesde gebeurtenis te voorkomen.
Deze symptomen zijn tijdrovend (meer dan 1 uur per dag) of veroorzaken signi cante stress of
beperkingen in sociale, beroepsmatige of andere belangrijke levensgebieden.
2. Beschrijf, begrijp en verklaar hoe OCD ontstaat (de etiologie).
- Genetica: Onderzoek toont aan dat genetische factoren ongeveer 40% van de variantie in
OCD-symptomen verklaren. Verschillende genetische markers, waaronder serotonerge en
glutamaterge genen, worden in verband gebracht met OCD.
- Neurobiologie: OCD wordt geassocieerd met disfunctie in het cortico-striatale-thalamo-
corticale (CSTC) circuit, wat betrokken is bij gedragscontrole en gewoontevorming.
- Omgevingsfactoren: Stressvolle of traumatische gebeurtenissen en perinatale complicaties
kunnen bijdragen aan het ontstaan van OCD.
3. Beschrijf, begrijp en verklaar de patronen, oorzaken en e ecten van OCD (epidemiologie).
- Prevalentie: De levenslange prevalentie van OCD ligt rond de 2-3% en de stoornis komt
wereldwijd voor.
- Demogra e: OCD begint vaak vroeg in het leven, met een gemiddelde aanvangsleeftijd van
18-29 jaar. Het komt vaker voor bij vrouwen in de algemene populatie, maar in klinische
settings zijn mannen en vrouwen ongeveer even vertegenwoordigd.
- E ecten: OCD leidt tot ernstige beperkingen in het dagelijks leven, zoals sociale en
beroepsmatige problemen. Patiënten met OCD hebben een verhoogd risico op comorbide
aandoeningen zoals depressie en angststoornissen.
4. Beschrijf, begrijp, verklaar en pas de meest e ectieve behandelingen voor OCD toe.
- Cognitieve gedragstherapie (CGT): Vooral exposure en responspreventie (ERP) is e ectief
bij het verminderen van OCD-symptomen.
- Farmacotherapie: SSRI's en soms tricyclische antidepressiva (clomipramine)
- Neuromodulatie: Bij therapieresistente OCD kunnen technieken zoals repetitieve
transcraniële magnetische stimulatie (rTMS) of diepe hersenstimulatie (DBS) worden
overwogen.
5. Observeer patiënten, herken symptomen van OCD en pas een basisdiagnose toe.
- OCD kan herkend worden aan typische obsessies (angst voor besmetting, agressieve of
seksuele gedachten) en compulsies (zoals overmatig wassen, tellen, controleren).
- Het gebruik van gevalideerde screeningsinstrumenten zoals de Yale-Brown Obsessive
Compulsive Scale (Y-BOCS) kan helpen bij de diagnose.
ff
fi fi fi ff ff fi ff