1.1 Vragen stellen over het verleden en het heden
Bij de studie van geschiedenis stellen we vier soorten historische vragen:
1. Vragen over het verleden
Bijv. "Hoe verliepen de West-Europese ontdekkingen in de 15e-16e eeuw?"
2. Vragen over de relatie tussen heden en verleden
Bijv. "Was men in de vroegmoderne tijd toleranter voor andersdenkenden dan
vandaag?"
3. Vragen over hoe we kennis over het verleden verkrijgen
Bijv. "Hoe weten we wat Europeanen in de 17e eeuw aten?"
4. Vragen over het beeld van het verleden
Bijv. "Klopt het beeld van Leonardo da Vinci als genie?"
Criteria voor een goede vraag:
● Afgebakend in tijd (over welke periode gaat het?).
● Afgebakend in ruimte (over welke regio gaat het?).
● Betrekking op één of meerdere domeinen (maatschappelijk, economisch, politiek,
cultureel).
● Onderzoekbaar en haalbaar (voldoende bronnen, niet te breed).
Conclusie: Onvoldoende afbakening of gebrek aan bronnen maakt een vraag moeilijk of
onmogelijk om te onderzoeken.
1.2 Bronnen kritisch bestuderen en gebruiken
● Historisch werk: Analyse en synthese gemaakt op basis van bronnen (bijv. een
essay van een historicus).
● Historische bron: Getuigenissen of voorwerpen uit het verleden.
○ Primaire bron: Uit de tijd zelf, rechtstreeks en zonder tussenpersonen.
○ Secundaire bron: Niet uit de tijd zelf, gemaakt door niet-ooggetuigen.
Bronnen kunnen geschreven of ongeschreven zijn:
● Geschreven bronnen: Tekst als kern (dagboeken, wetten, kranten).
● Ongeschreven bronnen: Mondelinge (interviews) of materiële (foto’s, schilderijen)
aard.
Bij het gebruik van een bron letten we op:
● Bruikbaarheid: Helpt de bron om de vraag te beantwoorden?
● Betrouwbaarheid: Klopt de informatie? Is ze standplaatsgebonden?
● Representativiteit: Beeldt de bron een normbevestigende of normafwijkende
mening uit?
1.3 Verband tussen verleden en heden
● Verschil tussen verleden en geschiedenis:
○ Het verleden is alles wat gebeurd is.
, ○ Geschiedenis is de wetenschap hoe wij dat verleden reconstrueren op basis
van bronnen.
Geschiedenis verandert voortdurend doordat nieuwe bronnen en interpretaties verschijnen.
Historici bouwen met fragmenten een beeld, maar dat is nooit definitief of compleet.
Conclusie: Geschiedenis is afhankelijk van bronnen en standplaatsgebondenheid.
1.4 Nova reperta en het begin van een nieuwe tijd
- Rond 1590 publiceerde Jan van der Straet de prentenreeks Nova Reperta, die
nieuwe uitvindingen en ontdekkingen afbeeldde.
- Deze werden gepresenteerd als vernieuwingen, maar sommige waren al bekend uit
de middeleeuwen of de oudheid.
- Desondanks voelden Stradanus en zijn tijdgenoten dat ze in een nieuwe tijd leefden,
die ze van de middeleeuwen onderscheiden.
- Historici noemden de periode tussen 1450 en 1750 de "nieuwe tijd", maar sinds de
jaren 1950 wordt er ook erkend dat veel elementen van de middeleeuwen
voortbestonden.
- Daarom spreken historici nu van de vroegmoderne tijd (1453/1492/1517 -
1789/1815) die zowel nieuwe ontwikkelingen als continuïteit met de middeleeuwen
omvat.
Kenmerken van de nieuwe tijd:
● Continuïteit: Middeleeuwse invloeden bleven aanwezig.
● Innovatie: Ontwikkelingen zoals drukkunst en ontdekkingsreizen.
1. Het Rooms-Katholieke geloof in een notendop
De zeven sacramenten en het christelijk geloof
De zeven sacramenten (doopsel, communie, biecht, priesterwijding, huwelijk, ziekenzalving)