Beroepssituatie 4
1
, Inhoudsopgave
1. Klinisch redeneren
Leerdoel 1 t/m 6
➢ Anamnese en lichamelijk onderzoek m.b.t. enkele patronen van Gordon
➢ NANDA-vaardigheden
➢ NOC-vaardigheden
➢ NIC-vaardigheden
2. VerpleegTechnische Vaardigheden (VTV)
Leerdoel 7 t/m 9
➢ ‘Regel van vijf’
➢ Bepalen van de bloedglucose
➢ Medicatietoediening via subcutane of intramusculaire injectie
3. Medische Biologie (MB)
Leerdoel 10 t/m 24
➢ Atherosclerose, trombose en embolie
➢ CVA en TIA
➢ Epidurale, subdurale en subarachnoïdale bloedingen
➢ Hersenletsel en beperkingen in dagelijkse levensverrichtingen
➢ Anatomie en fysiologie van cardiovasculair systeem
➢ Anatomie en fysiologie van het prikkelgeleidingssysteem van het hart
➢ Regulatie van de bloeddruk, hartcyclus en hartcapaciteit
➢ Verschillende typen diabetes
➢ Botverbindingen, beenderen en opbouw beenweefsel
➢ Osteoporose
➢ Fracturen
4. Overig
Leerdoel 25 t/m 36
➢ Complexiteit van de verpleegsituatie en patiënttoewijzing
➢ Triage
➢ Multidisciplinaire samenwerking
➢ Veiligheid in de zorgverlening
2
,1) De student kan benoemen welke vragen, observaties en lichamelijk
onderzoek gericht op het functionele gezondheidspatroon
rollen/relaties van toepassing zijn in een gegeven zorgsituatie
Vragen
• Wat is uw gezinssituatie?
• Maakt u zich zorgen over uw thuis, werk, opleiding nu u behandelt wordt?
• Zijn mensen afhankelijk van u voor bepaalde zaken?
• Ervaart u dat uw ziekte en/of behandeling uw rollen binnen het gezin en de
maatschappij heeft veranderd?
Observaties
• Interactie met familie
Lichamelijk onderzoek
• Vitale functies
2) De student kan benoemen welke vragen, observaties en lichamelijk
onderzoek gericht op het functionele gezondheidspatroon:
activiteit en inspanning van toepassing zijn in een gegeven
zorgsituatie
Vragen
• Heeft u voldoende energie voor de door u gewenste activiteit?
• Kunt u aangeven of en welke hulp u nodig heet bij de dagelijkse lichamelijke
verzorging?
• Heeft u hulpverlening thuis, zo ja wat voor hulp?
• Zijn er activiteiten die u niet meer kunt beoefenen door uw ziekte?
Observaties
• Ademhaling/dyspneu
• Bloeddruk
• Verzorgd uiterlijk
Lichamelijk onderzoek
• Vitale functies
3) De student kan in laag-middencomplexe situaties verpleegkundige
diagnoses volgens de NANDA opstellen
Benoem bij het formuleren van de diagnose altijd wat de reden of oorzaak is. De
verpleegkundige diagnose stel je aan de hand van de PES-structuur uit de NANDA.
Het helpt je om verschillende zaken uit elkaar te houden en dwingt tot analyse.
3
, De zaken die uit elkaar gehouden moeten worden zijn:
• Wat is voor deze cliënt het probleem/het aandachtspunt?
• Waardoor wordt het probleem veroorzaakt of in stand gehouden?
• Wat heb je geobserveerd bij de zorgvrager dat duidt op het vastgestelde
probleem?
• Wat geeft de cliënt aan over het probleem?
P = Probleem
Wat zijn de klachten, gezondheidsverstoringen en de reactie van de patiënt op de
ziekte?
E = Etiologie
Wat is de ziekteoorzaak en wat zijn de samenhangende factoren?
S = Signalen en Symptomen
Zijn er aanwijzingen, signalen en waarneembare verschijnselen?
Een verpleegkundige diagnose mag in principe alleen gesteld worden als 50% (of
meer) bepalende kenmerken van toepassing zijn op de cliënt. Als dit niet het geval is
heb je waarschijnlijk niet de meest passende diagnose gevonden en is het zinvol om
verder te zoeken.
Bij het stellen van een nauwkeurige verpleegkundige diagnose wordt van de
verpleegkundige het volgende verwacht:
• Valide en relevante gegevens verzamelen
• Gegevens analyseren en groeperen tot clusters
• Verpleegkundige diagnosen onderscheiden van multidisciplinaire problemen
• Verpleegkundige diagnosen omschrijven volgens NANDA- en PES-methodiek
• Prioriteiten stellen
4) Kan de onderstaande NANDA-diagnoses herkennen:
• Overbelasting van de mantelzorger
Mantelzorger kan lichamelijke en/of psychische klachten ervaren, een
verandering in zorgactiviteiten ervaren en de relatie tussen zorgvrager en
mantelzorger kan veranderen.
• Risico op overbelasting van de mantelzorger
Risicofactoren:
o Onvoldoende respijtzorg voor mantelzorger
o Partner als mantelzorger
o Ineffectief relatiepatroon tussen mantelzorger en zorgvrager
o Langdurige mantelzorg vereist
o Isolement van de mantelzorger
• Mobiliteitstekort, lichamelijk
Bepalende kenmerken:
o Verminderde motoriek
o Moeite met draaien
4