Hoofdstuk 7 – het naturalisme en het bewustzijn
Bewustzijn en de natuurlijke methode
Alleen materialistische posities neemt de wetenschap én de geest serieus; materialisme = correct.
Doel = illusies omtrent bewustzijn ontmaskeren. → Het naturalistisch standpunt = dit soort vragen
zijn het best te beantwoorden via de wetenschap.
7.1 De ‘explenatory gap’/ de verklaringskloof
Fenomenaal bewustzijn = what-it-is-likeness, qualia, de subjectiviteit van de ervaring.
(In vervolg; bewustzijn = fenomenaal bewustzijn)
Fenomenologie = hoe iemand iets ervaart
▪ Introspectie: stilstaan bij de fenomenologie van je eigen ervaring
▪ Rapportage: iemand anders vertelt over de fenomenologie van hun ervaring.
→ Verklaringskloof: de kloof tussen de wetenschappelijke verklaring van bewustzijn en hoe we er
feitelijk over praten.
▪ Aan de ene kant materie; materialistische benadering van bewustzijn.
▪ Aan de andere kant fenomenologie; gevoel van bewustzijn.
2 interpretaties van de verklaringskloof:
1. Kloof = epistemologisch probleem: materialistische verklaring is mogelijk, maar we hebben
niet genoeg cognitieve vermogens om het bewustzijn te kunnen verklaren.
2. Kloof = metafysisch probleem: materialistische verklaring is onmogelijk, qualia ≠ fysisch →
materialisme = verkeerd.
Chalmers; “Het bewustzijn kampt met makkelijke en moeilijke problemen”
▪ Makkelijke problemen: bewuste mentale toestanden waarvan we de functie of causale rol
perfect weten; want we kunnen dan wetenschappelijk onderzoeken welke breinstructuren
die functies of rollen vervullen (neurale correlaten vinden).
▪ Moeilijke problemen: gaan over qualia, kan niet verklaard worden a.d.h.v. neurale
correlaten.
Door eerst makkelijke problemen aan te pakken, hopen we daarna ook de moeilijke op te kunnen
lossen.
7.3 Argumenten tegen materialisme
1. "Hoe is het om een vleermuis te zijn?” Thomas Nagel
▪ Het bewustzijn zelf wordt uit de wetenschappelijke verklaring weggelaten, waardoor een
materialistische benadering van het fenomenale bewustzijn niet volledig kan zijn.
▪ Qualia = subjectief, niet objectief.
▪ Uitdaging voor materialisme; epistemologisch probleem → we beschikken niet over de
juiste concepten om een subjectief karakter te kunnen verklaren.
→ Thomas Nagel denkt dat we dit ooit wel zullen kunnen. Daniel Dennet:
gedachte-experimenten
→ intuïtiepompen
2. “Mary de superwetenschapper” Frank Jackson
▪ Mary weet alles over kleur maar kan zelf geen kleuren zien. Wanneer Mary ineens wel
kleuren kan zien; leert ze dan iets nieuws? → Kennisargument.
▪ Argumentatie van Jackson = problematisch;
1. Verschil in intuïties: sommigen zeggen van wel, sommigen van niet.
2. Theoretische kennis ≠ directe ervaring
→ Materialisme hoeft niet verworpen te worden o.b.v. dit argument.
,3. “Fenomenale zombies” David Chalmers
▪ Er is een wereld dat exact een kopie is van die van ons, maar dan zonder fenomenale
eigenschappen. → Mensen daar zijn zombies.
▪ Als deze zombies kunnen bestaan, suggereert dit dat fenomenale eigenschappen geen
fysieke eigenschappen zijn en dus zou het materialisme onjuist zijn.
▪ Argumentatie van Chalmers = problematisch;
1. We weten niet of fenomenale zombies zouden kunnen bestaan
2. En al zouden ze bestaan, weten we niet of zij hetzelfde fenomenale bewustzijn
hebben.
▪ Dualistische benadering.
Het concept van fenomenale zombies is interessant omdat:
▪ De meeste mensen verwerpen het idee van fenomenale zombies, wat tegen dualisme is.
▪ Tegelijkertijd vormt het een uitdaging voor het materialisme, omdat een goede
materialistische theorie moet uitleggen waarom deze zombies denkbaar zijn, maar niet
werkelijk bestaan.
▪ In de echte wereld zijn er gevallen die lijken op Chalmers’ zombies, zoals moorddadig
slaapwandelen en blindsight.
→ Het bewustzijn moet een rol spelen en het heeft iets te maken met de hersenen.
4. “We zijn gewoon niet slim genoeg” Colin McGinn
▪ Een materialistische verklaring van de bewuste geest is mogelijk, maar door de
epistemologische kloof, beschikken we gewoon niet over de cognitieve capaciteiten.
▪ Er zijn echter 2 manieren om de geest-lichaam relatie te onderzoeken:
1. Het brein als beginpunt nemen en neurowetenschap gebruiken. → Geen mentale
concepten.
2. De geest als beginpunt nemen en introspectie gebruiken. → Geen fysieke concepten.
→ Beiden kunnen geest-lichaam relatie niet verklaren, de stap van het ene naar het andere
domein wordt namelijk niet gedaan.
▪ Vormt wel een probleem voor het materialisme: als we aannemen dat het bewustzijn nooit
volledig materialistisch verklaard kan worden, dan is dit een epistemologisch probleem.
McGinn ziet een belangrijke mogelijkheid over het hoofd; introspectie en neurowetenschap met
elkaar combineren en interdisciplinair te werken.
→ Dit is wat Owen Flanagan voorstelde met zijn natuurlijke methode.
7.4 De natuurlijke methode
Flanagan zegt: geest-lichaamsprobleem op een interdisciplinaire manier aanpakken; door de
methoden te combineren → natuurlijke methode.
▪ We moeten fenomenologie, psychologie en neurowetenschappen serieus nemen en
combineren, zodat we vragen kunnen beantwoorden.
▪ Deze hoofddisciplines zijn nog onder te verdelen in: filosofie, biologie, psychiatrie,
antropologie, sociologie en fysica.
▪ Door minstens 2 disciplines te combineren, zal je kennis vergaren die je met 1 discipline
nooit te weten was gekomen.
o De Penfield Homunculus: combineren hersenonderzoek en fenomenologie.
o Depressie: fenomenologie en neurologie hielp bij het maken van behandelingen
voor depressie → medicatie.
Conclusie: door de natuurlijke methode te gebruiken, zouden we het geest-lichaamsprobleem
materialistische kunnen aanpakken. We moeten samenwerken met andere disciplines en de
fenomenologie serieus nemen.
, Hoofdstuk 8 – het bewustzijn en de grote illusie
Het moeilijke probleem als illusieprobleem
→ Het moeilijke probleem: hoe we qualia verklaren vanuit een materialistische theorie.
Wat houdt ‘bewustzijn’ in?
▪ Fenomenaal bewustzijn/ qualia.
▪ Bewuste acties – ze staan onder controle.
▪ Staten die we kunnen rapporteren.
▪ Staten waarvan wij op de hoogte zijn.
▪ Toegangsbewustzijn: staten die info beschikbaar maken voor later gebruik.
Het moeilijke probleem aanpakken:
▪ Pessimisme: we hebben niet de juiste concepten; we zijn niet slim genoeg of hebben een
ander perspectief nodig.
▪ Optimisme: eerst de makkelijke problemen aanpakken. Of zeggen dat er geen probleem is –
het is een illusie.
Daniel Dennet: we weten eigenlijk niet echt wat fenomenaal bewustzijn is; daardoor weten we niet
precies wat we willen verklaren en daarom is het probleem zo moeilijk. O.b.v. deze uitspraak stelde
hij dat bewustzijn verklaard kan worden via de antwoorden op makkelijke vragen → Er is dus geen
‘bewustzijn’ om op te lossen. → Het moeilijke probleem = illusieprobleem. → We moeten illusies
over subjectieve ervaringen doorgronden.
Illusionisme
▪ Zwak illusionisme: bewustzijn is niet zoals het lijkt voor ons, of zoals het wordt beschreven.
▪ Sterk illusionisme: het bewustzijn bestaat niet.
8.1 de grote illusie: visuele perceptie
Perceptuele illusies ondersteunen het idee dat alles net is wat het lijkt. → We vergissen ons dus bij
dit soort illusies en we kunnen ons op zo’n zelfde manier vergissen over het bewustzijn. → Het lijkt
alsof het bewustzijn kenmerken/ eigenschappen heeft, die het eigenlijk helemaal niet heeft.
3 veronderstellingen van de visiewetenschap:
1. Het rijke en gedetailleerde scala aan mentale/ visuele voorstellingen: het voelt alsof onze
visuele ervaring geen kloven kent, alsof we alles in 1 keer kunnen waarnemen.
2. Definitie van inhoud: elk object dat verschijnt in mijn visuele ervaring maakt deel uit van de
inhoud van die ervaring.
3. Mentale beelden: iets zien is een proces waarbij een reeks mentale beelden wordt
opgebouwd. Dat zijn mentale voorstellingen waar we later toegang hebben.
→ In combinatie zorgen deze veronderstellingen ervoor dat we door de mentale beelden in ons
hoofd onze perceptie zo rijk en gedetailleerd is en dat er daarom ook een duidelijk inhoud van je
perceptie is. → Beelden-in-het-hoofd opvatting van waarneming.
Alva Noë: dit is juist de grote illusie; visuele perceptie lijkt zo, maar is niet zo. Fout over hoe we zien.
8.2 Argumenten ter ondersteuning van de grote illusie
1. Het homunculus probleem: tegen beelden-in-het-hoofd opvatting → theater van de geest.
Als ‘zien’ inhoudt dat we mentale beelden construeren in ons hoofd, dan moet een ander systeem in
ons brein die mentale afbeelding ‘zien’. Maar op die manier kunnen we oneindig doorgaan, met
systemen die mentale beelden moeten zien die door voorgaande systemen zijn opgebouwd... →
Dennett
Bewustzijn en de natuurlijke methode
Alleen materialistische posities neemt de wetenschap én de geest serieus; materialisme = correct.
Doel = illusies omtrent bewustzijn ontmaskeren. → Het naturalistisch standpunt = dit soort vragen
zijn het best te beantwoorden via de wetenschap.
7.1 De ‘explenatory gap’/ de verklaringskloof
Fenomenaal bewustzijn = what-it-is-likeness, qualia, de subjectiviteit van de ervaring.
(In vervolg; bewustzijn = fenomenaal bewustzijn)
Fenomenologie = hoe iemand iets ervaart
▪ Introspectie: stilstaan bij de fenomenologie van je eigen ervaring
▪ Rapportage: iemand anders vertelt over de fenomenologie van hun ervaring.
→ Verklaringskloof: de kloof tussen de wetenschappelijke verklaring van bewustzijn en hoe we er
feitelijk over praten.
▪ Aan de ene kant materie; materialistische benadering van bewustzijn.
▪ Aan de andere kant fenomenologie; gevoel van bewustzijn.
2 interpretaties van de verklaringskloof:
1. Kloof = epistemologisch probleem: materialistische verklaring is mogelijk, maar we hebben
niet genoeg cognitieve vermogens om het bewustzijn te kunnen verklaren.
2. Kloof = metafysisch probleem: materialistische verklaring is onmogelijk, qualia ≠ fysisch →
materialisme = verkeerd.
Chalmers; “Het bewustzijn kampt met makkelijke en moeilijke problemen”
▪ Makkelijke problemen: bewuste mentale toestanden waarvan we de functie of causale rol
perfect weten; want we kunnen dan wetenschappelijk onderzoeken welke breinstructuren
die functies of rollen vervullen (neurale correlaten vinden).
▪ Moeilijke problemen: gaan over qualia, kan niet verklaard worden a.d.h.v. neurale
correlaten.
Door eerst makkelijke problemen aan te pakken, hopen we daarna ook de moeilijke op te kunnen
lossen.
7.3 Argumenten tegen materialisme
1. "Hoe is het om een vleermuis te zijn?” Thomas Nagel
▪ Het bewustzijn zelf wordt uit de wetenschappelijke verklaring weggelaten, waardoor een
materialistische benadering van het fenomenale bewustzijn niet volledig kan zijn.
▪ Qualia = subjectief, niet objectief.
▪ Uitdaging voor materialisme; epistemologisch probleem → we beschikken niet over de
juiste concepten om een subjectief karakter te kunnen verklaren.
→ Thomas Nagel denkt dat we dit ooit wel zullen kunnen. Daniel Dennet:
gedachte-experimenten
→ intuïtiepompen
2. “Mary de superwetenschapper” Frank Jackson
▪ Mary weet alles over kleur maar kan zelf geen kleuren zien. Wanneer Mary ineens wel
kleuren kan zien; leert ze dan iets nieuws? → Kennisargument.
▪ Argumentatie van Jackson = problematisch;
1. Verschil in intuïties: sommigen zeggen van wel, sommigen van niet.
2. Theoretische kennis ≠ directe ervaring
→ Materialisme hoeft niet verworpen te worden o.b.v. dit argument.
,3. “Fenomenale zombies” David Chalmers
▪ Er is een wereld dat exact een kopie is van die van ons, maar dan zonder fenomenale
eigenschappen. → Mensen daar zijn zombies.
▪ Als deze zombies kunnen bestaan, suggereert dit dat fenomenale eigenschappen geen
fysieke eigenschappen zijn en dus zou het materialisme onjuist zijn.
▪ Argumentatie van Chalmers = problematisch;
1. We weten niet of fenomenale zombies zouden kunnen bestaan
2. En al zouden ze bestaan, weten we niet of zij hetzelfde fenomenale bewustzijn
hebben.
▪ Dualistische benadering.
Het concept van fenomenale zombies is interessant omdat:
▪ De meeste mensen verwerpen het idee van fenomenale zombies, wat tegen dualisme is.
▪ Tegelijkertijd vormt het een uitdaging voor het materialisme, omdat een goede
materialistische theorie moet uitleggen waarom deze zombies denkbaar zijn, maar niet
werkelijk bestaan.
▪ In de echte wereld zijn er gevallen die lijken op Chalmers’ zombies, zoals moorddadig
slaapwandelen en blindsight.
→ Het bewustzijn moet een rol spelen en het heeft iets te maken met de hersenen.
4. “We zijn gewoon niet slim genoeg” Colin McGinn
▪ Een materialistische verklaring van de bewuste geest is mogelijk, maar door de
epistemologische kloof, beschikken we gewoon niet over de cognitieve capaciteiten.
▪ Er zijn echter 2 manieren om de geest-lichaam relatie te onderzoeken:
1. Het brein als beginpunt nemen en neurowetenschap gebruiken. → Geen mentale
concepten.
2. De geest als beginpunt nemen en introspectie gebruiken. → Geen fysieke concepten.
→ Beiden kunnen geest-lichaam relatie niet verklaren, de stap van het ene naar het andere
domein wordt namelijk niet gedaan.
▪ Vormt wel een probleem voor het materialisme: als we aannemen dat het bewustzijn nooit
volledig materialistisch verklaard kan worden, dan is dit een epistemologisch probleem.
McGinn ziet een belangrijke mogelijkheid over het hoofd; introspectie en neurowetenschap met
elkaar combineren en interdisciplinair te werken.
→ Dit is wat Owen Flanagan voorstelde met zijn natuurlijke methode.
7.4 De natuurlijke methode
Flanagan zegt: geest-lichaamsprobleem op een interdisciplinaire manier aanpakken; door de
methoden te combineren → natuurlijke methode.
▪ We moeten fenomenologie, psychologie en neurowetenschappen serieus nemen en
combineren, zodat we vragen kunnen beantwoorden.
▪ Deze hoofddisciplines zijn nog onder te verdelen in: filosofie, biologie, psychiatrie,
antropologie, sociologie en fysica.
▪ Door minstens 2 disciplines te combineren, zal je kennis vergaren die je met 1 discipline
nooit te weten was gekomen.
o De Penfield Homunculus: combineren hersenonderzoek en fenomenologie.
o Depressie: fenomenologie en neurologie hielp bij het maken van behandelingen
voor depressie → medicatie.
Conclusie: door de natuurlijke methode te gebruiken, zouden we het geest-lichaamsprobleem
materialistische kunnen aanpakken. We moeten samenwerken met andere disciplines en de
fenomenologie serieus nemen.
, Hoofdstuk 8 – het bewustzijn en de grote illusie
Het moeilijke probleem als illusieprobleem
→ Het moeilijke probleem: hoe we qualia verklaren vanuit een materialistische theorie.
Wat houdt ‘bewustzijn’ in?
▪ Fenomenaal bewustzijn/ qualia.
▪ Bewuste acties – ze staan onder controle.
▪ Staten die we kunnen rapporteren.
▪ Staten waarvan wij op de hoogte zijn.
▪ Toegangsbewustzijn: staten die info beschikbaar maken voor later gebruik.
Het moeilijke probleem aanpakken:
▪ Pessimisme: we hebben niet de juiste concepten; we zijn niet slim genoeg of hebben een
ander perspectief nodig.
▪ Optimisme: eerst de makkelijke problemen aanpakken. Of zeggen dat er geen probleem is –
het is een illusie.
Daniel Dennet: we weten eigenlijk niet echt wat fenomenaal bewustzijn is; daardoor weten we niet
precies wat we willen verklaren en daarom is het probleem zo moeilijk. O.b.v. deze uitspraak stelde
hij dat bewustzijn verklaard kan worden via de antwoorden op makkelijke vragen → Er is dus geen
‘bewustzijn’ om op te lossen. → Het moeilijke probleem = illusieprobleem. → We moeten illusies
over subjectieve ervaringen doorgronden.
Illusionisme
▪ Zwak illusionisme: bewustzijn is niet zoals het lijkt voor ons, of zoals het wordt beschreven.
▪ Sterk illusionisme: het bewustzijn bestaat niet.
8.1 de grote illusie: visuele perceptie
Perceptuele illusies ondersteunen het idee dat alles net is wat het lijkt. → We vergissen ons dus bij
dit soort illusies en we kunnen ons op zo’n zelfde manier vergissen over het bewustzijn. → Het lijkt
alsof het bewustzijn kenmerken/ eigenschappen heeft, die het eigenlijk helemaal niet heeft.
3 veronderstellingen van de visiewetenschap:
1. Het rijke en gedetailleerde scala aan mentale/ visuele voorstellingen: het voelt alsof onze
visuele ervaring geen kloven kent, alsof we alles in 1 keer kunnen waarnemen.
2. Definitie van inhoud: elk object dat verschijnt in mijn visuele ervaring maakt deel uit van de
inhoud van die ervaring.
3. Mentale beelden: iets zien is een proces waarbij een reeks mentale beelden wordt
opgebouwd. Dat zijn mentale voorstellingen waar we later toegang hebben.
→ In combinatie zorgen deze veronderstellingen ervoor dat we door de mentale beelden in ons
hoofd onze perceptie zo rijk en gedetailleerd is en dat er daarom ook een duidelijk inhoud van je
perceptie is. → Beelden-in-het-hoofd opvatting van waarneming.
Alva Noë: dit is juist de grote illusie; visuele perceptie lijkt zo, maar is niet zo. Fout over hoe we zien.
8.2 Argumenten ter ondersteuning van de grote illusie
1. Het homunculus probleem: tegen beelden-in-het-hoofd opvatting → theater van de geest.
Als ‘zien’ inhoudt dat we mentale beelden construeren in ons hoofd, dan moet een ander systeem in
ons brein die mentale afbeelding ‘zien’. Maar op die manier kunnen we oneindig doorgaan, met
systemen die mentale beelden moeten zien die door voorgaande systemen zijn opgebouwd... →
Dennett