Hoofdstuk 1 – Wat is de bewuste geest?
Functies filosofie
Conceptueel onderzoek Wat is de betekenis van de concepten die we gebruiken? →
Volkspsychologie
Conceptuele verheldering Het verduidelijken van concepten en het aanpassen ervan o.b.v.
wetenschappelijke inzichten. → Gaat verder dan
Grondslagenonderzoek/ Wetenschappers gebruiken fundamentele concepten, zoals
geldigheidswetenschap ‘causaliteit’ en ‘oorzaak-gevolg relaties’, er is onduidelijkheid over
de geldigheid van deze concepten. David hume
Perspectiefwisseling Filosofie komt ook kijken wanneer we verschillende perspectieven
willen verkennen, ons willen verplaatsen in anderen en onze
ideeën willen verruimen.
Zoektocht naar de waarheid Filosofie (filos-sofia) betekent ‘liefde voor de wijsheid’.
We vinden de waarheid misschien niet altijd, maar we moeten er
wel naar zoeken.
Filosofie als alles bij elkaar We denken dus na over concepten die we willen gebruiken en
willen nakijken of toepassingen van deze concepten in andere
disciplines en theorieën ook geldig zijn. We willen zo dicht
mogelijk bij de waarheid komen en moeten kritisch naar onze
ideeën kijken en openstaan voor andere ideeën.
David Hume: we vinden ‘causaliteit’ niet in
realiteit, we kunnen het niet waarnemen.
We schrijven het toe aan realiteit, o.b.v. Socrates: het gaat om
frequent waargenomen correlaties. de waarheid.
Filosofie is niet:
▪ Zo maar wat praten;
▪ Scepticisme: er is geen waarheid;
▪ Relativisme: iedereen heeft zijn eigen waarheid.
Filosofie is voor de psycholoog van belang op het gebied van:
▪ Ethiek;
▪ Wetenschapsfilosofie;
▪ Kritisch nadenken over fundamentele concepten uit de psychologie.
1.1 de bewuste en onbewuste geest
De geest wordt gevormd uit 3 mentale toestanden:
1. Bewuste ervaringen
Bewuste ervaringen hebben een kwalitatief aspect: qualia of ‘hoe het is’ (what it-is-likeness)
→ Thomas Nagel stelde dat wanneer onze zintuigen worden geprikkeld, we allerlei ervaringen
hebben, of het nu gaat om smaak, kleur of iets anders. (‘What is like to be a bat?’)
Dit wordt gebruikt om fenomenale ervaringen te beschrijven. Alle fenomenale ervaringen worden
gekenmerkt door hun kwalitatieve, subjectieve gevoel van qualia.
2. Cognitie
Cognitieve toestanden kunnen worden gekenmerkt als intentioneel – ze gaan ergens over
(aboutness). mentale toestanden met intentionaliteit worden ook wel propositionele attitudes
genoemd. → bepaalde houding t.o.v. een propositie.
Bijv: Mary gelooft dat de zon schijnt of Jan denkt dat het regent.
▪ Houding: geloven & denken
▪ Propositie: de zon schijnt & regent
,3. Emoties
Bevat ‘what-it-is-likeness’ én ‘aboutness’. → qualia én intentioneel.
Een emotie gaat dus over een bepaald gevoel (qualia) en dit gevoel moet over iets/iemand gaan
(intentioneel).
Bijv: ‘Het voelt op een bepaalde manier om kwaad te zijn op een slechte automobilist.’
1.2 Het geest-lichaam probleem
‘Hoe past de bewuste geest in de fysische wereld?’
Aangezien we 3 mentale toestanden hebben, hebben we ook 3 geest-lichaam problemen:
1. Hoe passen bewuste ervaringen in de fysische wereld?
2. Hoe passen cognitieve toestanden in de fysische wereld?
3. Hoe passen emoties in de fysische wereld?
→ Aangezien emoties onder 1 en 2 valt, kunnen we dit terugbrengen naar 2:
1. Hoe passen qualia in de fysische wereld?
2. Hoe past intentionaliteit in de fysische wereld?
1.3 Bewustzijn en cognitie
Cognitie wordt gebruikt om te verwijzen naar mentale toestanden die aboutness hebben.
Bewustzijn wordt gebruikt voor de fenomenale toestanden van de geest, omdat cognitieve
toestanden mentale toestanden zijn die ook bewust kunnen zijn.
1.4 Wetenschap serieus nemen
Het debat over de bewuste geest wordt vaak filosofisch gezien, maar kan ook als metafysisch worden
beschouwd.
→ Metafysica: onderzoekt wat buiten de natuur ligt, los van wetenschappelijke methoden.
Hoewel vragen over bewustzijn filosofisch zijn, kunnen ze niet zonder wetenschap worden
beantwoord.
Filosofen, zoals Descartes, benadrukken het belang van goede redeneringen en waarschuwen voor
fouten. Daarom moeten we wetenschappelijke methoden gebruiken om de bewuste geest te
begrijpen. Het negeren van wetenschap kan leiden tot foutieve theorieën, terwijl het accepteren
ervan ons kan confronteren met intuïtief onverwachte waarheden.
, Hoofdstuk 2 – Kan de geest los van de hersenen functioneren?
2.1 Substantiedualisme
Substantiedualisme: de geest kan los van de fysieke wereld functioneren en bestaan.
Een substantie is iets wat op zichzelf kan bestaan, → eigenschappen kunnen niet op zichzelf bestaan.
2 soorten substanties:
1. Res cogitans: denkende substanties
→ immaterieel, de geest.
2. Res extensa: uitgebreide substantie
→ materieel, het neemt plaats in de ruimte in.
Dualisme: de mens bestaat uit 2 substanties; de denkende en de uitgebreide substantie
→ Descartes: geest en lichaam kunnen los van elkaar bestaan.
Descartes: was niet tevreden met de conclusie dat we niets zeker weten; hij wilde echte kennis over
de wereld. 2 methodes:
1. Radicale twijfel: aan alles twijfelen. Descartes’ periode van radicale twijfel:
▪ Illusies: onze zintuigen kunnen ons soms bedriegen, zoals bij optische illusies. Hoe kunnen
we er zeker van zijn dat onze zintuigen ons niet altijd bedriegen?
▪ Dromen: hoe kan je zeker zijn of je wel/niet wakker bent?
▪ Het kwaadaardig genie: een kleine demon die zo krachtig is dat hij Descartes ervan kan
overtuigen dat hij een lichaam heeft of dat er een fysieke wereld bestaat.
2. Helder en duidelijk inzicht: je kunt niet twijfelen aan je eigen bestaan. → Cogito ergo sum (ik
denk, dus ik ben). De inzichten waarop Descartes kon rekenen:
▪ Ik ben
▪ Ik ben een res cogitans (denkende substantie)
▪ God bestaat
- We hebben een idee van het perfecte wezen in onze geest. Dit is God.
- Dit idee kan niet van onszelf komen, aangezien wij imperfect zijn.
- Dit idee moet van een perfect wezen zelf komen. Dit is God.
- Dus God moet bestaan.
▪ God is goed
- Anders zou God niet perfect zijn.
- God zal mij niet bedriegen.
→ Dus; ‘ik heb een lichaam’ is een helder en duidelijk inzicht, geen bedrog.
→ Dus; ‘ik ben een res cogitans én een res extensa.’
2.2 Het interactieprobleem
Prinses Elizabeth van Bohemen: ‘Hoe kunnen het fysieke lichaam en de niet-fysieke geest op elkaar
inwerken?’ → Elke fysieke gebeurtenis heeft een fysieke oorzaak.
→ Hieruit volgt het ‘Patrick Swayze probleem’: hoe kan een niet-fysieke substantie botsen met een
fysieke substantie?
Descartes:
▪ Aan de ene kant zijn we duidelijk 2 substanties;
▪ Aan de andere kant zijn we niet gelijk aan een zeeman op zijn schip, maar interageren
lichaam en geest.
→ Maar deze 2 stellingen kunnen we niet tegelijk denken.
Functies filosofie
Conceptueel onderzoek Wat is de betekenis van de concepten die we gebruiken? →
Volkspsychologie
Conceptuele verheldering Het verduidelijken van concepten en het aanpassen ervan o.b.v.
wetenschappelijke inzichten. → Gaat verder dan
Grondslagenonderzoek/ Wetenschappers gebruiken fundamentele concepten, zoals
geldigheidswetenschap ‘causaliteit’ en ‘oorzaak-gevolg relaties’, er is onduidelijkheid over
de geldigheid van deze concepten. David hume
Perspectiefwisseling Filosofie komt ook kijken wanneer we verschillende perspectieven
willen verkennen, ons willen verplaatsen in anderen en onze
ideeën willen verruimen.
Zoektocht naar de waarheid Filosofie (filos-sofia) betekent ‘liefde voor de wijsheid’.
We vinden de waarheid misschien niet altijd, maar we moeten er
wel naar zoeken.
Filosofie als alles bij elkaar We denken dus na over concepten die we willen gebruiken en
willen nakijken of toepassingen van deze concepten in andere
disciplines en theorieën ook geldig zijn. We willen zo dicht
mogelijk bij de waarheid komen en moeten kritisch naar onze
ideeën kijken en openstaan voor andere ideeën.
David Hume: we vinden ‘causaliteit’ niet in
realiteit, we kunnen het niet waarnemen.
We schrijven het toe aan realiteit, o.b.v. Socrates: het gaat om
frequent waargenomen correlaties. de waarheid.
Filosofie is niet:
▪ Zo maar wat praten;
▪ Scepticisme: er is geen waarheid;
▪ Relativisme: iedereen heeft zijn eigen waarheid.
Filosofie is voor de psycholoog van belang op het gebied van:
▪ Ethiek;
▪ Wetenschapsfilosofie;
▪ Kritisch nadenken over fundamentele concepten uit de psychologie.
1.1 de bewuste en onbewuste geest
De geest wordt gevormd uit 3 mentale toestanden:
1. Bewuste ervaringen
Bewuste ervaringen hebben een kwalitatief aspect: qualia of ‘hoe het is’ (what it-is-likeness)
→ Thomas Nagel stelde dat wanneer onze zintuigen worden geprikkeld, we allerlei ervaringen
hebben, of het nu gaat om smaak, kleur of iets anders. (‘What is like to be a bat?’)
Dit wordt gebruikt om fenomenale ervaringen te beschrijven. Alle fenomenale ervaringen worden
gekenmerkt door hun kwalitatieve, subjectieve gevoel van qualia.
2. Cognitie
Cognitieve toestanden kunnen worden gekenmerkt als intentioneel – ze gaan ergens over
(aboutness). mentale toestanden met intentionaliteit worden ook wel propositionele attitudes
genoemd. → bepaalde houding t.o.v. een propositie.
Bijv: Mary gelooft dat de zon schijnt of Jan denkt dat het regent.
▪ Houding: geloven & denken
▪ Propositie: de zon schijnt & regent
,3. Emoties
Bevat ‘what-it-is-likeness’ én ‘aboutness’. → qualia én intentioneel.
Een emotie gaat dus over een bepaald gevoel (qualia) en dit gevoel moet over iets/iemand gaan
(intentioneel).
Bijv: ‘Het voelt op een bepaalde manier om kwaad te zijn op een slechte automobilist.’
1.2 Het geest-lichaam probleem
‘Hoe past de bewuste geest in de fysische wereld?’
Aangezien we 3 mentale toestanden hebben, hebben we ook 3 geest-lichaam problemen:
1. Hoe passen bewuste ervaringen in de fysische wereld?
2. Hoe passen cognitieve toestanden in de fysische wereld?
3. Hoe passen emoties in de fysische wereld?
→ Aangezien emoties onder 1 en 2 valt, kunnen we dit terugbrengen naar 2:
1. Hoe passen qualia in de fysische wereld?
2. Hoe past intentionaliteit in de fysische wereld?
1.3 Bewustzijn en cognitie
Cognitie wordt gebruikt om te verwijzen naar mentale toestanden die aboutness hebben.
Bewustzijn wordt gebruikt voor de fenomenale toestanden van de geest, omdat cognitieve
toestanden mentale toestanden zijn die ook bewust kunnen zijn.
1.4 Wetenschap serieus nemen
Het debat over de bewuste geest wordt vaak filosofisch gezien, maar kan ook als metafysisch worden
beschouwd.
→ Metafysica: onderzoekt wat buiten de natuur ligt, los van wetenschappelijke methoden.
Hoewel vragen over bewustzijn filosofisch zijn, kunnen ze niet zonder wetenschap worden
beantwoord.
Filosofen, zoals Descartes, benadrukken het belang van goede redeneringen en waarschuwen voor
fouten. Daarom moeten we wetenschappelijke methoden gebruiken om de bewuste geest te
begrijpen. Het negeren van wetenschap kan leiden tot foutieve theorieën, terwijl het accepteren
ervan ons kan confronteren met intuïtief onverwachte waarheden.
, Hoofdstuk 2 – Kan de geest los van de hersenen functioneren?
2.1 Substantiedualisme
Substantiedualisme: de geest kan los van de fysieke wereld functioneren en bestaan.
Een substantie is iets wat op zichzelf kan bestaan, → eigenschappen kunnen niet op zichzelf bestaan.
2 soorten substanties:
1. Res cogitans: denkende substanties
→ immaterieel, de geest.
2. Res extensa: uitgebreide substantie
→ materieel, het neemt plaats in de ruimte in.
Dualisme: de mens bestaat uit 2 substanties; de denkende en de uitgebreide substantie
→ Descartes: geest en lichaam kunnen los van elkaar bestaan.
Descartes: was niet tevreden met de conclusie dat we niets zeker weten; hij wilde echte kennis over
de wereld. 2 methodes:
1. Radicale twijfel: aan alles twijfelen. Descartes’ periode van radicale twijfel:
▪ Illusies: onze zintuigen kunnen ons soms bedriegen, zoals bij optische illusies. Hoe kunnen
we er zeker van zijn dat onze zintuigen ons niet altijd bedriegen?
▪ Dromen: hoe kan je zeker zijn of je wel/niet wakker bent?
▪ Het kwaadaardig genie: een kleine demon die zo krachtig is dat hij Descartes ervan kan
overtuigen dat hij een lichaam heeft of dat er een fysieke wereld bestaat.
2. Helder en duidelijk inzicht: je kunt niet twijfelen aan je eigen bestaan. → Cogito ergo sum (ik
denk, dus ik ben). De inzichten waarop Descartes kon rekenen:
▪ Ik ben
▪ Ik ben een res cogitans (denkende substantie)
▪ God bestaat
- We hebben een idee van het perfecte wezen in onze geest. Dit is God.
- Dit idee kan niet van onszelf komen, aangezien wij imperfect zijn.
- Dit idee moet van een perfect wezen zelf komen. Dit is God.
- Dus God moet bestaan.
▪ God is goed
- Anders zou God niet perfect zijn.
- God zal mij niet bedriegen.
→ Dus; ‘ik heb een lichaam’ is een helder en duidelijk inzicht, geen bedrog.
→ Dus; ‘ik ben een res cogitans én een res extensa.’
2.2 Het interactieprobleem
Prinses Elizabeth van Bohemen: ‘Hoe kunnen het fysieke lichaam en de niet-fysieke geest op elkaar
inwerken?’ → Elke fysieke gebeurtenis heeft een fysieke oorzaak.
→ Hieruit volgt het ‘Patrick Swayze probleem’: hoe kan een niet-fysieke substantie botsen met een
fysieke substantie?
Descartes:
▪ Aan de ene kant zijn we duidelijk 2 substanties;
▪ Aan de andere kant zijn we niet gelijk aan een zeeman op zijn schip, maar interageren
lichaam en geest.
→ Maar deze 2 stellingen kunnen we niet tegelijk denken.