Filosofie
fundamenten nauwkeurig & helder redeneren (proces i.p.v. product)
Blok 1 : Wat en waarom?
1. De oorsprong van de filosofie : de verwondering
De wandelaar boven de nevelen
- David Frederik (1818)
- het sublieme : grandioze natuurtaferelen (overweldigende ervaring)
- weerspiegeling van de gemoedstoestand van schilder zelf
van mythos naar Logos
doelen van mythes :
- antwoord op existentiële vragen (vb. is de dood te omzeilen?)
- richtlijnen op praktisch – ethisch vlak : legt bepaalde regels/ visies op
- kennis omtrent de leefwereld
-mythen construeren mens-, wereld-, en godsbeeld
-botsing van verklaringen naar nieuw manier gezocht om naar werkelijkheid te kijken
-narratief denken systeemdenken
magisch denken =
elke nieuwe vraag dat opgelost kan worden binnen hetzelfde denkkader, alles ineen samenhang
gieten
Logos =
de menselijke reden & kennis die de mens over de wereld bezit
de oorsprong
wondere wereld
- door zich te verwonderen ontdekt de mens dat ze nog niet alles weten
- houding van verwondering & onwetendheid nieuwe inzichten
fases binnen het filosoferen (verwondering) :
- wonder : men ervaart iets dat vreemd en onbekend is
- wonde : het inzicht dat men het vertrouwde moet herzien
- bewondering : ontdekking dat werkelijkheid veelzijdiger & complexer is dat ze ooit voor
mogelijkheid hielden
1
,eigenschappen van filosofisch denken :
- het is een werkwoord (niet passief)
- een fundamenteel / radicaal denken (doorbreekt de oppervlakte)
- houdt een spiegel voor (vragen die op verzet zullen stuiten)
- is epochaal = een onderbreking van het dagdagelijkse/ iets
filosofie & verwondering
door jezelf te verwonderen over de wereld ontdekt men dat men nog niet alles weet
(enorm veel verwondering bij kleuters moeten nog over de wereld leren, waarom vragen)
de moeder van alle wetenschappen
vroeger viel alles onder de filosofie, nu allemaal aparte disciplines
(belangrijk om inzicht in de wereld te vergroten door zaken in vraag te stellen)
wat is filosofie?
= containerbegrip (manier van kijken)
- vertrekt vanuit bereidheid om zichzelf altijd & overal kritisch in vraag te stellen
- gebruiken enkel rationele argumenten
- gericht op ultieme vragen
2 manieren om hiernaar te kijken :
- theoretische filosofie (focus op goede handhavende theorieën in de werkelijkheid)
= minder toegankelijk (product)
- praktische filosofie (proberen antwoord te geven op prangende vragen)
= ligt klemtoon op eigen denken (proces)
streven beide naar wijsheid/ inzicht in de wereld en gebruiken daarvoor zelfde instrumenten
artificieel onderscheid (kunstmatig) :
onderscheid is niet altijd helder toe te passen
goede professional zet praktische wijsheid in (problemen begrijpen & proberen oplossen)
TF : doet aan theorievorming : blinde vlekken
PF : meer gericht op bruikbare antwoorden
2
, 2. De praktische filosofie
belangrijk om creatief te zijn, afstappen van vastgeroeste denkkaders (“open geest”)
fase 1 : divergeren
out – of – the – box denken, nadruk ligt op kwantiteit (fouten maken is oké)
keuzes creëren (kwantiteit)
fase 2 : convergeren
nadruk ligt op kwaliteit, elementen uit 1 ste fase beoordelen
keuzes maken
nefast om deze fases te mixen !
3 concrete verschijningsvormen :
- filosoferen met kinderen (FMK)
- socratische gespreksvoering
- filosofische counseling
filosoferen met kinderen (door Matthew Lipman)
(denk – en redeneervermogen versterken)
1 .gemeenschappelijke ervaring (vb. samen lezen, max. 15)
2. vragen stellen vanuit de gemeenschappelijke ervaring
3. filosofisch onderzoeksgesprek
(begeleider faciliteert het gesprek)
Socratische gespreksvoering (469-399 v.Chr.)
kernidee : verwondering is de oorsprong van filosofie
niemand heeft de waarheid in pacht
gesprek = confrontatie met de waarheid (je blijkt niet te weten wat je dacht te weten)
- ontmijnt overtuigingen die gebaseerd zijn op vooroordelen
- zorgt het naar steeds veranderende antwoorden op wat goed leven in de zorg is
5 stappen :
1. vraaguitspraak : begint met uitgangsvraag (vb. wat bepaald de waarde van goede zorg/ welzijn)
2. concretiseren van uitgangsvraag a.h.v. voorbeeld
3. verplaatsen in elkaars situatie (eigen ideeën loslaten)
4. argumenteren (vb. wat is belangrijker dan het andere?)
5. essentie
3
fundamenten nauwkeurig & helder redeneren (proces i.p.v. product)
Blok 1 : Wat en waarom?
1. De oorsprong van de filosofie : de verwondering
De wandelaar boven de nevelen
- David Frederik (1818)
- het sublieme : grandioze natuurtaferelen (overweldigende ervaring)
- weerspiegeling van de gemoedstoestand van schilder zelf
van mythos naar Logos
doelen van mythes :
- antwoord op existentiële vragen (vb. is de dood te omzeilen?)
- richtlijnen op praktisch – ethisch vlak : legt bepaalde regels/ visies op
- kennis omtrent de leefwereld
-mythen construeren mens-, wereld-, en godsbeeld
-botsing van verklaringen naar nieuw manier gezocht om naar werkelijkheid te kijken
-narratief denken systeemdenken
magisch denken =
elke nieuwe vraag dat opgelost kan worden binnen hetzelfde denkkader, alles ineen samenhang
gieten
Logos =
de menselijke reden & kennis die de mens over de wereld bezit
de oorsprong
wondere wereld
- door zich te verwonderen ontdekt de mens dat ze nog niet alles weten
- houding van verwondering & onwetendheid nieuwe inzichten
fases binnen het filosoferen (verwondering) :
- wonder : men ervaart iets dat vreemd en onbekend is
- wonde : het inzicht dat men het vertrouwde moet herzien
- bewondering : ontdekking dat werkelijkheid veelzijdiger & complexer is dat ze ooit voor
mogelijkheid hielden
1
,eigenschappen van filosofisch denken :
- het is een werkwoord (niet passief)
- een fundamenteel / radicaal denken (doorbreekt de oppervlakte)
- houdt een spiegel voor (vragen die op verzet zullen stuiten)
- is epochaal = een onderbreking van het dagdagelijkse/ iets
filosofie & verwondering
door jezelf te verwonderen over de wereld ontdekt men dat men nog niet alles weet
(enorm veel verwondering bij kleuters moeten nog over de wereld leren, waarom vragen)
de moeder van alle wetenschappen
vroeger viel alles onder de filosofie, nu allemaal aparte disciplines
(belangrijk om inzicht in de wereld te vergroten door zaken in vraag te stellen)
wat is filosofie?
= containerbegrip (manier van kijken)
- vertrekt vanuit bereidheid om zichzelf altijd & overal kritisch in vraag te stellen
- gebruiken enkel rationele argumenten
- gericht op ultieme vragen
2 manieren om hiernaar te kijken :
- theoretische filosofie (focus op goede handhavende theorieën in de werkelijkheid)
= minder toegankelijk (product)
- praktische filosofie (proberen antwoord te geven op prangende vragen)
= ligt klemtoon op eigen denken (proces)
streven beide naar wijsheid/ inzicht in de wereld en gebruiken daarvoor zelfde instrumenten
artificieel onderscheid (kunstmatig) :
onderscheid is niet altijd helder toe te passen
goede professional zet praktische wijsheid in (problemen begrijpen & proberen oplossen)
TF : doet aan theorievorming : blinde vlekken
PF : meer gericht op bruikbare antwoorden
2
, 2. De praktische filosofie
belangrijk om creatief te zijn, afstappen van vastgeroeste denkkaders (“open geest”)
fase 1 : divergeren
out – of – the – box denken, nadruk ligt op kwantiteit (fouten maken is oké)
keuzes creëren (kwantiteit)
fase 2 : convergeren
nadruk ligt op kwaliteit, elementen uit 1 ste fase beoordelen
keuzes maken
nefast om deze fases te mixen !
3 concrete verschijningsvormen :
- filosoferen met kinderen (FMK)
- socratische gespreksvoering
- filosofische counseling
filosoferen met kinderen (door Matthew Lipman)
(denk – en redeneervermogen versterken)
1 .gemeenschappelijke ervaring (vb. samen lezen, max. 15)
2. vragen stellen vanuit de gemeenschappelijke ervaring
3. filosofisch onderzoeksgesprek
(begeleider faciliteert het gesprek)
Socratische gespreksvoering (469-399 v.Chr.)
kernidee : verwondering is de oorsprong van filosofie
niemand heeft de waarheid in pacht
gesprek = confrontatie met de waarheid (je blijkt niet te weten wat je dacht te weten)
- ontmijnt overtuigingen die gebaseerd zijn op vooroordelen
- zorgt het naar steeds veranderende antwoorden op wat goed leven in de zorg is
5 stappen :
1. vraaguitspraak : begint met uitgangsvraag (vb. wat bepaald de waarde van goede zorg/ welzijn)
2. concretiseren van uitgangsvraag a.h.v. voorbeeld
3. verplaatsen in elkaars situatie (eigen ideeën loslaten)
4. argumenteren (vb. wat is belangrijker dan het andere?)
5. essentie
3