Encyclopedie II – Week 3
Vragen bij Ross
1.Leg uit waar de economische nadruk op efficiëntie vandaan komt.
Nadruk op efficiëntie vloeit voort uit schaarste. Mensen verlangen dezelfde dingen, dezelfde wensen,
denk aan materiële middelen, maar ook tijd. Economisch gezien is tijd een schaars goed.
Maatschappij is gebaat bij efficiënte herverdeling van middelen of een reductie van schaarste, dit
draagt bij aan het maximaliseren van geluk binnen de maatschappij. Efficiëntie is noodzakelijk voor
een reductie van schaarste, wat leidt tot meer geluk in de maatschappij.
2.Hoe luidt volgens Ross het eerste basisbeginsel van de rechtseconomie? Betrek in uw
antwoord het begrip kosten-baten analyse.
Het eerste basisbeginsel van de economie (nut, geluk of welvaart) is fundamenteel vergelijkbaar. Het
gaat om de totale welvaart in relatieve zin. Dit hangt direct samen met de kosten-batenanalyse.
Ook als we beleidskeuzes maken zijn we constant bezig met een kosten-baten analyse. Als je het
uitgeeft aan A, kun je minder uitgeven aan B, C, etc. Constant bezig met een afweging in relatieve zin.
Wat levert de meeste baten op vergeleken met andere manieren om datzelfde geld te investeren.
Mensen handelen eigenlijk met alles op deze manier, niet enkel op beleidsniveau.
3.Wat houdt de behaviouristische benadering van de economie in?
Economen zien zoveel mogelijk af van psychologische of normatieve aannames, ze kijken enkel naar
het menselijk gedrag, hieruit leiden ze af wat voor effecten dat heeft op hun welvaart of geluk.
4.De economie gaat uit van ‘rationele actoren’. Leg uit wat dit betekent.
Rationele actoren zijn het ‘mensbeeld’ van de economie. Ook een rechtspersoon kan een rationele
actor zijn. Het gaat de econoom niet om de mens in zijn biologische zijn, maar om de economische
aspecten van de mens/actor. Het gaat om handelen op grond van doelen. Ten tweede met
betrekking tot de middelen is er een mate van consistentie. Een gemiddelde kleuter valt hier buiten,
dit is geen rationele actor.
In het recht wordt ook vaak uitgegaan van een rationele actor. Het gaat om ideaalbeelden en
daaraan gekoppeld, zowel het recht als economie werken in de praktijk pas als ideaal en
werkelijkheid niet te veel uit elkaar gaan lopen. Als praktijk compleet irrationeel is, kun je je afvragen
of regels dan nog wel gelden.
5.Wat houden het Pareto-principe en Kaldor-Hicks efficiëntie in?
Pareto principe stelt dat indien het mogelijk is om een herverdeling van schaarse goederen te maken,
waarbij minstens 1 actor vooruit gaat, zonder dat er 1 actor achteruit gaat, dan moet die
herverdeling plaatsvinden, want dan neemt de welvaart van de gehele maatschappij toe. Als de
welvaart toeneemt is er sprake van een ‘Pareto verbetering’. Op het moment dat er in een
maatschappij geen Pareto verbetering meer mogelijk is, dan is de ‘Pareto grens’ bereikt. Ross geeft
toe dat een Pareto verbetering niet vaak voorkomt, er gaat meestal wel iemand op achteruit.
Ross stelt dat we het moeten aanvullen met een compensatiebeginsel. Dit is de Kaldor-Hicks
efficiëntie. Is er bij een herverdeling sprake van een betere situatie, dan moet aan het volgende
worden voldaan: de herverdeling lijdt alleen tot een grotere welvaart als er een Pareto verbetering is
en er sprake is van compensatie, de winnaars moeten beter of zijn na herverdeling, de winnaars
compenseren de verliezers volledig en alsnog is over het geheel sprake van een verbetering. Dit is de
Kaldor-Hicks efficiëntie.
, 6.Wat is het belangrijkste doel van het recht volgens de Chicago School en wat voor
consequenties heeft dit voor de taak van rechters en beleidsmakers?
Het belangrijkste doel van het recht: het recht dient gegeven de verdeling van de sociale welvaart,
rechten en plichten binnen de gemeenschap, ervoor te zorgen dat een zo groot mogelijke welvaart
maximalisatie mogelijk is.
Rol juristen en beleidsmakers: rechtseconoom verwacht niks revolutionairs van juristen. Maar ze
moeten het menselijk gedrag beoordelen in termen van welvaartmaximalisatie. Er is gedrag wat een
positieve invloed heeft op de welvaart, en er is gedrag wat een negatieve invloed heeft. Efficiënte
gedrag moet gestimuleerd worden, incentives (suggesties voor efficiënt gedrag). We hoeven mensen
niet een ‘redelijke’ vorm van handelen dwingen, maar we zouden wel kosten kunnen verhogen bij
ongewenst gedrag, zodat de kosten/baten analyse anders wordt.
7.Welke twee argumenten voert de Chicago School aan ter onderbouwing van de stelling dat het
recht een systeem gericht op welvaartmaximalisatie is?
Stelling: het recht is er om de welvaart te stimuleren.
Argument 1: theoretisch argument. Coase- theorema: Als mensen vrij zijn om te onderhandelen, in
zo’n wereld zal automatisch de meest efficiënte welvaartsmaximaliserende uitkomst naar boven
komen. Geen waarde aan recht op zichzelf, het is puur instrumenteel.
Argument 2: praktisch argument. Ten eerste kunnen rechters in ieder geval proberen een efficiënte
markt zoveel mogelijk te benaderen, ze kunnen zich hierop richten in hun beslissing. Men moet ook
voor ogen houden dat partijen de dure gang naar de rechter zullen maken zolang en alleen zolang
diezelfde burgers ervan overtuigd zijn dat dit tot resultaat zal leiden die efficiënt zijn, een resultaat
wat beter is dan wanneer ze zelf zouden onderhandelen. Zolang juridische beslissingen voorspelbaar
zijn, blijft de gang naar de rechter een andere optie. Niet efficiënte beslissingen zullen sneller worden
aangevochten. In een civil law systeem, waar wetgeving de belangrijkste bron is, zal druk op de
wetgever toenemen om efficiënte wetten te maken, omdat de collectieve welvaart in ieders belang
is, het is goed voor ons allemaal.
Werkgroep (vragen bij Veraart en Van der Woude en Van Sliedregt)
8.Hoe denkt u over de rechtsvindingstheorie van de rechtseconomie?
Formuleer het antwoord op deze vraag als een korte en bondige stelling, waarbij u
minstens twee argumenten voor uw standpunt presenteert.
Rechtsvindingstheorie van de rechtseconomie:
– Juridische conflicten zijn een afspiegeling van politieke en sociale problemen.
– Die problemen komen voort uit de schaarste van goederen.
– Het recht heeft de economie nodig om tot een juiste oplossing voor die problemen
te komen.
Aan de hand van een kosten-baten analyse komen we tot de juiste uitkomst. Het recht moet gericht
zijn op welvaartsmaximalisatie.
Dit lijkt mij een onjuiste theorie.
Argument 1: deze benadering laat geen ruimte over voor andere doelen/waarden, zoals
rechtvaardigheid. Economische welvaart lijkt mij niet het enige doel wat met het recht moet worden
nagestreefd.
Argument 2: deze theorie lijdt tot een inbreuk op de menselijke waardigheid. Een inbreuk op
fundamentele rechten en vrijheden van burgers wordt gerechtvaardigd, indien het hogere doel van
‘welvaartmaximalisatie’ gediend wordt, dit lijkt mij onwenselijk.
1. Wat is de rechtsvindingstheorie van law en economics?
Vragen bij Ross
1.Leg uit waar de economische nadruk op efficiëntie vandaan komt.
Nadruk op efficiëntie vloeit voort uit schaarste. Mensen verlangen dezelfde dingen, dezelfde wensen,
denk aan materiële middelen, maar ook tijd. Economisch gezien is tijd een schaars goed.
Maatschappij is gebaat bij efficiënte herverdeling van middelen of een reductie van schaarste, dit
draagt bij aan het maximaliseren van geluk binnen de maatschappij. Efficiëntie is noodzakelijk voor
een reductie van schaarste, wat leidt tot meer geluk in de maatschappij.
2.Hoe luidt volgens Ross het eerste basisbeginsel van de rechtseconomie? Betrek in uw
antwoord het begrip kosten-baten analyse.
Het eerste basisbeginsel van de economie (nut, geluk of welvaart) is fundamenteel vergelijkbaar. Het
gaat om de totale welvaart in relatieve zin. Dit hangt direct samen met de kosten-batenanalyse.
Ook als we beleidskeuzes maken zijn we constant bezig met een kosten-baten analyse. Als je het
uitgeeft aan A, kun je minder uitgeven aan B, C, etc. Constant bezig met een afweging in relatieve zin.
Wat levert de meeste baten op vergeleken met andere manieren om datzelfde geld te investeren.
Mensen handelen eigenlijk met alles op deze manier, niet enkel op beleidsniveau.
3.Wat houdt de behaviouristische benadering van de economie in?
Economen zien zoveel mogelijk af van psychologische of normatieve aannames, ze kijken enkel naar
het menselijk gedrag, hieruit leiden ze af wat voor effecten dat heeft op hun welvaart of geluk.
4.De economie gaat uit van ‘rationele actoren’. Leg uit wat dit betekent.
Rationele actoren zijn het ‘mensbeeld’ van de economie. Ook een rechtspersoon kan een rationele
actor zijn. Het gaat de econoom niet om de mens in zijn biologische zijn, maar om de economische
aspecten van de mens/actor. Het gaat om handelen op grond van doelen. Ten tweede met
betrekking tot de middelen is er een mate van consistentie. Een gemiddelde kleuter valt hier buiten,
dit is geen rationele actor.
In het recht wordt ook vaak uitgegaan van een rationele actor. Het gaat om ideaalbeelden en
daaraan gekoppeld, zowel het recht als economie werken in de praktijk pas als ideaal en
werkelijkheid niet te veel uit elkaar gaan lopen. Als praktijk compleet irrationeel is, kun je je afvragen
of regels dan nog wel gelden.
5.Wat houden het Pareto-principe en Kaldor-Hicks efficiëntie in?
Pareto principe stelt dat indien het mogelijk is om een herverdeling van schaarse goederen te maken,
waarbij minstens 1 actor vooruit gaat, zonder dat er 1 actor achteruit gaat, dan moet die
herverdeling plaatsvinden, want dan neemt de welvaart van de gehele maatschappij toe. Als de
welvaart toeneemt is er sprake van een ‘Pareto verbetering’. Op het moment dat er in een
maatschappij geen Pareto verbetering meer mogelijk is, dan is de ‘Pareto grens’ bereikt. Ross geeft
toe dat een Pareto verbetering niet vaak voorkomt, er gaat meestal wel iemand op achteruit.
Ross stelt dat we het moeten aanvullen met een compensatiebeginsel. Dit is de Kaldor-Hicks
efficiëntie. Is er bij een herverdeling sprake van een betere situatie, dan moet aan het volgende
worden voldaan: de herverdeling lijdt alleen tot een grotere welvaart als er een Pareto verbetering is
en er sprake is van compensatie, de winnaars moeten beter of zijn na herverdeling, de winnaars
compenseren de verliezers volledig en alsnog is over het geheel sprake van een verbetering. Dit is de
Kaldor-Hicks efficiëntie.
, 6.Wat is het belangrijkste doel van het recht volgens de Chicago School en wat voor
consequenties heeft dit voor de taak van rechters en beleidsmakers?
Het belangrijkste doel van het recht: het recht dient gegeven de verdeling van de sociale welvaart,
rechten en plichten binnen de gemeenschap, ervoor te zorgen dat een zo groot mogelijke welvaart
maximalisatie mogelijk is.
Rol juristen en beleidsmakers: rechtseconoom verwacht niks revolutionairs van juristen. Maar ze
moeten het menselijk gedrag beoordelen in termen van welvaartmaximalisatie. Er is gedrag wat een
positieve invloed heeft op de welvaart, en er is gedrag wat een negatieve invloed heeft. Efficiënte
gedrag moet gestimuleerd worden, incentives (suggesties voor efficiënt gedrag). We hoeven mensen
niet een ‘redelijke’ vorm van handelen dwingen, maar we zouden wel kosten kunnen verhogen bij
ongewenst gedrag, zodat de kosten/baten analyse anders wordt.
7.Welke twee argumenten voert de Chicago School aan ter onderbouwing van de stelling dat het
recht een systeem gericht op welvaartmaximalisatie is?
Stelling: het recht is er om de welvaart te stimuleren.
Argument 1: theoretisch argument. Coase- theorema: Als mensen vrij zijn om te onderhandelen, in
zo’n wereld zal automatisch de meest efficiënte welvaartsmaximaliserende uitkomst naar boven
komen. Geen waarde aan recht op zichzelf, het is puur instrumenteel.
Argument 2: praktisch argument. Ten eerste kunnen rechters in ieder geval proberen een efficiënte
markt zoveel mogelijk te benaderen, ze kunnen zich hierop richten in hun beslissing. Men moet ook
voor ogen houden dat partijen de dure gang naar de rechter zullen maken zolang en alleen zolang
diezelfde burgers ervan overtuigd zijn dat dit tot resultaat zal leiden die efficiënt zijn, een resultaat
wat beter is dan wanneer ze zelf zouden onderhandelen. Zolang juridische beslissingen voorspelbaar
zijn, blijft de gang naar de rechter een andere optie. Niet efficiënte beslissingen zullen sneller worden
aangevochten. In een civil law systeem, waar wetgeving de belangrijkste bron is, zal druk op de
wetgever toenemen om efficiënte wetten te maken, omdat de collectieve welvaart in ieders belang
is, het is goed voor ons allemaal.
Werkgroep (vragen bij Veraart en Van der Woude en Van Sliedregt)
8.Hoe denkt u over de rechtsvindingstheorie van de rechtseconomie?
Formuleer het antwoord op deze vraag als een korte en bondige stelling, waarbij u
minstens twee argumenten voor uw standpunt presenteert.
Rechtsvindingstheorie van de rechtseconomie:
– Juridische conflicten zijn een afspiegeling van politieke en sociale problemen.
– Die problemen komen voort uit de schaarste van goederen.
– Het recht heeft de economie nodig om tot een juiste oplossing voor die problemen
te komen.
Aan de hand van een kosten-baten analyse komen we tot de juiste uitkomst. Het recht moet gericht
zijn op welvaartsmaximalisatie.
Dit lijkt mij een onjuiste theorie.
Argument 1: deze benadering laat geen ruimte over voor andere doelen/waarden, zoals
rechtvaardigheid. Economische welvaart lijkt mij niet het enige doel wat met het recht moet worden
nagestreefd.
Argument 2: deze theorie lijdt tot een inbreuk op de menselijke waardigheid. Een inbreuk op
fundamentele rechten en vrijheden van burgers wordt gerechtvaardigd, indien het hogere doel van
‘welvaartmaximalisatie’ gediend wordt, dit lijkt mij onwenselijk.
1. Wat is de rechtsvindingstheorie van law en economics?