BURGERLIJK PROCESRECHT
KENMERKEN BURGERLIJK PROCESRECHT
1. Partij-autonomie (Art. 1:1 BW)
Iedereen in Nederland heeft het recht om over zijn burgerlijke
rechten te procederen.
Partijen hebben de vrijheid om een procedure te starten of
niet.
De omvang van het geding wordt door partijen bepaald (zij
kiezen de onderwerpen en bedragen).
De rechter mag niet buiten de door partijen gestelde eisen
oordelen.
Partijen kunnen op elk moment geding beëindigen,
bijvoorbeeld via een schikking.
2. Lijdelijkheid van de rechter (Art. 149 en 20 lid 1 Rv)
De rechter speelt een passieve rol en mag alleen oordelen op
basis van wat partijen aanvoeren.
Feiten die niet worden betwist, worden als waar aangenomen
(Art. 149 lid 1 Rv).
De rechter mag zelf geen relevante feiten aanvoeren of buiten
het proces om informatie zoeken.
Uitzonderingen op de lijdelijkheid
- Voorkomen van onredelijke vertraging (Art. 20 lid 1
Rv).
De rechter moet maatregelen nemen als partijen het
proces onnodig vertragen.
- Aanvulling van rechtsgronden (Art. 25 Rv).
De rechter kan een onjuiste juridische grondslag
corrigeren als partijen een vordering niet goed
formuleren.
Latijnse uitdrukking: ‘lus curia novit’ (de rechter kent het
recht).
- Mondelinge behandeling (Art. 87 Rv).
De rechter kan een mondelinge behandeling bevelen als
hij dit nodig acht voor een juiste beslissing.
Voorbeeld uit het boek:
Bij een aanrijding erkent de tegenpartij schuld, waardoor
de rechter geen aanvullend bewijs hoeft te onderzoeken.
In uitzonderlijke gevallen kan de rechter toch zelf bewijs
overwegen, zoals het controleren van sms-verkeer bij
verkeersincidenten.
, 3. Verplichte procesvertegenwoordiging (Art. 79 lid 2 en 80 lid
1 Rv).
In de meeste civiele procedures is een advocaat verplicht.
Uitzondering: in kantonzaken (zaken met een belang onder
€25.000) mogen partijen zelf procederen.
Voordelen van verplichte procesvertegenwoordiging:
- Efficiëntie: Juristen ordenen feiten en juridische argumenten
beter.
- Gelijke rechtspositie: Advocaten zorgen ervoor dat partijen
niet benadeeld worden door gebrek aan juridische kennis.
- Werkverlichting voor de rechter: Juridische argumenten
worden beter onderbouwd.
4. Schriftelijke procesvoering (Art. 33 Rv).
De procedure verloopt grotendeels schriftelijk.
Elektronische communicatie wordt meer toegestaan
(bijvoorbeeld digitaal indienen van stukken bij de Hoge Raad).
5. Proceskosten en kostenveroordeling (Art. 237 lid 1 Rv).
De verliezende partij moet de proceskosten betalen.
Kosten omvatten:
- Griffierechten (vergoeding voor rechtbankkosten).
- Kosten van advocaten en deskundigen.
- Getuigenvergoedingen.
Vaak zijn de werkelijke kosten hoger dan de
proceskostenvergoeding.
6. Rechtsbijstand en toevoeging (Art. 18 Gw & art. 24 Wet op
de Rechtsbijstand).
Toegang tot de rechter is geen privilege voor welgestelden.
De Raad voor Rechtsbijstand kan een toevoeging
(gesubsidieerde rechtsbijstand) verstrekken.
Dit geldt alleen als de aanvrager niet in staat is de kosten zelf
te betalen.
Let op: Als een zaak wordt verloren, moeten de proceskosten
van de tegenpartij alsnog betaald worden.
Belangrijke artikelen op een rij:
Art. 1:1 BW Iedereen in Nederland mag procederen over zijn
burgerlijke rechten.
Art. 149 Rv Feiten die niet worden betwist, worden als waar
aangenomen.
Art. 20 lid 1 Rv de rechter moet onredelijke vertraging voorkomen.
Art. 25 Rv De rechter mag rechtsgronden aanvullen als partijen fouten
maken in hun juridische argumentatie.
Art. 87 Rv De rechter kan een mondelinge behandeling opleggen.
Art. 79 lid 2 Rv Procesvertegenwoordiging door een advocaat is
verplicht in de meeste zaken.
Art. 33 Rv Schriftelijke procesvoering is de standaard.
, Art. 237 lid 1 Rv De verliezende partij betaalt de proceskosten.
Art. 18 Grondwet Rechtsbijstand is een grondrecht.
Art. 24 Wet op de Rechtsbijstand Toegang tot gesubsidieerde
rechtsbijstand via de Raad voor Rechtsbijstand.
Samenvatting in 5 kernpunten
1. Partijen hebben veel vrijheid in het proces, inclusief het starten,
stoppen en afhandelen van zaken (partij-autonomie).
2. De rechter is passief, tenzij hij moet ingrijpen om vertraging te
voorkomen of rechtsgronden moet corrigeren.
3. Een advocaat is verplicht, behalve in kantonzaken.
4. Het proces is grotendeels schriftelijk en kan deels digitaal
verlopen.
5. Procederen kost geld, maar minder draagkrachtigen kunnen
gesubsidieerde rechtsbijstand krijgen.
DE BEVOEGDHEID VAN DE BURGERLIJKE RECHTER
Verdeling van bevoegdheid tussen rechters
Volgens art. 112 lid 1 Grondwet is de rechter bevoegd om te oordelen
over geschillen over burgerlijke rechten en schuldvorderingen. Dit vormt
de basis voor de bevoegdheid van de burgerlijke rechter. Echter, art. 112
lid 2 Grondwet bepaalt dat de wet bestuursrechtelijke rechtspraak kan
toekennen aan andere rechters. Hierdoor is er een verdeling tussen de
burgerlijke rechter en de bestuursrechter.
Zuiver privaatrechtelijke geschillen
De burgerlijke rechter is in principe altijd bevoegd bij geschillen tussen:
Twee natuurlijke personen
Twee privaatrechtelijke rechtspersonen
Een natuurlijke persoon en een privaatrechtelijke rechtspersonen
Zelfs als een overheidsorgaan als ‘privaat persoon; handelt (bijv. een
gemeente die een huurcontract afsluit), blijft de burgerlijke rechter
bevoegd. Dit zijn zuiver privaatrechtelijke verhoudingen.
Voorbeeld: Een geschil over een huurovereenkomst tussen een burger en
een gemeente valt onder het burgerlijk recht.
Publiekrechtelijke taken en fundamentele leerstukken
A. Publiekrechtelijke taak
Indien een geschil betrekking heeft op de uitoefening van een
overheidstaak (bijv. wegenaanleg, defensie, subsidies), is de
burgerlijke rechter niet bevoegd. Dergelijke zaken vallen onder de
bestuursrechter.
B. Fundamentum Petendi (tot 1915)
Voor 1915 was de leer dat de burgerlijke rechter alleen bevoegd was
als beide in een zuivere privaatrechtelijke rechtsverhouding stonden.
C. Objectim Litis (na 1915)
Na 1915 werd de leer aangepast door het
Guldemond/Noordwijkerhout-arrest. De Hoge Raad bepaalde dat
het niet langer uitmaakt of partijen in een privaatrechtelijke of