Duits Grammatica H10
1e naamval
Wanneer een zinsdeel het onderwerp is
● Je vraagt: Wie/wat + gezegde?
2e naamval
Bij een bezitsrelatie tussen twee zelfstandig naamwoorden
● Geeft aan dat iets van iets of iemand is
● Het geslacht van het tweede wordt bepaalt de naamvalsvorm
○ Woorden met meerdere lettergrepen krijgen -s, anders -es
3e naamval
Wanneer een zinsdeel het meewerkend voorwerp is
● Je vraagt: Aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
4e naamval
Wanneer een zinsdeel het lijdend voorwerp is
● Je vraagt: Wie/wat + gezegde + onderwerp?
● Tijdsbepalingen zonder voorzetsel staan in de 4e naamval
Der-groep:
Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Meervoud d-
dies-
1e der die das die jed-
manch-
2e des +es der des +es der
welch-
3e dem der dem den +n solch-
all-
4e den die das die
Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Meervoud Ein-groep:
ein-
1e ein eine ein keine kein-
mein-
2e eines +es einer eines +es keiner dein-
sein-
3e einem einer einem keinen +n
ihr-
4e einen eine ein keine unser-
euer-
ihr-
Ezelsbruggetje 3e naamval: Ihr-
Der-en Ein-groep: Mijn Rat Moet Narpen
Ezelsbruggetje 4e naamval:
Der-groep: Nu Eet Sophia Egels
Ein-groep: Nina Eet Niks Erna
1e naamval
Wanneer een zinsdeel het onderwerp is
● Je vraagt: Wie/wat + gezegde?
2e naamval
Bij een bezitsrelatie tussen twee zelfstandig naamwoorden
● Geeft aan dat iets van iets of iemand is
● Het geslacht van het tweede wordt bepaalt de naamvalsvorm
○ Woorden met meerdere lettergrepen krijgen -s, anders -es
3e naamval
Wanneer een zinsdeel het meewerkend voorwerp is
● Je vraagt: Aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
4e naamval
Wanneer een zinsdeel het lijdend voorwerp is
● Je vraagt: Wie/wat + gezegde + onderwerp?
● Tijdsbepalingen zonder voorzetsel staan in de 4e naamval
Der-groep:
Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Meervoud d-
dies-
1e der die das die jed-
manch-
2e des +es der des +es der
welch-
3e dem der dem den +n solch-
all-
4e den die das die
Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Meervoud Ein-groep:
ein-
1e ein eine ein keine kein-
mein-
2e eines +es einer eines +es keiner dein-
sein-
3e einem einer einem keinen +n
ihr-
4e einen eine ein keine unser-
euer-
ihr-
Ezelsbruggetje 3e naamval: Ihr-
Der-en Ein-groep: Mijn Rat Moet Narpen
Ezelsbruggetje 4e naamval:
Der-groep: Nu Eet Sophia Egels
Ein-groep: Nina Eet Niks Erna