BOK 2
Week 7: DIM: Directe instructiemodel
Model om leerlingen rekenen of taal te leren.
Bestaat uit 7 fasen
Directe instructie is een docent gestuurde manier van lesgeven waarin
docenten hun lessen zo structureren dat leerlingen actief worden
ingeschakeld en de kans groot is dat alle leerlingen na afloop van de les
de gewenste informatie/vaardigheden van de les beheersen. Jij geeft
richting aan wat er gaat gebeuren. Daarbinnen worden de leerlingen actief
betrokken om zo optimaal te kunnen leren.
Toepassing is afhankelijk van:
- Ontwikkelingskenmerken doelgroep jongere leerlingen hebben
een kortere concentratieboog
- Het doel van jouw les wil je leerlingen op motorisch/cognitief
gebied iets leren
Kwaliteit wordt bepaald door toepassing van 6 sleutelbegrippen.
Kern van DIM is het didactisch werkschema.
Fase 1: Orientatiefase:
- Contact maken
- Aandacht richten: terugblikken/voorkennis ophalen
- Lesdoel benoemen
Fase 2: Instructie:
- Korte heldere uitleg: PAD
o Aandacht voor veiligheid en organisatie
Na de instructie: Stap eruit en houd overzicht en letten op Loop ‘t.
Fase 3: Loop ‘t:
- Kijken naar gedrag (doen de kinderen wat de bedoeling is),
veiligheid en organisatie (is er voldoende beweegtijd)
o Interventie als het niet loopt
Fase 4: Luk ‘t:
- Is de oefening haalbaar?
o Aanpassen regels, opzet, opdracht
Fase 5: Leert ‘t:
- Uitvoering dominante handelingen? (voeren ze het uit?)
o Leerhulp: eerst klassikaal, dan individueel
- Differentiatie toepassen
- Zelfstandigheid vergroten (kerndoel 58)
Fase 6 Leeft ‘t:
- Uitdagend en spannend maken/houden
- Aandacht voor succeservaringen
- Eigen inbreng mogelijkheden
Fase 7: evaluatie:
- Afsluiten op lesdoel/kernbegrippen en vooruitblikken
,Sleutelbegrippen
Verhogen de kwaliteit van het lesgeven
6 sleutelbegrippen:
- Juiste niveau van leerstof
- Structuur
- Doorgronden van de leerstof
- Betekenis geven
- Individuele aanspreekbaarheid
- Feedback op leren
Juiste niveau van leerstof
- Aansluiten bij beginsituatie wat kunnen de leerlingen al
o Model van Vygotsky stelt dat de leerstof moet aansluiten bij de
zone van de naaste ontwikkeling. Deze zone is het niveau wat
net buiten het bereik ligt van wat een kind op eigen kracht
kan.
o Senniger spreekt over de leerzone waarin je graag wil dat
leerlingen terecht komen. (comfort-leer-paniek: comfort = te
weinig uitdaging, paniek= te veel uitdaging)
- (met hulp) haalbare uitdagingen
o Spanning lukken/mislukken
- Meerdere niveaus deelname (eenvoudig-meervoudig/lastiger)
Structuur
Geeft duidelijkheid, waarborgde veiligheid en effectieve leertijd.
Gesplitst in:
- Organisatie:
o Groepsindeling (zelfmaken of de leerlingen)
o Begin/eind les (wat mogen de leerlingen doen voor de
instructie)
o Organisatievormen (klassikaal, vakken, vrije les)
o Lesgewrichten
o Opstelling
- (Veiligheids)afspraken (wanneer mag je je speer halen, handen
klappen voor stilte)
- Instructie
o Didactisch werkschema
o Didactische vuistregels (6W)
Doorgronden van de leerstof
Goed weten wat jouw leerstof inhoudt.
- Weten waar de leerstof in essentie over gaat
- Beweging/activiteit begrijpen (biomechanica, principes, regels)
- Dominantie handelingen
- Doelstelling formuleren
- Leerhulp kunnen toepassen.
Methodische principes: principes die aangeven hoe je van makkelijk naar
moeilijk gaat:
, Met hulpverlening > zonder
Laag > hoog
Schuin vlak > horizontaal vlak
Groot doel > klein doel
Eenvoudige techniek > complexe techniek
Aangepast materiaal > specifiek materiaal
Zonder weerstand > met weerstand
Stabiel > instabiel
Weinig snelheid > veel snelheid
Voorkeursbeen > niet-voorkeursbeen
De methodische principes kunnen je helpen bij leerhulp geven
MAVVaT: vormen van leerhulp
- Arragement: opstelling, organisatie en materiaal aanpassen
o Dwingende (hindernis) en sturende (op doel werpen)
arrangementen
Voordeel: de lesgever hoeft er niet bij te blijven (in
tegenstelling tot manuele leerhulp)
- Taak aanpassen
o Versimpelen, verzwaren, verbinden (handstand handstand
doorrol)
- Verbale leerhulp
o Expliciet: gericht op wat het lichaam moet doen (strek je
armen)
o Impliciet: gericht op omgeving, metaforen (klein als een bal)
o Dialogisch: vragen stellen
- Visuele en akoestische leerhulp
o Voorbeeld
o Foto’s/video’s
o Ritmische begeleiding
- Manuele leerhulp: (hulp met de handen)
o Actief hulpverlenen (bovenbenen van iemand vastpakken en
in een handstand duwen)
o Passief hulpverlenen (naast iemand op een evenwichtsbalk
lopen)
Betekenis geven
Leerlingen gaan actiever met leerstof bezig als ze het nut begrijpen.
- Weten: waarom moet de leerling het uitvoeren
- Totaal (deel) totaal (leukere toewerking voor leerlingen, doordat zij
zelf het probleem beleven) vs. Deel-deel-totaal
o Totaal: essentie van de beweging komt terug in de oefenvorm
(bounce pass in een basketbalwedstrijd)
- Toewerken naar toernooi/voorstelling
- …
o Abstracter, zoals:
Transfer andere sporten (leren van vaardigheden die je
ook bij andere sporten kan gebruiken)
Actieve en gezonde leefstijl
Week 7: DIM: Directe instructiemodel
Model om leerlingen rekenen of taal te leren.
Bestaat uit 7 fasen
Directe instructie is een docent gestuurde manier van lesgeven waarin
docenten hun lessen zo structureren dat leerlingen actief worden
ingeschakeld en de kans groot is dat alle leerlingen na afloop van de les
de gewenste informatie/vaardigheden van de les beheersen. Jij geeft
richting aan wat er gaat gebeuren. Daarbinnen worden de leerlingen actief
betrokken om zo optimaal te kunnen leren.
Toepassing is afhankelijk van:
- Ontwikkelingskenmerken doelgroep jongere leerlingen hebben
een kortere concentratieboog
- Het doel van jouw les wil je leerlingen op motorisch/cognitief
gebied iets leren
Kwaliteit wordt bepaald door toepassing van 6 sleutelbegrippen.
Kern van DIM is het didactisch werkschema.
Fase 1: Orientatiefase:
- Contact maken
- Aandacht richten: terugblikken/voorkennis ophalen
- Lesdoel benoemen
Fase 2: Instructie:
- Korte heldere uitleg: PAD
o Aandacht voor veiligheid en organisatie
Na de instructie: Stap eruit en houd overzicht en letten op Loop ‘t.
Fase 3: Loop ‘t:
- Kijken naar gedrag (doen de kinderen wat de bedoeling is),
veiligheid en organisatie (is er voldoende beweegtijd)
o Interventie als het niet loopt
Fase 4: Luk ‘t:
- Is de oefening haalbaar?
o Aanpassen regels, opzet, opdracht
Fase 5: Leert ‘t:
- Uitvoering dominante handelingen? (voeren ze het uit?)
o Leerhulp: eerst klassikaal, dan individueel
- Differentiatie toepassen
- Zelfstandigheid vergroten (kerndoel 58)
Fase 6 Leeft ‘t:
- Uitdagend en spannend maken/houden
- Aandacht voor succeservaringen
- Eigen inbreng mogelijkheden
Fase 7: evaluatie:
- Afsluiten op lesdoel/kernbegrippen en vooruitblikken
,Sleutelbegrippen
Verhogen de kwaliteit van het lesgeven
6 sleutelbegrippen:
- Juiste niveau van leerstof
- Structuur
- Doorgronden van de leerstof
- Betekenis geven
- Individuele aanspreekbaarheid
- Feedback op leren
Juiste niveau van leerstof
- Aansluiten bij beginsituatie wat kunnen de leerlingen al
o Model van Vygotsky stelt dat de leerstof moet aansluiten bij de
zone van de naaste ontwikkeling. Deze zone is het niveau wat
net buiten het bereik ligt van wat een kind op eigen kracht
kan.
o Senniger spreekt over de leerzone waarin je graag wil dat
leerlingen terecht komen. (comfort-leer-paniek: comfort = te
weinig uitdaging, paniek= te veel uitdaging)
- (met hulp) haalbare uitdagingen
o Spanning lukken/mislukken
- Meerdere niveaus deelname (eenvoudig-meervoudig/lastiger)
Structuur
Geeft duidelijkheid, waarborgde veiligheid en effectieve leertijd.
Gesplitst in:
- Organisatie:
o Groepsindeling (zelfmaken of de leerlingen)
o Begin/eind les (wat mogen de leerlingen doen voor de
instructie)
o Organisatievormen (klassikaal, vakken, vrije les)
o Lesgewrichten
o Opstelling
- (Veiligheids)afspraken (wanneer mag je je speer halen, handen
klappen voor stilte)
- Instructie
o Didactisch werkschema
o Didactische vuistregels (6W)
Doorgronden van de leerstof
Goed weten wat jouw leerstof inhoudt.
- Weten waar de leerstof in essentie over gaat
- Beweging/activiteit begrijpen (biomechanica, principes, regels)
- Dominantie handelingen
- Doelstelling formuleren
- Leerhulp kunnen toepassen.
Methodische principes: principes die aangeven hoe je van makkelijk naar
moeilijk gaat:
, Met hulpverlening > zonder
Laag > hoog
Schuin vlak > horizontaal vlak
Groot doel > klein doel
Eenvoudige techniek > complexe techniek
Aangepast materiaal > specifiek materiaal
Zonder weerstand > met weerstand
Stabiel > instabiel
Weinig snelheid > veel snelheid
Voorkeursbeen > niet-voorkeursbeen
De methodische principes kunnen je helpen bij leerhulp geven
MAVVaT: vormen van leerhulp
- Arragement: opstelling, organisatie en materiaal aanpassen
o Dwingende (hindernis) en sturende (op doel werpen)
arrangementen
Voordeel: de lesgever hoeft er niet bij te blijven (in
tegenstelling tot manuele leerhulp)
- Taak aanpassen
o Versimpelen, verzwaren, verbinden (handstand handstand
doorrol)
- Verbale leerhulp
o Expliciet: gericht op wat het lichaam moet doen (strek je
armen)
o Impliciet: gericht op omgeving, metaforen (klein als een bal)
o Dialogisch: vragen stellen
- Visuele en akoestische leerhulp
o Voorbeeld
o Foto’s/video’s
o Ritmische begeleiding
- Manuele leerhulp: (hulp met de handen)
o Actief hulpverlenen (bovenbenen van iemand vastpakken en
in een handstand duwen)
o Passief hulpverlenen (naast iemand op een evenwichtsbalk
lopen)
Betekenis geven
Leerlingen gaan actiever met leerstof bezig als ze het nut begrijpen.
- Weten: waarom moet de leerling het uitvoeren
- Totaal (deel) totaal (leukere toewerking voor leerlingen, doordat zij
zelf het probleem beleven) vs. Deel-deel-totaal
o Totaal: essentie van de beweging komt terug in de oefenvorm
(bounce pass in een basketbalwedstrijd)
- Toewerken naar toernooi/voorstelling
- …
o Abstracter, zoals:
Transfer andere sporten (leren van vaardigheden die je
ook bij andere sporten kan gebruiken)
Actieve en gezonde leefstijl
