Hoorcolleges Arbeidsrecht over de grens
Hoorcollege 1 – inleiding: De groeiende rol van de EU voor Arbeids- en Sociale
Zekerheidsrecht
Ontwikkelingen
Uitbreidingen van de Europese Unie:
1973 (DK, IE, VK)
1981 (GR);
1986 (SP, PT)
1995 (AT, FI, ZW)
2004-2007 (midden en oost-Europa)
2013 (Kroatie)
2020 (Brexit)
Door deze uitbreiding, ontstond er een steeds grotere diversiteit. Daarnaast kennen we
inmiddels ook het Europees Hof en soms activistische Europese Commissie
Langzaamaan groei sociaal Europa en nieuwe vormen van governance.
Voorbeelden uitbreiding sociaal acquis
1974 - Eerste sociale actieprogramma
1989 - Gemeenschapshandvest van sociale grondrechten van de werkenden (politieke
verklaring)
1992 - Verdrag van Maastricht: Sociale dialoog
1997 - Verdrag van Amsterdam: Bevoegdheid regelgeving sociale onderwerpen in
verdrag, meer onderwerpen. OMC.
2000 - Verdrag van Nice: Uitbreiding lijst onderwerpen sociaal beleid; Handvest van
de Grondrechten voor de Europese Unie (inclusief sociale). Employment en social
protection committees
2009 - Verdrag van Lissabon: Handvest Grondrechten >> status primair EU recht
Tot 2014 hebben we vijf verschillende vormen van regulering hebben zien ontstaan op het
Europese niveau:
Vorm 1: EP/Raad Wetgevingsprocedure
De commissie doet een voorstel, dan wordt het economisch, sociaal comité en comité van de
regio’s worden geraadpleegd. Dan wordt er gestemd in de Europese Raad en de Raad.
Afhankelijk van het onderwerp moet het unaniem zijn of een meerderheid (staat in het
verdrag). Hierna ontstaat er een richtlijn, aanbeveling etc.
Ook hebben we het Europese Hof. Zij handhaaft de Europese wetgeving. Belangrijke
onderwerpen hierbij zijn: vrij verkeer, gelijkheid, arbeidstijden, informatie, consultatie en
participatie werknemers; gezondheid en veiligheid op werk.
Een Europese richtlijn wordt over het algemeen niet in de nationale wetgeving gekopieerd, er
is vaak een zekere ruimte hoe deze interpretatie zal plaatsvinden. Dit is vaak ook afhankelijk
van de politieke kleur van het land.
,Vorm 2: Sociale dialoog
De Europese Unie steunt Europese dialoog op algemeen en sectorniveau. Financiering,
consultatie.
Maar ook kunnen de sociale partners regelgeving maken (zoals vakbonden). Zij hebben dus
ook een quasi wetgevende rol (art. 154-155 VWEU). Dat gaat als volgt: sociale partners
worden geraadpleegd over richting sociaal en arbeidsmarktbeleid en concrete voorstellen.
Kunnen wat betreft het voorstel aangeven dat zij zelf tot een overeenkomst willen komen. Als
dit lukt, kan deze kaderovereenkomst geïmplementeerd worden door sociale partners zelf
(autonome overeenkomst) of tot wetgeving worden gemaakt door de Raad.
Voorbeelden van overeenkomsten die omgezet zijn in richtlijnen: Ouderschapsverlof (1995),
deeltijdwerk (1997), arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (1999), uitzendwerk (2008).
Voorbeelden van autonome overeenkomsten zijn: telewerk (2002), werk gerelateerde stress
(2004), intimidatie en geweld op het werk (2007), inclusieve arbeidsmarkten (2010), actief
ouder worden (2017), digitalisering (2020).
Het gebruik van dit instrument is beperkt door meningsverschillen en afwijzende houding van
de werkgevers.
Vorm 3: Soft governance
Dit zijn aanbevelingen, proclamaties, opinies, verklaringen etc. De invloed hiervan is niet per
se beperkt maar wel onduidelijk. Het zijn instrumenten die voluntaristisch zijn (jij moet dit en
dat doen, maar ze mogen hier zelf invulling aangeven). Dit wordt gebruikt om richting te
geven aan het debat. Het is niet erg als hier niet gelijk wat meegedaan wordt, het doel is om
het gesprek te starten.
Vorm 4: Open methode van coördinatie (vorm van soft governance).
Deze vorm is in 1997 (met verdrag van Amsterdam) opgezet met de
werkgelegenheidsstrategie; later uitgebreid naar andere armoede, pensioenen etc. Het doel
hiervan is het ondersteunen van de lidstaten bij het ‘progressief ontwikkelen van hun eigen
beleid’.
Beleidsleren; de commissie wil dat de lidstaten leren van elkaar om de dingen beter te doen.
Het is voluntaristisch (er komt geen wetgeving bij kijken) en er is geen harmonisatie. Er
wordt namelijk uitgegaan van verschillende nationale situaties.
, Belangrijkste is dat het resultaat gestuurd is, het gaat er niet om dat mensen rechten
verkrijgen. Daarnaast is het een manier van de Unie om zich mee te bemoeien, zonder die
bevoegdheid te hebben in een verdrag. Een voorbeeld hierbij is de flexicurity proces. Hier
ging het om het idee dat werknemers meer flexibiliteit en zekerheid moeten geven. Hier is
uiteindelijk niks uitgekomen
Vorm 5: fondsen
We kennen verschillende fondsen die geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor sociaal
arbeidsrechtelijke thema’s, namelijk:
Europees Sociaal Fonds: Nederlands in 2014-2020: €507 miljoen te besteden. Re-
integratie van mensen met een afstand tot arbeidsmarkt; actief en gezond ouder
worden.
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling: fondsbegroting voor de periode
2014-2020 bedraagt meer dan 185 miljard Euro. Innovatie, onderzoek, ICT, MKB;
Cohesiefonds: ondersteuning armere landen/regio’s, voor groei, werk en duurzame
ontwikkeling. €63,4 miljard voor 2014-2020.
Waarom een vorm van regulering? De EU stel de voorwaarde op waarbij je de fondsen kan
gebruiken, daarom beïnvloedt het heel direct je beleid.
Financiële crisis: de asociale EU
In 2008 is er een financiële crisis geweest. Veel landen zaten toen in financiële problemen.
Dit is een belangrijk punt geweest in de Eu en het sociale beleid. Er is toen de Troika
opgericht (EC, ECB en IMF). Zij gaven financiële steun aan SP, PT, IE en GR. Dit kregen ze
niet voor niks. De voorwaarden hiervoor waren: harde bezuinigingen (verlagen
minimumloon, publieke sector lonen, pensioenen verlagen, decentraliseren cao’s, enz).
Hiermee heeft de Eu toen ‘kleur bekend’ en laten zien hoe ze vonden hoe er omgegaan dient
Hoorcollege 1 – inleiding: De groeiende rol van de EU voor Arbeids- en Sociale
Zekerheidsrecht
Ontwikkelingen
Uitbreidingen van de Europese Unie:
1973 (DK, IE, VK)
1981 (GR);
1986 (SP, PT)
1995 (AT, FI, ZW)
2004-2007 (midden en oost-Europa)
2013 (Kroatie)
2020 (Brexit)
Door deze uitbreiding, ontstond er een steeds grotere diversiteit. Daarnaast kennen we
inmiddels ook het Europees Hof en soms activistische Europese Commissie
Langzaamaan groei sociaal Europa en nieuwe vormen van governance.
Voorbeelden uitbreiding sociaal acquis
1974 - Eerste sociale actieprogramma
1989 - Gemeenschapshandvest van sociale grondrechten van de werkenden (politieke
verklaring)
1992 - Verdrag van Maastricht: Sociale dialoog
1997 - Verdrag van Amsterdam: Bevoegdheid regelgeving sociale onderwerpen in
verdrag, meer onderwerpen. OMC.
2000 - Verdrag van Nice: Uitbreiding lijst onderwerpen sociaal beleid; Handvest van
de Grondrechten voor de Europese Unie (inclusief sociale). Employment en social
protection committees
2009 - Verdrag van Lissabon: Handvest Grondrechten >> status primair EU recht
Tot 2014 hebben we vijf verschillende vormen van regulering hebben zien ontstaan op het
Europese niveau:
Vorm 1: EP/Raad Wetgevingsprocedure
De commissie doet een voorstel, dan wordt het economisch, sociaal comité en comité van de
regio’s worden geraadpleegd. Dan wordt er gestemd in de Europese Raad en de Raad.
Afhankelijk van het onderwerp moet het unaniem zijn of een meerderheid (staat in het
verdrag). Hierna ontstaat er een richtlijn, aanbeveling etc.
Ook hebben we het Europese Hof. Zij handhaaft de Europese wetgeving. Belangrijke
onderwerpen hierbij zijn: vrij verkeer, gelijkheid, arbeidstijden, informatie, consultatie en
participatie werknemers; gezondheid en veiligheid op werk.
Een Europese richtlijn wordt over het algemeen niet in de nationale wetgeving gekopieerd, er
is vaak een zekere ruimte hoe deze interpretatie zal plaatsvinden. Dit is vaak ook afhankelijk
van de politieke kleur van het land.
,Vorm 2: Sociale dialoog
De Europese Unie steunt Europese dialoog op algemeen en sectorniveau. Financiering,
consultatie.
Maar ook kunnen de sociale partners regelgeving maken (zoals vakbonden). Zij hebben dus
ook een quasi wetgevende rol (art. 154-155 VWEU). Dat gaat als volgt: sociale partners
worden geraadpleegd over richting sociaal en arbeidsmarktbeleid en concrete voorstellen.
Kunnen wat betreft het voorstel aangeven dat zij zelf tot een overeenkomst willen komen. Als
dit lukt, kan deze kaderovereenkomst geïmplementeerd worden door sociale partners zelf
(autonome overeenkomst) of tot wetgeving worden gemaakt door de Raad.
Voorbeelden van overeenkomsten die omgezet zijn in richtlijnen: Ouderschapsverlof (1995),
deeltijdwerk (1997), arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (1999), uitzendwerk (2008).
Voorbeelden van autonome overeenkomsten zijn: telewerk (2002), werk gerelateerde stress
(2004), intimidatie en geweld op het werk (2007), inclusieve arbeidsmarkten (2010), actief
ouder worden (2017), digitalisering (2020).
Het gebruik van dit instrument is beperkt door meningsverschillen en afwijzende houding van
de werkgevers.
Vorm 3: Soft governance
Dit zijn aanbevelingen, proclamaties, opinies, verklaringen etc. De invloed hiervan is niet per
se beperkt maar wel onduidelijk. Het zijn instrumenten die voluntaristisch zijn (jij moet dit en
dat doen, maar ze mogen hier zelf invulling aangeven). Dit wordt gebruikt om richting te
geven aan het debat. Het is niet erg als hier niet gelijk wat meegedaan wordt, het doel is om
het gesprek te starten.
Vorm 4: Open methode van coördinatie (vorm van soft governance).
Deze vorm is in 1997 (met verdrag van Amsterdam) opgezet met de
werkgelegenheidsstrategie; later uitgebreid naar andere armoede, pensioenen etc. Het doel
hiervan is het ondersteunen van de lidstaten bij het ‘progressief ontwikkelen van hun eigen
beleid’.
Beleidsleren; de commissie wil dat de lidstaten leren van elkaar om de dingen beter te doen.
Het is voluntaristisch (er komt geen wetgeving bij kijken) en er is geen harmonisatie. Er
wordt namelijk uitgegaan van verschillende nationale situaties.
, Belangrijkste is dat het resultaat gestuurd is, het gaat er niet om dat mensen rechten
verkrijgen. Daarnaast is het een manier van de Unie om zich mee te bemoeien, zonder die
bevoegdheid te hebben in een verdrag. Een voorbeeld hierbij is de flexicurity proces. Hier
ging het om het idee dat werknemers meer flexibiliteit en zekerheid moeten geven. Hier is
uiteindelijk niks uitgekomen
Vorm 5: fondsen
We kennen verschillende fondsen die geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor sociaal
arbeidsrechtelijke thema’s, namelijk:
Europees Sociaal Fonds: Nederlands in 2014-2020: €507 miljoen te besteden. Re-
integratie van mensen met een afstand tot arbeidsmarkt; actief en gezond ouder
worden.
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling: fondsbegroting voor de periode
2014-2020 bedraagt meer dan 185 miljard Euro. Innovatie, onderzoek, ICT, MKB;
Cohesiefonds: ondersteuning armere landen/regio’s, voor groei, werk en duurzame
ontwikkeling. €63,4 miljard voor 2014-2020.
Waarom een vorm van regulering? De EU stel de voorwaarde op waarbij je de fondsen kan
gebruiken, daarom beïnvloedt het heel direct je beleid.
Financiële crisis: de asociale EU
In 2008 is er een financiële crisis geweest. Veel landen zaten toen in financiële problemen.
Dit is een belangrijk punt geweest in de Eu en het sociale beleid. Er is toen de Troika
opgericht (EC, ECB en IMF). Zij gaven financiële steun aan SP, PT, IE en GR. Dit kregen ze
niet voor niks. De voorwaarden hiervoor waren: harde bezuinigingen (verlagen
minimumloon, publieke sector lonen, pensioenen verlagen, decentraliseren cao’s, enz).
Hiermee heeft de Eu toen ‘kleur bekend’ en laten zien hoe ze vonden hoe er omgegaan dient