Ontwikkelingspsychologie is
➔ de verandering van psychologie.
➔ en de psychologie van verandering.
Dit is vaak eenmoeilijkervak.
Waarom ontwikkelingspsychologie:
1. Begrijpen
2. Voorspellen
3. Voorkomen van problemen
Belangrijkste principes ontwikkelings/lifespan psychologie:
- Plasticiteit → dingen zijn veranderbaar
- Hele levensloop
- Ontwikkeling is multidimensionaal → verschillende domeinen beïnvloeden elkaar.
- Multidirectioneel → niet alleen ‘groei’, maar het is ook ‘afname’
- Contextueel → het is omgevingsafhankelijk
- Multidisciplinair
Ontwikkelingsfasen:
● Prenatale ontwikkeling (alles voor geboorte)
● Infancy (geboorte tot 12 maanden)
● Toddlerhood (12-30 maanden)
● Early childhood (30 maanden tot 6 jaar)
● Middle/late childhood (6 jaar tot begin pubertijd)
● Adolescence (begin pubertijd tot ongeveer 20 jaar)
● Early adulthood (20-30 jaar)
● Established adulthood (20-45 jaar)
● Middle adulthood (45-65 jaar)
● Late adulthood (65-overlijden)
Belangrijkste thema's:
● Nature vs. nurture
● Continue vs. discontinue ontwikkeling → geleidelijk of abrupt (stages)
● Tegenwoordig: veel continue, met hier en daar een ‘groeispurt’. Soms een threshold
(psychologische ontwikkeling continue, maar komt boven een grens uit waardoor het
opeens iets nieuws kan).
Methoden in de ontwikkelingspsychologie:
● Observatie (naturalistisch of gestructureerd)
○ vaak mbv videobeelden
○ Voordelen: ecologische validiteit, kan met meerdere diersoorten
○ Nadelen: experimenter/observer bias. Snapshots → hoe stabiel is het
onderliggend psychologische proces.
● Rapportage: (zelfrapportage, ouder, leerkrachten, leeftijdsgenoten)
○ Voordelen: subjectieve variabelen meten
, ○ N adelen: kan niet bij jonge kinderen, sociale wenselijkheid, beperkt
bewustzijn eigen psychologie, verschillende soorten bias.
● Fysiologie: hersenactiviteit metingen, hormonen. spier en warmte metingen. hart en
huid metingen, oogmetingen.
○ Voordeel: relatief objectieve meting
○ matig: sommige metingen werken voor alle leeftijden en meerdere
diersoorten
○ Nadeel: soms duur, dataverwerking en analyse vaak lastiger (gaat sneller met
AI), interpretatie lastig.
Onderzoeksdesign: cross sectioneel vs. longitudinaal (over langere tijd iemand
●
volgen).
,HC2 - Evolutionary developmental
Op welk moment zien we dat we een andere kant op gaan dan dieren?
Evolutie:
● We hebben allemaal genotype (dna) en met interactie met de omgeving komt er een
fenotype uit. Bij geslachtsgemeenschappen wordt het genotype van beide personen
gecombineerd en ontstaat er een nieuw genotype.
● Het grootste gedeelte van onze huidige genen zijn het resultaat van miljoenen jaren
natuurlijke selectie.
atuurlijke selectie→ alleen genotypes die het goedgenoeg doen in hun omgeving
N
worden uiteindelijk doorgegeven aan de volgende generatie.
Survival of the fittest
- Fit → passen, degene die het beste aan zijn omgeving heeft aangepast
- Je hoeft niet het beste te passen bij je omgeving, maar je moet net genoeg passen
bij je omgeving
Evolutie, alleen maar een theorie? Nee, er is genoeg bewijs voor.
● Een verandering in het genotype moet ook een verandering in het fenotype
teweegbrengen.Knock out studies:een specifiek gentargeten en uitschakelen,
waardoor het een fysiologische/morfologische verandering teweeg kan brengen.
● “Natuurlijke selectie” in het lab → bij fruitvliegjes van dezelfde soort, sommigen in het
donker gezet en sommige in het licht gezet. Na verloop van generaties zag je dat in
de donkere kamer alleen maar vliegjes leefden die zich hadden aangepast aan hun
omgeving → een subsoort is ontstaan.
○ In het lab kan lastig zijn → kleine samples, relatief korte tijd.
● Nucleaire reactor (Chernobyl) ontploft → bijna alles wat leefde in die omgeving
stralingsvergiftiging opliep en doodging. In ieder geval zijn 2 soorten bacteriën
resistenter geworden tegen radioactieve straling → sterk bewijs voor adaptatie.
Later hebben ze dit ook bij wolven gevonden.
Het is niet alleen maar een theorie, maar het is ook een observeerbaar fenomeen.
e zijn het nauwst verwant aan chimpansees en bonobos (maar hun meer aan elkaar).
W
We zijn iets minder verwant aan gorilla's (8,5-12 mya)
De apen waar we het verst vandaan staan zijn de orang-oetans.
volutie→ Het grootste gedeelte van onze huidigegenen zijn het resultaat van miljoenen
E
jaren natuurlijke selectie:
● Een gedeelte van deze genen bepaalt hoe onze psychologische systemen in elkaar
zitten, en beïnvloedt dus ons gedrag.
*Video mannen die dansen en vogels die dansen om een andere vogel te verleiden*
- In hoeverre is de psychologie die hieronder zit hetzelfde of anders?
In sommige groepen chimpansees gebeurt iets wat bij ons ook voor kan komen: territorium
van een andere groep binnendringen om anderen te vermoorden.
, e psychologie en motivatie om dit te doen delen we met andere diersoorten en is niet
D
alleen maar cultureel.
ernvragen van evolutionaire en vergelijkende psychologie:
K
1. Hoe vergelijkbaar is onze psychologie met die van andere dieren?
● Stresssystemen - waarom hebben wij stress-systemen? Om om te gaan met gevaar.
○ Dit systeem triggert het fight or flight response → zo veel mogelijk energie
naar de spieren.
■ Dit gebeurt door glucose en vet uit vetcellen te halen voor gebruik →
er komt meer zuurstof in het bloed.
■ Je krijgt een hogere hartslag om dit zo snel mogelijk naar je spieren te
krijgen.
■ Je pijn wordt onderdrukt
■ Je immuunsysteem krijgt een korte boost.
■ Specifieke psychologische boost
● versterkte waarneming
● boost specifiek soort geheugen (e.g. omgeving)
○ Maar dit systeem haalt ook energie weg van processen die niet nodig zijn in
die situatie.
■ Bijvoorbeeld: spijsvertering, groei, genezing, voortplanting
● Als je niet in staat bent een stressrespons te genereren wanneer het nodig is, zit je in
de problemen!!
● Maar wat als de stress constant is?
○ Als je deze respons te vaak aan zet, wordt het moeilijker hem weer uit te
zetten.
○ Chronische stress (cortisol) → op lange termijn schadelijk voor onze
gezondheid.
■ Lange termijn gevolgen chronische stress:
● verhoogde kans op cardiovasculaire problemen (hartaanval,
beroerte). Langdurig druk op het hart en de vaten →
waarschijnlijk dat er ergens in het systeem scheurtjes
ontstaan.
● Diabetes type 2 → constant hoge suikerspiegel waardoor je
cellen minder gevoelig worden voor insuline en dit houdt je
lichaam niet bij (je lichaam houdt er op een gegeven moment
mee op om insuline te maken op dat tempo).
● Spijsverteringesporblemen en maagzweren
● verminderde groei bij kinderen
● seksuele en voortplantingsproblemen
● problemen met het immuunsysteem en auto-immuunziekten
(je krijgt een dip na de piek omdat het te veel moeite kost om
dat level hoog te houden)
● Slaapproblemen → Van cortisol wordt je wakker , dus je slaapt
moeilijker en lichter.
● angst en depressie.
● Waarom zijn mensen dan zo gevoelig voor lange termijn stress
● Toen onze stress systemen evolueerde hadden we andere en minder continue
stressors in onze omgeving