Week 1: Introductie en paradigma’s
Kenmerken kwalitatief onderzoek
1. De vraagstelling en het doel van het onderzoek
Vraagstellingen gaan over complexe thema’s of betreffen sociale
processen
De dagelijkse werkelijkheid van de onderzochten staat centraal
2. Het onderzoeksdesign
Het onderzoeksdesign is flexibel
Het onderzoeksdesign is gericht op studie in een natuurlijke
omgeving
Het onderzoeksdesign is gericht op een holistisch begrijpen van de
context
3. De dataverzamelingsmethode
Er is een uitgebreid gamma aan dataverzamelingsmethoden ter
beschikking
Er wordt vaak een beroep gedaan op meerdere methoden in één
onderzoek
Het gebruik van methoden is flexibel
De dataverzameling impliceert vaak een intens en/of langdurig
contact met het veld
4. De analyse
De analyse gebeurt eerder op basis van teksten dan op basis van
cijfers
Het doel van de analyse is betekenis achterhalen
Centraal in de analyse staan processen
Het doel van de analyse is in de diepte begrijpen en niet
representatief te beschrijven
5. Rapportering
De onderzochten worden betrokken bij de resultaten
De rapportering probeert de context van het geheel weer te geven
De invloed van de onderzoeker op zijn onderzoeksopzet wordt
expliciet in rekening genomen
In kwalitatief onderzoek staat niet de onderzoeker centraal maar de
onderzochte. Niet de alwetende wetenschapper met zijn wijsheid is het
centrum maar de dagelijkse leefomgeving van de persoon of groep die in
het onderzoek bestudeerd wordt. Dit is het klassieke onderscheid dat in de
antropologie gemaakt wordt tussen het deductief en inductief
perspectief in onderzoek.
Deductief perspectief gaat uit van een onderzoeker die door
literatuurstudie en voorgaande resultaten met een vooraf bepaald schema
(een gesloten vragenlijst bijvoorbeeld) zijn studieobject tegemoet trekt.
De inductieve benadering uit het kwalitatief onderzoek zoekt deze
schema’s bij de onderzochten zelf. In plaats van naar te kijken hoe vaak
,iets voorkomt, wil de onderzoeker begrijpen hoe sociale betekenisgeving
tot stand komt, hoe sociale processen verlopen.
In kwalitatief onderzoek is het niet gebruikelijk om de methode op
voorhand al vast te leggen. Gebruikelijk is om literatuur door te nemen om
een idee te krijgen van de stand van het onderzoek op hun domein,
zonder hier zo ver in te gaan dat hun geest voldoende open het
onderzoeksterrein kan betreden. Een onderzoeksvraag wordt geschreven
die als kompas dient bij de studie, deze kan nog worden bijgeschaafd.
Data wordt verzameld zonder op voorhand instrumenten te creëren die
vast en uniform zijn voor alle onderzochten.
Vaak voorkomend is overschakelen van dataverzamelingsmethode in de
loop van het onderzoek, omdat de setting in het onderzoek dit nu eenmaal
vereist. Ook het gebruiken van meerdere methoden om aan je gegevens
te komen is eerder de regel dan uitzondering. Vaak merk je wel dat één
methode dominant is.
Een ander kenmerk van kwalitatief onderzoek is dat er een langdurig
contact is met het onderzoeksveld en dat dit contact tevens diepgaand is.
Het basismateriaal dat geanalyseerd wordt in kwalitatief onderzoek is
voornamelijk tekstueel van aard (interviews, transcripten, veldnota’s van
observaties). In mindere mate komt ook visueel materiaal aan bod in
zoverre dat de beelden op hun inhoud en niet op hun voorkomen verkeken
worden (wat in kwantitatieve inhoudsanalyse gebeurt).
Bij kwalitatief onderzoek ligt het accent op toegankelijk en leesbaar
weergeven van de resultaten. Dit is vaak een uitgebreide beschrijving van
het materiaal. Daarnaast worden respondenten betrokken bij de
resultaten. Zo wordt er onder andere feedback gevraagd aan de
respondenten. Op die manier wordt nagegaan of de analyses die de
onderzoeker uitvoerden, stroken met wat de respondenten zelf voelen.
Paradigma’s
De klassieke tweedeling die onderscheid maakt tussen kwantitatief en
kwalitatief onderzoek:
Positivisme: een filosofische benadering die stelt dat de
werkelijkheid objectief bestaat en kan worden begrepen doormiddel
van empirische observatie en rationele analyse. Kenmerkt zich door:
Gebaseerd op objectiviteit, feiten en universele
waarheden.
Richt zich vaak op kwantitatieve methoden zoals
enquetes, experimenten en statistische analyses.
, Onderzoekers proberen een neutrale positie in te nemen
en zien zichzelf als onafhankelijke waarnemers.
Doel: het identificeren van patronen en wetmatigheden
die universeel toepasbaar zijn, zoals causaliteit (oorzaak-
gevolg relaties).
Interpretivisme: benadrukt het belang van het begrijpen van de
sociale werkelijkheid vanuit de perspectieven van de mensen die
eraan deelnemen. Het erkent dat de werkelijkheid subjectief en
contextueel is. Kenmerken:
Gebaseerd op subjectieve ervaringen, betekenisgeving
en context.
Richt zich op kwalitatieve methoden zoals interviews,
focusgroepen en etnografie.
Onderzoekers spelen een actieve rol in de interpretatie
van data en erkennen dat hun eigen perspectief invloed
kan hebben op onderzoek.
Doel: begrijpen hoe mensen betekenis geven aan hun
ervaringen en hoe die betekenis wordt gevorm door
sociale en culturele contexten.
Interpretivisme is een kernbenadering binnen kwalitatief onderzoek.
De vier paradigma’s:
- (Post-)Positivisme: richt zich op het ontdekken van objectieve
waarheden. Postpositivisme is een gemoderniseerde versie van
positivisme, waarin wordt erkend dat absolute objectiviteit
onhaalbaar is, maar wetenschappers toch naar nauwkeurigheid
streven. Kenmerken:
o De werkelijkheid bestaat, maar onze kennis ervan is onvolledig
en feilbaar.
o Doel: probalistische kennis ontwikkelen (benaderingen van de
waarheid).
o Onderzoekers zijn zich bewust van hun eigen beperkingen en
biases.
o Methoden: RCT, epidemiologisch onderzoek, triangulatie, mix-
methodes.
- Kritische theorie: richt zich op hoe sociale structuren en
machtsdynamieken ongelijkheid creëren en in stand houden.
Kenmerken:
o Analyseert gezondheidsongelijkheden en de invloed van
factoren zoals armoede, toegang tot zorg en stigma.
o Doel: ongelijkheid verminderen en systemen veranderen
(politiek, sociale, economische, etnische en gender waarden).
Kenmerken kwalitatief onderzoek
1. De vraagstelling en het doel van het onderzoek
Vraagstellingen gaan over complexe thema’s of betreffen sociale
processen
De dagelijkse werkelijkheid van de onderzochten staat centraal
2. Het onderzoeksdesign
Het onderzoeksdesign is flexibel
Het onderzoeksdesign is gericht op studie in een natuurlijke
omgeving
Het onderzoeksdesign is gericht op een holistisch begrijpen van de
context
3. De dataverzamelingsmethode
Er is een uitgebreid gamma aan dataverzamelingsmethoden ter
beschikking
Er wordt vaak een beroep gedaan op meerdere methoden in één
onderzoek
Het gebruik van methoden is flexibel
De dataverzameling impliceert vaak een intens en/of langdurig
contact met het veld
4. De analyse
De analyse gebeurt eerder op basis van teksten dan op basis van
cijfers
Het doel van de analyse is betekenis achterhalen
Centraal in de analyse staan processen
Het doel van de analyse is in de diepte begrijpen en niet
representatief te beschrijven
5. Rapportering
De onderzochten worden betrokken bij de resultaten
De rapportering probeert de context van het geheel weer te geven
De invloed van de onderzoeker op zijn onderzoeksopzet wordt
expliciet in rekening genomen
In kwalitatief onderzoek staat niet de onderzoeker centraal maar de
onderzochte. Niet de alwetende wetenschapper met zijn wijsheid is het
centrum maar de dagelijkse leefomgeving van de persoon of groep die in
het onderzoek bestudeerd wordt. Dit is het klassieke onderscheid dat in de
antropologie gemaakt wordt tussen het deductief en inductief
perspectief in onderzoek.
Deductief perspectief gaat uit van een onderzoeker die door
literatuurstudie en voorgaande resultaten met een vooraf bepaald schema
(een gesloten vragenlijst bijvoorbeeld) zijn studieobject tegemoet trekt.
De inductieve benadering uit het kwalitatief onderzoek zoekt deze
schema’s bij de onderzochten zelf. In plaats van naar te kijken hoe vaak
,iets voorkomt, wil de onderzoeker begrijpen hoe sociale betekenisgeving
tot stand komt, hoe sociale processen verlopen.
In kwalitatief onderzoek is het niet gebruikelijk om de methode op
voorhand al vast te leggen. Gebruikelijk is om literatuur door te nemen om
een idee te krijgen van de stand van het onderzoek op hun domein,
zonder hier zo ver in te gaan dat hun geest voldoende open het
onderzoeksterrein kan betreden. Een onderzoeksvraag wordt geschreven
die als kompas dient bij de studie, deze kan nog worden bijgeschaafd.
Data wordt verzameld zonder op voorhand instrumenten te creëren die
vast en uniform zijn voor alle onderzochten.
Vaak voorkomend is overschakelen van dataverzamelingsmethode in de
loop van het onderzoek, omdat de setting in het onderzoek dit nu eenmaal
vereist. Ook het gebruiken van meerdere methoden om aan je gegevens
te komen is eerder de regel dan uitzondering. Vaak merk je wel dat één
methode dominant is.
Een ander kenmerk van kwalitatief onderzoek is dat er een langdurig
contact is met het onderzoeksveld en dat dit contact tevens diepgaand is.
Het basismateriaal dat geanalyseerd wordt in kwalitatief onderzoek is
voornamelijk tekstueel van aard (interviews, transcripten, veldnota’s van
observaties). In mindere mate komt ook visueel materiaal aan bod in
zoverre dat de beelden op hun inhoud en niet op hun voorkomen verkeken
worden (wat in kwantitatieve inhoudsanalyse gebeurt).
Bij kwalitatief onderzoek ligt het accent op toegankelijk en leesbaar
weergeven van de resultaten. Dit is vaak een uitgebreide beschrijving van
het materiaal. Daarnaast worden respondenten betrokken bij de
resultaten. Zo wordt er onder andere feedback gevraagd aan de
respondenten. Op die manier wordt nagegaan of de analyses die de
onderzoeker uitvoerden, stroken met wat de respondenten zelf voelen.
Paradigma’s
De klassieke tweedeling die onderscheid maakt tussen kwantitatief en
kwalitatief onderzoek:
Positivisme: een filosofische benadering die stelt dat de
werkelijkheid objectief bestaat en kan worden begrepen doormiddel
van empirische observatie en rationele analyse. Kenmerkt zich door:
Gebaseerd op objectiviteit, feiten en universele
waarheden.
Richt zich vaak op kwantitatieve methoden zoals
enquetes, experimenten en statistische analyses.
, Onderzoekers proberen een neutrale positie in te nemen
en zien zichzelf als onafhankelijke waarnemers.
Doel: het identificeren van patronen en wetmatigheden
die universeel toepasbaar zijn, zoals causaliteit (oorzaak-
gevolg relaties).
Interpretivisme: benadrukt het belang van het begrijpen van de
sociale werkelijkheid vanuit de perspectieven van de mensen die
eraan deelnemen. Het erkent dat de werkelijkheid subjectief en
contextueel is. Kenmerken:
Gebaseerd op subjectieve ervaringen, betekenisgeving
en context.
Richt zich op kwalitatieve methoden zoals interviews,
focusgroepen en etnografie.
Onderzoekers spelen een actieve rol in de interpretatie
van data en erkennen dat hun eigen perspectief invloed
kan hebben op onderzoek.
Doel: begrijpen hoe mensen betekenis geven aan hun
ervaringen en hoe die betekenis wordt gevorm door
sociale en culturele contexten.
Interpretivisme is een kernbenadering binnen kwalitatief onderzoek.
De vier paradigma’s:
- (Post-)Positivisme: richt zich op het ontdekken van objectieve
waarheden. Postpositivisme is een gemoderniseerde versie van
positivisme, waarin wordt erkend dat absolute objectiviteit
onhaalbaar is, maar wetenschappers toch naar nauwkeurigheid
streven. Kenmerken:
o De werkelijkheid bestaat, maar onze kennis ervan is onvolledig
en feilbaar.
o Doel: probalistische kennis ontwikkelen (benaderingen van de
waarheid).
o Onderzoekers zijn zich bewust van hun eigen beperkingen en
biases.
o Methoden: RCT, epidemiologisch onderzoek, triangulatie, mix-
methodes.
- Kritische theorie: richt zich op hoe sociale structuren en
machtsdynamieken ongelijkheid creëren en in stand houden.
Kenmerken:
o Analyseert gezondheidsongelijkheden en de invloed van
factoren zoals armoede, toegang tot zorg en stigma.
o Doel: ongelijkheid verminderen en systemen veranderen
(politiek, sociale, economische, etnische en gender waarden).