Vermogen en vermogensrecht
Vermogen = geheel van op geld waardeerbare (in economische sfeer
liggende) rechten en verplichtingen die iemand heeft. Dus het geheel van
activa en passiva.
Objectief vermogensrecht = alle regels met betrekking tot de
subjectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen
vormen.
- Te onderscheiden in goederenrecht: betrekking op rechtsvermogen
tussen persoon en een goed
- Te onderscheiden in verbintenissenrecht: rechtsverhouding tussen
een persoon en een ander persoon
Subjectief vermogensrecht = een aan iemand toekomende
bevoegdheid: een aan een bepaald persoon toekomend recht dat deel
uitmaakt van zijn vermogen, bv. Eigendomsrecht.
- Te onderscheiden in rechten met betrekking tot personen en rechten
met betrekking tot goederen.
Absoluut recht = rechten die de rechthebbende in beginsel tegen
iedereen kan inroepen.
hoort bij het goederenrecht
Relatief recht = een recht die de rechthebbende tegen slechts 1 persoon
kan inroepen.
hoort bij het verbintenissenrecht
Verdere info in het boek gaat over hoe de burgerlijke
wetboeken zijn ingedeeld. Hier wordt in de
samenvatting niet verder op ingegaan, omdat je aan de
titels van de BW’s wel kunt zien waar het over gaat.
1
,Hoofdstuk 2: Absolute rechten op goederen
Eigendom
Eigendom = het meest omvattende recht op een zaak. Dit is een
absoluut recht.
De eigenaar komt het vrije genot van zijn zaak toe
De eigenaar kan anderen van het genot van de zaak uitsluiten (art. 5:1
lid 2) dit betekent dat mensen geen genot mogen hebben van de zaak
van de eigenaar. Hij kan ook anderen wel het genot van de zaak toestaan.
Dan kunnen anderen wel van zijn zaken gebruik maken.
De eigenaar komt de bevoegdheid toe om over zijn zaak te
beschikken
Een eigenaar van een zaak kan alleen zelf over zijn zaak beschikken. Dit
betekent dat alleen hij kan bepalen of hij een ander eigenaar maakt of
niet. Wel kan de eigenaar het door iemand anders laten uitoefenen om
een ander eigenaar te maken.
Beperkingen aan het recht van de eigenaar
Een eigenaar heeft genots en beschikkingsrecht over zijn zaken, maar dit
is niet onbeperkt. (lid 2) stelt namelijk dat het niet in strijd mag zijn met
wettelijke voorschriften en rechten van anderen. VB = als je naar Amerika
gaat voor 2 maand en B je bungalow tegen vergoeding uitleent omdat je
weg bent voor 2 maand. Dan mag je diegene er niet meteen uittrappen als
je na 1 maand alweer terug bent.
ook mag een eigenaar geen misbruik maken van zijn
eigendomsbevoegdheid (art. 3:13 lid 1) als dat er onevenredig grote
schade bij een ander ontstaat.
ook mag eigenaar geen hinder geven: de een bellemmert de ander
zodanig in het uitoefenen van eigen subjectieve rechten, die je niet hoeft
te accepteren.
Het eigendomsrecht is een absoluut recht
Het eigendomsrecht kent een exclusief karakter: eigenaar kan zijn recht
handhaven tegenover iedereen die hem belet in de rechtmatige
uitoefening van zijn recht. (= absolute werking)
Art. 5:2: = zaaksgevolg/droit de suite: de eigenaar kan de zaak
tegenover iedereen die hem zonder recht houdt (bv gestolen) weer
opeisen.
2
,Droit de préférence: de eigenaar kan de zaak ook opeisen indien die
zich ondeer een failliet persoon bevindt.
Recht van eigenaar is een absoluut subjectief vermogensrecht
op een zaak
- Het recht van de eigenaar is een subjectief recht; objectieve recht
geeft aan eigenaar het subjectieve recht om over de aan hem
toebehorende zaak te beschikken.
- Het recht van de eigenaar is een vermogensrecht; het is namelijk
een op geld waardeerbaar recht. Het is namelijk (1) overdraagbaar,
(2) rechthebbende kan er stoffelijk voordeel van hebben, (3) het is
verkregen in ruil voor stoffelijk voordeel
- Het recht van de eigenaar is een absoluut recht; kan zijn
eigendomsrecht tegenover iedereen inroepen.
- Het recht van de eigenaar heeft een zaak als object; object is een
prestatie. Vb = het betalen van het gekochte boek en het
overdragen van het boek als eigendom. Dus het object van een
eigendomsrecht is altijd een zaak.
- Het recht van de eigenaar is een zakelijk recht.
o Vertoont namelijk: (1) absoluut subjectief recht, (2)
vermogensrecht, (3) zaak tot object. En deze 3 kenmerken
maakt een zakelijk recht.
Eigendom is een voorbeeld van een absoluut recht op een goed
Art. 3:2 definieert het begrip zaak: voor menselijke beheersing vatbare
stoffelijke objecten. Dit maakt duidelijk dat het bij zaken dus gaat om uit
stof bestaande objecten, dus een concreet en waarneembaar iets. Art.
3:2a benoemt hier ook bij dat dieren geen zaken zijn, maar de bepalingen
van zaken zijn wel nog op dieren van toepassing.
Het begrip ‘zaak; is onderdeel van het begrip ‘goed’ art. 3:1
Beperkte rechten
Beperkte zakelijke rechten
Eigendom is niet het enige zakelijke recht. In boek 5 kom je er
verscheidene tegen.
Vb = erfpacht: (art. 5:85) dit geeft de erfpachter de de bevoegdheid om
iemand anders zijn onroerende zaak te houden en te gebruiken.
Van eigendom afgeleide zakelijke rechten zijn beperkte rechten (art. 3:8)
3
, Beperkte rechten die geen zakelijke rechten zijn
Een beperkt recht hoeft niet altijd een zakelijk recht te zijn. In boek 3 staan
de beperkte rechten die geen zakelijke rechten zijn.
Vruchtgebruik: recht om goederen die tot andere toebehoren te
gebruiken en daarvan de vruchten te genieten, ook als het op een ander
goed dan een zaak is gevestigd (art. 3:201) een vruchtgebruik om in een
huis te blijven wonen en appels uit de appelboom te mogen houden zijn in
dit geval een beperkt en zakelijk recht. Het vruchtgebruik op een
vordering van geld is een beperkt recht, maar geen zakelijk recht. Het
heeft namelijk een vordering en geen zaak tot object.
Pand- en hypotheekrecht: alle goederen (alleen zaken) vatbaar voor de
vestiging van een recht van pand en hypotheek. (3:228) en daarmee
overeenstemt (3:227) als het recht van pand en hypotheek als een
beperkt recht op een goed. Er is sprake van een hypotheekrecht als het
gevestigd is op een registergoed. En er is sprake van een pandrecht als
het gevestigd is op een ander goed. Dit zijn zekerheidsrechten: kunnen op
daaraan onderworpen goederen worden gevestigd met een vordering tot
voldoening van de geldsom.
Een beperkt recht op een goed heeft absolute werking
Beperkte rechten: zijn afgeleid uit absolute vermogensrechten op
goederen, die kennen ook weer absolute werking.
- Absolute karakter komt naar boven als: droit de suite: het
beperkte recht volgt het goed. (= ook wel zaaksgevolg).
Prioriteitsregel
Prioriteitsregel = bij beperkte rechten gaat het oudere voor het jongere.
Rechthebbende kan op hetzelfde goed namelijk meerdere beperkte
rechten vestigen, maar bij conflict gaat ouder voor jonger.
De beperkte rechten vormen een gesloten systeem
Art. 3:81 lid 1 zegt dat aan de personen waar een zelfstandig en
overdraagbaar recht toekomt, alleen de in de wet genoemde beperkte
rechten kan vestigen.
Absolute vermogensrechten
Absolute vermogensrechten op goederen
Elke rechthebbende heeft op een goed een absoluut vermogensrecht met
betrekking tot dat goed, waarbij het ‘goed’ zowel een zaak als een
vermogensrecht kan zijn. Ook een beperkt recht kent een absoluut
karakter.
4