CELCULTUUR EN
IMMUNOCHEMIE
HOODSTUK I: INLEIDING
GESCHIEDENIS
Doorbraak in celculturen zo’n 100 jaar geleden (1950) door 3 belangrijke ontdekkingen:
1) Antibiotica: besmetting voorkomen bij celkweek voor 1950: bacteriën overgroeide weefsel
omdat ze sneller groeien
2) Trypsine: cellen losmaken van cultuurflessen
3) Chemisch gedefinieerde cultuurmedia (vaste hoeveelheden glucose, eiwitten, …) voor 1950:
werd bloed gebruikt = geen ideaal medium (elk bloed is verschillend)
Heeft een kikker gebruikt want het is koud bloedig
Delings tijd van een bacterie 40 minuten
Glucose, aminozuren er bij zo dat jou weefsel sneller gaat groeien
JAREN moeten wij niet kennen maar wel periodes
Celcultuur = essentieel in biomedisch onderzoek:
Opbouw virus: RNA of DNA omgeven door nucleocapside (= eiwitmantel) virussen hebben spikes om
zich aan de receptoren van cellen te hechten virus dringt vervolgens in cel om zich te
vermenigvuldigen
2 soorten virussen:
- Naakt virus: spikes (= glycoproteïnen) zitten op de eiwit mantel bv: polio
- Enveloppe virus: envelop (= celmembraan) zit rond de nucleocapside op de eveloppe zitten
de spikes
Virus = obligaat intracellulair virus heeft cellen nodig om zich te vermenigvuldigen
POLIO VIRUS (1940-1957)
- Kinder verlamming
- Moeilijk ademen
- Pandemie
2 soorten vaccin tegen polio
- Formaline geïnactiveerd vaccin
Formaline zorgt ervoor dat de structuur van het levend infectieus virusdeeltje
behoudenvwordt, zodat het lichaam juist reageert + formaline inactiveert het
virus zodat het geen ziekte kan verwekken maar wel het immuunsysteem
activeert
- Levend verzwakt polio vaccin
Van virusdeeltjes in het labo (soms betere immuunrespons)
, Enkel in ideale omgevingen van het labo
Ze zijn niet meer virulent
Er bestaan soms verzwakt mutanten dat je dan gebruikt als vaccin
1) Cultuurfles: cultuurmedium + cellen die zich onderaan in de fles vasthechten cellen
vermenigvuldigen zich en vormen een monolaag
2) Virusdeeltje toedienen aan cellen virus vermenigvuldigt zich en infecteert alle cellen
3) Virusdeeltje wordt overgebracht naar een nieuwe cultuurfles vermenigvuldigt zich
opnieuw
Bij de vermenigvuldiging ontstaan soms verzwakte mutanten deze worden in het vaccin gebruikt
HELA CELLS
- Had baarmoederhalskanker veroorzaakt door HPV
- Had haar cellen genomen wanneer ze overleden was en wordt nu nog altijd gebruikt voor
onderzoek
- Kankercellen groeien heel snel maar nadeel contaminatie, celcultuur van de luchtwegen
bij voorbeeld worden dan gecontamineerd met hela cellen dus op een duur heb je gewoon
hela cellen
HYBRIDOMA-TECHNOLOGIE (1975)
= technologie die het toelaat om cellen continu monoklonale antilichamen te laten produceren
- Muis en antigen wil je graag een antilichaam tegen
- Uit de milt ga je b-cellen isoleren en ga je ze kweken maar na een tijd gaan die B cellen
beginnen af te sterven
Oplossing normale b cellen laten fusioneren met een tumorale cel of een continue
cel
- Bij de cellen voegen wij PEG toe bevordert de fusie
- De gene die binden met het antigeen blijft hybridoma
Hybridoma = cel die ontstaat door de fusie van een B-lymfocyt met een kankercel (myeloma) cel
heeft oneindige levensduur (van myeloma) en produceert antilichamen (B-lymfocyt)
CEL EN WEEFSELTECHNOLOGIE
Doel = verkrijgen van (bio)implantaten om uitgevallen of slechtwerkende organen en weefsels te
ondersteunen of vervangen bv: skingrafting
- Door diabetes veel amputaties
- Wonden genezen heel traag
Oplossing Cellen met polymeren op wonde doen dus versnelt de genezing
Type I diabetes
- Transplantatie van de pancreas maar door de transplantatie veel van de cellen werken
niet meer
Diabetes: weefsels implanteren waarvan de cellen genetisch zijn aangepast zodat ze kunnen dienen voor
de geregelde afgifte van insuline
,VOORDELEN
Controleren van de omgeving
o Fysiologische parameters altijd het zelfde medium resultaten normaal gezien
altijd wel gelijkaardig
o Fysiochemische parameters
21% zuurstof
0,03% CO2
pH 7,4
temperatuur 37
o Fysiologische parameters
Voedingstoffen % serum, medium
Isotoom evenveel deeltjes binnen als buiten de cel
0,9% NaCl
Maar: meeste cellijnen hebben nood aan media, gesupplementeerd met serum. Dit is nadelig want
serum is gevoelig aan lotvariatie en bevat ongedefinieerde elementen (hormonen)
Geode karakterisatie en homogeniteit
o Meest weefsel culturen homogeen
o Door subcultivatie neemt neemt de homogeniteit toe
- De cellen bij elke transfer gemengd worden
- Er onder invloed van cultuuromstandigheden een selectie plaats vindt van
één welbepaald celtype
o Na verloop van de tijd ontstaan er mutaties belangrijk om om een goed
karakteristieke cellijn in te vriezen als cryostock
o Passeren cellen over brengen van de ene fles naar de andere zodat ze kunnen
blijven groeien
Vorming van een monolaag cellen kunnen niet meer groeien dus ze gaan afsterven,
dus voor dat wij die monolaag hebben moeten wij die cellen los maken met trypsine
o Een deel van de cellen ga je gebruiken om de cylcus te gebruiken
o De andere cellen kan je gebruiken voor experimenten
o Hoe meer dat je normale cellen passeert hoe ouder dat jou cellen wordt
o Met continue cellen moet je opletten voor mutaties
o Jou cellen komen van een weefsel kweken en de cylcus laten doen maar je ga zo
snel mogelijk een deel van de cellen invriezen = cryostock
Bewaren in vloeibare stikstof (als je dat niet doet dan naar een tijd heb je geen cellen
meer)
Kostprijs
o Miniaturisatie (microliter-niveau) en afwezigheid van excretiemechanismen zorgen
ervoor dat voor het onderzoek slechts kleine hoeveelheden monster en reagentia
nodig zijn
o Aankoop en onderhoud van proefdieren is duur. Over het gebruik van dieren voor
proeven ethische vragen wat niet zo is bij cel- en weefselcultuur
, NADELEN
(op het examen kan hij nadelen geven en dan moet je alternatieven kunnen geven)
Expertise
o werken in strikt aseptische (steriele) omstandigheden want dierlijke cellen groeien
trager dan meeste bacteriën en schimmels
o Ze doen antibiotica in jou medium zo dat je geen besmettingen hebt (bij ons maar bij
experten doen ze dat niet)
Hoeveelheden
o De hoeveelheden dat kunnen gekweekt worden op laboschaal ordegrootte van 109
o Grotere hoeveelheden moeten op industriële schaal gekweekt worden grotere
kosten en problemen
Instabiliteit
o Probleem zowel voor normale als continue cellen
o Normale cellen beperkte levensduur verlies van gedifferentieerde
eigenschappen cellen stoppen met delen en sterven = senescentie
o Continue cellen hebben een aneuploïdie instabiel aantal chromosomen
o Cellen groeien twee dimensionaal, tumor cellen groeien drie dimensionaal
Als je dichter bij de patiënt wilt gaan moet je eigenlijk bijna driedimensionaal
gaan
Cultuuromgeving versus in vivo
o Tweedimensionale in cultuuromgeving – driedimensionaal in vivo
Cel-cel en cel-matrix interacties verdwijnen in vitro
Cellen zijn beweegelijk
Snelle celdeling ze krijgen het beste medium om te groeien maar ons
lichaam (in vivo) hebben wij deze perfecte omstandigheden niet dus ze gaan
trager groeien
1 of 2 celtypes bllijven over
o Oversimplificatie van het cultuurmedium
Zenuwstelsel en endocriene organen ontbreken
o Cellulair metabolisme is meer constant
o Energiemetabolisme: glycolyse
Minder belangrijke rol van de citroenzuurcyclus
HOOFDSTUK II:CEL EN WEEFSELKWEEKCULTUREN DEFENITIES
ORGAANCULTUUR
Orgaanculturen worden rechtstreeks uit organisme geïsoleerd orgaanculturen gemaakt van:
o Embryonale organen
o Weefselfragmenten
Wordt dan gekweekt op een vloeistof- gas interfase
behoud van 3D weefselstructuur + functie van weefsel
IMMUNOCHEMIE
HOODSTUK I: INLEIDING
GESCHIEDENIS
Doorbraak in celculturen zo’n 100 jaar geleden (1950) door 3 belangrijke ontdekkingen:
1) Antibiotica: besmetting voorkomen bij celkweek voor 1950: bacteriën overgroeide weefsel
omdat ze sneller groeien
2) Trypsine: cellen losmaken van cultuurflessen
3) Chemisch gedefinieerde cultuurmedia (vaste hoeveelheden glucose, eiwitten, …) voor 1950:
werd bloed gebruikt = geen ideaal medium (elk bloed is verschillend)
Heeft een kikker gebruikt want het is koud bloedig
Delings tijd van een bacterie 40 minuten
Glucose, aminozuren er bij zo dat jou weefsel sneller gaat groeien
JAREN moeten wij niet kennen maar wel periodes
Celcultuur = essentieel in biomedisch onderzoek:
Opbouw virus: RNA of DNA omgeven door nucleocapside (= eiwitmantel) virussen hebben spikes om
zich aan de receptoren van cellen te hechten virus dringt vervolgens in cel om zich te
vermenigvuldigen
2 soorten virussen:
- Naakt virus: spikes (= glycoproteïnen) zitten op de eiwit mantel bv: polio
- Enveloppe virus: envelop (= celmembraan) zit rond de nucleocapside op de eveloppe zitten
de spikes
Virus = obligaat intracellulair virus heeft cellen nodig om zich te vermenigvuldigen
POLIO VIRUS (1940-1957)
- Kinder verlamming
- Moeilijk ademen
- Pandemie
2 soorten vaccin tegen polio
- Formaline geïnactiveerd vaccin
Formaline zorgt ervoor dat de structuur van het levend infectieus virusdeeltje
behoudenvwordt, zodat het lichaam juist reageert + formaline inactiveert het
virus zodat het geen ziekte kan verwekken maar wel het immuunsysteem
activeert
- Levend verzwakt polio vaccin
Van virusdeeltjes in het labo (soms betere immuunrespons)
, Enkel in ideale omgevingen van het labo
Ze zijn niet meer virulent
Er bestaan soms verzwakt mutanten dat je dan gebruikt als vaccin
1) Cultuurfles: cultuurmedium + cellen die zich onderaan in de fles vasthechten cellen
vermenigvuldigen zich en vormen een monolaag
2) Virusdeeltje toedienen aan cellen virus vermenigvuldigt zich en infecteert alle cellen
3) Virusdeeltje wordt overgebracht naar een nieuwe cultuurfles vermenigvuldigt zich
opnieuw
Bij de vermenigvuldiging ontstaan soms verzwakte mutanten deze worden in het vaccin gebruikt
HELA CELLS
- Had baarmoederhalskanker veroorzaakt door HPV
- Had haar cellen genomen wanneer ze overleden was en wordt nu nog altijd gebruikt voor
onderzoek
- Kankercellen groeien heel snel maar nadeel contaminatie, celcultuur van de luchtwegen
bij voorbeeld worden dan gecontamineerd met hela cellen dus op een duur heb je gewoon
hela cellen
HYBRIDOMA-TECHNOLOGIE (1975)
= technologie die het toelaat om cellen continu monoklonale antilichamen te laten produceren
- Muis en antigen wil je graag een antilichaam tegen
- Uit de milt ga je b-cellen isoleren en ga je ze kweken maar na een tijd gaan die B cellen
beginnen af te sterven
Oplossing normale b cellen laten fusioneren met een tumorale cel of een continue
cel
- Bij de cellen voegen wij PEG toe bevordert de fusie
- De gene die binden met het antigeen blijft hybridoma
Hybridoma = cel die ontstaat door de fusie van een B-lymfocyt met een kankercel (myeloma) cel
heeft oneindige levensduur (van myeloma) en produceert antilichamen (B-lymfocyt)
CEL EN WEEFSELTECHNOLOGIE
Doel = verkrijgen van (bio)implantaten om uitgevallen of slechtwerkende organen en weefsels te
ondersteunen of vervangen bv: skingrafting
- Door diabetes veel amputaties
- Wonden genezen heel traag
Oplossing Cellen met polymeren op wonde doen dus versnelt de genezing
Type I diabetes
- Transplantatie van de pancreas maar door de transplantatie veel van de cellen werken
niet meer
Diabetes: weefsels implanteren waarvan de cellen genetisch zijn aangepast zodat ze kunnen dienen voor
de geregelde afgifte van insuline
,VOORDELEN
Controleren van de omgeving
o Fysiologische parameters altijd het zelfde medium resultaten normaal gezien
altijd wel gelijkaardig
o Fysiochemische parameters
21% zuurstof
0,03% CO2
pH 7,4
temperatuur 37
o Fysiologische parameters
Voedingstoffen % serum, medium
Isotoom evenveel deeltjes binnen als buiten de cel
0,9% NaCl
Maar: meeste cellijnen hebben nood aan media, gesupplementeerd met serum. Dit is nadelig want
serum is gevoelig aan lotvariatie en bevat ongedefinieerde elementen (hormonen)
Geode karakterisatie en homogeniteit
o Meest weefsel culturen homogeen
o Door subcultivatie neemt neemt de homogeniteit toe
- De cellen bij elke transfer gemengd worden
- Er onder invloed van cultuuromstandigheden een selectie plaats vindt van
één welbepaald celtype
o Na verloop van de tijd ontstaan er mutaties belangrijk om om een goed
karakteristieke cellijn in te vriezen als cryostock
o Passeren cellen over brengen van de ene fles naar de andere zodat ze kunnen
blijven groeien
Vorming van een monolaag cellen kunnen niet meer groeien dus ze gaan afsterven,
dus voor dat wij die monolaag hebben moeten wij die cellen los maken met trypsine
o Een deel van de cellen ga je gebruiken om de cylcus te gebruiken
o De andere cellen kan je gebruiken voor experimenten
o Hoe meer dat je normale cellen passeert hoe ouder dat jou cellen wordt
o Met continue cellen moet je opletten voor mutaties
o Jou cellen komen van een weefsel kweken en de cylcus laten doen maar je ga zo
snel mogelijk een deel van de cellen invriezen = cryostock
Bewaren in vloeibare stikstof (als je dat niet doet dan naar een tijd heb je geen cellen
meer)
Kostprijs
o Miniaturisatie (microliter-niveau) en afwezigheid van excretiemechanismen zorgen
ervoor dat voor het onderzoek slechts kleine hoeveelheden monster en reagentia
nodig zijn
o Aankoop en onderhoud van proefdieren is duur. Over het gebruik van dieren voor
proeven ethische vragen wat niet zo is bij cel- en weefselcultuur
, NADELEN
(op het examen kan hij nadelen geven en dan moet je alternatieven kunnen geven)
Expertise
o werken in strikt aseptische (steriele) omstandigheden want dierlijke cellen groeien
trager dan meeste bacteriën en schimmels
o Ze doen antibiotica in jou medium zo dat je geen besmettingen hebt (bij ons maar bij
experten doen ze dat niet)
Hoeveelheden
o De hoeveelheden dat kunnen gekweekt worden op laboschaal ordegrootte van 109
o Grotere hoeveelheden moeten op industriële schaal gekweekt worden grotere
kosten en problemen
Instabiliteit
o Probleem zowel voor normale als continue cellen
o Normale cellen beperkte levensduur verlies van gedifferentieerde
eigenschappen cellen stoppen met delen en sterven = senescentie
o Continue cellen hebben een aneuploïdie instabiel aantal chromosomen
o Cellen groeien twee dimensionaal, tumor cellen groeien drie dimensionaal
Als je dichter bij de patiënt wilt gaan moet je eigenlijk bijna driedimensionaal
gaan
Cultuuromgeving versus in vivo
o Tweedimensionale in cultuuromgeving – driedimensionaal in vivo
Cel-cel en cel-matrix interacties verdwijnen in vitro
Cellen zijn beweegelijk
Snelle celdeling ze krijgen het beste medium om te groeien maar ons
lichaam (in vivo) hebben wij deze perfecte omstandigheden niet dus ze gaan
trager groeien
1 of 2 celtypes bllijven over
o Oversimplificatie van het cultuurmedium
Zenuwstelsel en endocriene organen ontbreken
o Cellulair metabolisme is meer constant
o Energiemetabolisme: glycolyse
Minder belangrijke rol van de citroenzuurcyclus
HOOFDSTUK II:CEL EN WEEFSELKWEEKCULTUREN DEFENITIES
ORGAANCULTUUR
Orgaanculturen worden rechtstreeks uit organisme geïsoleerd orgaanculturen gemaakt van:
o Embryonale organen
o Weefselfragmenten
Wordt dan gekweekt op een vloeistof- gas interfase
behoud van 3D weefselstructuur + functie van weefsel